Leesfragment: Doodsoorzaken

17 oktober 2023 , door Ingeborg Bachmann
|

17 oktober verschijnt Ingeborg Bachmanns baanbrekende romancyclus Doodsoorzaken. Malina, Het geval Franza, Requiem voor Fanny Goldmann, Frankfurter Buchmesse (Todesarten: Malina und unvollendete Romane), vertaald door Paul Beers, met een nawoord van Ingeborg Dusar. Lees de eerste pagina’s van Malina en Het geval Franza, en koop dat boek!

Doodsoorzaken van Ingeborg Bachmann bestaat uit drie romans, die hier voor het eerst in één band zijn verzameld, en is een van de hoogtepunten van de naoorlogse Europese literatuur. Malina en de twee onvoltooide romans Het geval Franza en Requiem voor Fanny Goldmann vormen een hechte cyclus waarin op meesterlijke wijze de confrontatie wordt aangegaan met de ziektes die alle menselijke relaties teisteren.Malina, de enige voltooide roman van Bachmann, is een bezwering, een bekentenis, een passie, maar bovenal een portret van een onmogelijke liefdesdriehoek. Via onder meer droombeschrijvingen en dialogen verschijnt een inktzwart maar onontkoombaar beeld van een wereld waaruit geen ontsnappen mogelijk is. In Het geval Franza reizen een broer en een zus vanuit het fictieve dorp Galicien naar Egypte. Ondanks het verlangen zich los te maken van een ondraaglijke echtgenoot leidt de reis naar een even tragisch als onafwendbaar einde. In Requiem voor Fanny Goldmann is het voor Fanny, een Weense actrice, onmogelijk om aan haar geschiedenis te ontsnappen. Bedrog volgt op ontrouw, en het onvermijdelijke verraad komt wanneer ze wordt geportretteerd in een roman, waarmee de mogelijkheid van een eigen toekomst wordt afgesneden. 

Ingeborg Bachmann werd in 1926 in Klagenfurt, Oostenrijk, geboren. Ze schreef twee dichtbundels, die in 1953 en 1956 haar roem vestigden. In 1961 verscheen haar verhalenbundel Het dertigste jaar, waarna het lange tijd stil bleef tot in 1971 de befaamde roman Malina verscheen. Deze werd kort daarop in 1972 gevolgd door haar tweede verhalenbundel Simultaan. In 1973 stierf zij in Rome aan de gevolgen van een brandongeval. In 2021 verschenen haar Verzamelde verhalen bij Koppernik.

  • ‘De intelligentste en belangrijkste vrouwelijke auteur die ons land deze eeuw heeft voortgebracht.’ Thomas Bernhard


 

Het geval Franza
onvoltooide roman

Voorwoord
Ontwerp

Dames en heren,
ik ga u een paar stukken uit een roman voorlezen [. . . ]. Omdat u telkens slechts een fragment te horen krijgt, zou ik u eigenlijk een inhoudsopgave moeten geven, maar weet wel dat het tegenwoordig moeilijk is een inhoudsopgave van een boek te maken.
De inhoud dus, die niet de inhoud is, ziet er als volgt uit: een jonge man, assistent aan een Weens instituut, geoloog, die alsnog van richting verandert, de tijdperken opgeeft ten gunste van het eigen tijdperk en historicus wordt, een man van achtentwintig jaar, woonachtig in Wenen en afkomstig uit Karinthië, ontmoet vóór een reis, waartoe hij in staat wordt gesteld door een hem bij vergissing toegekend stipendium, zijn zuster die zwaar ziek uit een kliniek in Baden bij Wenen is verdwenen. Deze oudere zuster nu, haar sterven, staat centraal in dit boek, en de begeleiding door haar broer die aan het eind vrij wordt van alle bindingen.
Maar het boek is niet alleen een reis door een ziekte. Onder doodsoorzaken vallen ook misdaden. Dit is een boek over een misdaad.
Ik heb me vaak afgevraagd, en u waarschijnlijk ook, waar het virus misdaad is gebleven – het kan toch niet twintig jaar geleden [na 1945] plotseling uit onze wereld verdwenen zijn, alleen maar omdat moord hier niet meer aangeprezen, verlangd, met medailles beloond en aangemoedigd wordt. De slachtingen zijn weliswaar voorbij, maar de moordenaars zijn nog onder ons, vaak bezworen en soms herkend, sommigen, niet allen, in processen veroordeeld. Het bestaan van deze moordenaars is tot ons allen doorgedrongen, niet als gevolg van min of meer beschaamde verslaggeving, maar juist ook door de literatuur.
Nu heeft dit boek daar maar weinig, heel weinig mee te maken. Het probeert iets aan het licht te brengen, iets op te zoeken dat niet uit de wereld is verdwenen. Want het is momenteel alleen maar oneindig veel moeilijker om misdaden te begaan, en daarom zijn deze misdaden zo verfijnd dat we ze nauwelijks kunnen waarnemen en begrijpen, hoewel ze dagelijks in onze omgeving, in onze buurt worden bedreven. Ja, ik beweer, en zal alleen proberen een eerste bewijs te leveren, dat ook nu nog zeer velen niet sterven, maar vermoord worden. Want niets is – zo niet geweldiger, dat misschien, maar in elk geