Leesfragment: Gastvrijheid

13 april 2023 , door Peter Venmans
|

Gisteren werd bij SPUI25 de winnaar van de Socratesbeker bekendgemaakt: Peter Venmans met Gastvrijheid! Tijd voor een fragment.

Elke dag zijn we wel iemands gast of gastheer. We reizen naar het buitenland, gaan op bezoek bij vrienden of verwelkomen nieuwe medewerkers in onze organisatie. Gastvrijheid is alomtegenwoordig. Tegelijk beleven we volgens sommigen het einde van de gastvrijheid. Door het massatoerisme en de opkomst van de hospitalityindustrie zou de spontane hartelijkheid van weleer vervangen zijn door commerciële berekening, zakelijkheid en voorgeschreven gedragscodes. En bij het ontvangen van migranten laat de politiek zich niet door generositeit leiden maar door veiligheidsoverwegingen. In dit essay gaat Peter Venmans in op deze vraag en plaatst daarbij gastvrijheid in een breed historisch en filosofisch kader: van Homeros tot Faïza Guène, van christelijke caritas tot Japanse omotenashi, van de Gulden Regel tot het asielrecht.

N.B. Lees op onze site ook een fragment uit Discretie, dat voor de Socratesbeker 2020 genomineerd werd.

 

6
Politieke gastvrijheid

Niemand heeft oorspronkelijk méér recht om op een bepaalde plaats op aarde te zijn dan ieder ander.’
– Immanuel Kant

Sinds het begin van wat men in 2013 de ‘Europese vluchtelingencrisis’ is gaan noemen, en waarbij men zich kan afvragen of de crisis behalve die van de vluchtelingen ook niet de existentiële crisis van Europa zelf is, zien we regelmatig hallucinante beelden verschijnen op het internet. Op een Spaans strand liggen zonaanbidders te genieten van hun vakantie wanneer opeens vanuit zee kleine bootjes opduiken, volgepakt met vluchtelingen. Zodra zij aan land komen, reppen ze zich over het strand, verbaasd nagestaard door de toeristen. Of er is die foto van een Nederlandse toerist op het Griekse eiland Kos, vrolijk fietsend op de promenade, kind achterop, terwijl langs de kant van de weg groepjes vluchtelingen met angst in de ogen zitten te wachten op wat komen gaat, ook vergezeld van een kind, dat echter niet op Kos is om vakantie te vieren.
Of er is de luchtfoto met links van het muurtje toeristen die ontspannen op zonnebedden naast een zwembad liggen en aan de andere kant van het muurtje oververmoeide, wanhopige vluchtelingen, liggend op een paar stukken karton op de grond. Of de foto van een paar jaar later, in volle coronatijd, genomen op een van de Canarische eilanden. Toeristen kijken vanuit hun hotel naar het hotel daarnaast en zien daar geen andere toeristen, zoals ze verwacht hadden, geen soortgenoten, maar Afrikaanse migranten die tijdelijk in het hotel worden opgevangen omdat dat door corona toch leegstond. De hoteleigenaar, door de pandemie tot op de rand van een faillissement gedreven, kreeg geld van de Spaanse overheid voor de noodopvang. Zo slaat men twee vliegen in één klap: er is een tijdelijke oplossing voor de migranten en de hotelinfrastructuur wordt benut. Op die manier vermijdt men ook dat migranten naar het Spaanse vasteland komen waar ze zoveel moeilijker te controleren zijn en veel meer in de weg lopen.
Al deze foto’s en filmpjes werken ontregelend op wie ernaar kijkt, omdat hier twee werelden samenkomen die niet waren voorbestemd om elkaar ooit te ontmoeten: de vrolijke, opgeklopte wereld van het toerisme, van vakantie, plezier en overvloed, en de grauwe wereld van de migranten, van het grootste gevaar, de grootste ellende, de grootste uitzichtloosheid. Luxe tegenover noodsituatie, individuele keuzevrijheid tegenover bittere noodzaak, frivoliteit tegenover overlevingsmodus. Het contrast tussen toeristen en vluchtelingen kan nauwelijks groter zijn, maar wat de twee groepen op een merkwaardige wijze toch met elkaar verbindt, is dat ze beide in een gastvrijheidsrelatie verwikkeld zijn – hoe verschillend die verder ook is. Ze bevinden zich op een plek die niet de hunne is, ze zijn niet thuis. Ze hebben dus met gastheren te maken, of die hen nu graag zien komen of niet.

Toeristen en vluchtelingen

Bekeken vanuit het perspectief van de gasten kunnen we hedonistische gelukszoekers (toeristen) tegenover vitale gelukszoekers (vluchtelingen) plaatsen. Het woord ‘gelukszoeker’ wordt vaak denigrerend gebruikt en uitsluitend ter aanduiding van zogenaamd ‘economische’ migranten, die hun land niet verlaten omdat hun grondrechten er worden geschonden of omdat hun leven er in gevaar is, maar omdat ze in het buitenland meer mogelijkheden zien om welvarend te worden. Maar waarom zouden we toeristen en vluchtelingen ook geen gelukszoekers mogen noemen, als we onder ‘geluk’ verstaan: het leven leiden dat naar ons inzicht het beste is, dat het best past bij hoe we onszelf zien?
Het ‘goede leven’ is de vertaling van het Oudgriekse eudaimonia, een filosofisch ideaal waarbij een geslaagd, waardevol leven het gevolg was van goed denkwerk. Alleen het overdachte leven was het volgens Socrates waard om geleefd te worden. Moderne gelukszoekers, of ze nu toeristen, politieke vluchtelingen of economische migranten zijn, denken natuurlijk niet allemaal op de manier waarop Socrates dat bedoelde, maar ze zijn wel, net als iedereen, op zoek naar het best mogelijke leven voor zichzelf en de hunnen. Wat mensen bindt, is dat zij allemaal naar het geluk streven, vervulling zoeken in hun bestaan, of hun leven naar eigen inzicht zo goed mogelijk willen leiden. Wat hen bindt, is wat in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring the pursuit of happiness genoemd wordt – en dat is volgens diezelfde verklaring een onvervreemdbaar recht, dat altijd dient te worden gerespecteerd.
Natuurlijk zijn er duidelijke verschillen tussen de toeristen en de vluchtelingen die elkaar onverhoeds tegenkwamen op de hierboven beschreven foto’s. Zo kan een toerist zelf kiezen of hij op reis vertrekt en waar hij naartoe gaat. Toerisme maakt deel uit van de vele mogelijkheden die het kapitalisme biedt aan wie er het geld voor heeft. De toerist shopt, niet één ding, maar maakt er een experience van.
Bij de vluchteling is er geen sprake van vrije keuze op de manier waarop dat voor de toerist het geval is. Hij vertrekt niet omdat het kan maar omdat het moet, omdat hij met een uitzichtloze noodsituatie wordt geconfronteerd. De vluchteling neemt vaak grote risico’s, in tegenstelling tot de toerist die misschien wel het avontuur opzoekt maar dan altijd binnen de grenzen van de veiligheid en de verzekerbaarheid. De kick die de toerist ondervindt is in elk geval niet te vergelijken met het gevaar dat de vluchteling loopt.
De definitie van ‘geluk’ is in de twee gevallen wel erg verschillend. Voor de vluchteling gaat het om puur overleven, of beter, hij wil ontsnappen aan een soort bestaan waar alles in het teken staat van het pure overleven, van wat, met Giorgio Agamben, ‘het naakte leven’ wordt genoemd: het leven gereduceerd tot de strijd om het naakte bestaan en dat daarom niet menswaardig meer is. Mens zijn betekent méér zijn dan iemand die overleeft, betekent deelnemen aan het leven van andere mensen, betekenisvolle relaties met hen aangaan – wat voor de vluchteling om begrijpelijke redenen heel erg moeilijk is.
Met de harde strijd om te overleven is de toerist dan weer absoluut niet bezig. Als hij reist, dan niet uit bittere noodzaak maar als iets extra’s, om tijdelijk op een andere, beter manier te leven. Vaak reist de moderne toerist ook om even aan de dagelijkse ratrace te ontsnappen, maar in vergelijking met de situatie van de vluchteling is zijn escapisme frivool te noemen. Wat overigens geen reden is om daar schamper over te doen, want een dosis frivoliteit – puur plezier – hoort nu eenmaal bij het goede leven.
Wat in de twee gevallen eveneens compleet verschilt, is het tijdsperspectief. De toerist weet dat zijn verblijf kort zal zijn. Vakantie komt van het Latijnse werkwoord vacare, dat ‘ledig zijn, vrij zijn, geen verplichtingen hebben’ betekent: het is de lege tijd tussen onze normale bezigheden in, met een duidelijk begin en einde. Dat tijdsperspectief heeft de vluchteling niet. Hij weet wanneer hij moest vertrekken, maar niet hoelang hij in den vreemde zal moeten blijven en of hij ooit nog naar zijn land van herkomst kan terugkeren. En of er in het land waar hij aankomt een toekomst voor hem is, weet hij ook al niet.
Als we beide gastvrijheidsrelaties – die van de toerist en die van de vluchteling – vanuit het perspectief van de gastheer bekijken, dan bestaat daarin óók een levensgroot verschil. In het toerisme is de gastheer een ondernemer die hoopt iets te verdienen en hij heeft er dus baat bij dat er mensen op bezoek komen. Hij nodigt hen misschien niet persoonlijk uit, maar maakt wel publiciteit om hen in groten getale aan te trekken. In veel streken zijn de plaatselijke bewoners economisch afhankelijk van het toerisme; toch is de gastvrijheid er niet altijd even groot, of althans minder groot dan vroeger. Dit komt doordat het massatoerisme nu eenmaal ook voor overlast zorgt en dat het het dagelijkse leven van de autochtonen grondig verstoort. Zeker in steden als Amsterdam, Barcelona of Venetië is dat het geval, met antitoerisme als gevolg. De gastvrijheid neemt af bij een te grote toeloop van bezoekers, zoals Rousseau en Jaucourt al wisten.
Maar in het geval dat toeristen (meestal) nog wél welkom zijn, dan ligt dat toch geheel anders bij vluchtelingen en andere migranten. Onderzoeksjournalist Linda Polman heeft hierover een boek geschreven met de veelbetekenende titel Niemand wil ze hebben, ontleend aan een sarcastische kop in het met de nazi’s gelieerde dagblad Völkischer Beobachter van 13 juli 1938. Alle landen bekritiseerden het wrede beleid van de nazi’s jegens de Joden, maar tijdens een internationale top over wat toen al het ‘Europese vluchtelingenprobleem’ genoemd werd – in het Franse Evian – bleek er geen enkele bereidheid te bestaan om grotere groepen Duitse Joden op te nemen. De harde waarheid is dat vluchtelingen bijna altijd ongewenst zijn. De voorbeelden van een geslaagde Willkommenskultur zijn schaars en kortstondig.
Vanuit West-Europees perspectief bekeken presenteren toerisme en migratie zich ook op een totaal andere manier. In het eerste geval zien we onszelf het liefst als gasten, en graag als welkome gasten. Soms wringt het wel een beetje en voelen we ons niet helemaal op ons gemak wanneer we voor rijke toerist spelen in arme landen, maar meestal gaan we er vanzelfsprekend van uit dat we hartelijk welkom zijn in de landen waar we onze vakantie gaan doorbrengen, al was het alleen maar omdat we cash meebrengen.
In het geval van de vluchtelingen zijn wij als West-Europeanen dan weer de veelal onwillige gastheren. Bij de een is de welwillendheid om ongenode gasten te ontvangen natuurlijk groter dan bij de ander, maar, opnieuw in het algemeen, we voelen ons dan niet erg op ons gemak in onze rol van gastheer. We voelen ons vaak verscheurd tussen enerzijds ons ethisch gevoel dat ‘iets wil doen’ aan het leed van andere mensen en anderzijds ons verlangen naar veiligheid – dat door de komst van vreemden in het gedrang komt. Humanitaire en securitaire motieven strijden met elkaar en bezorgen ons een slecht geweten.
Bij het nader bekijken van de hierboven vermelde foto’s blijkt dat de gastheren ontbreken. Je ziet toeristen die in een vakantieoord te gast zijn en vluchtelingen die zich aandienen om als gast erkend te worden, maar ontmoetingen met plaatselijke bewoners zie je zelden. Het is alsof zowel toeristen als migranten zich in niemandsland bevinden, dus op een plek waar niemand je welkom heet, en waar je geen rekening hoeft te houden met wie er al is. Al is de situatie van de toerist hier natuurlijk toch weer heel anders dan die van de vluchteling.
Een speciaal fenomeen is de voluntourist, een bepaalde combinatie van de twee categorieën: een vrijwilliger die naar een rampgebied reist om daar humanitaire hulp te bieden. Voluntourists nemen de rol van gastheer op zich, hoewel ze zelf te gast zijn in de streek waar ze werken. In het fenomeen van de voluntourist zie je hoe bij gastvrijheidsrelaties de rollen voortdurend wisselen. Je kunt ook denken aan hotelgasten die, onverwacht geconfronteerd met de komst van migranten, zelf een helpende hand toesteken en van gasten gastheer worden.

[…]

 

© 2022 Peter Venmans

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum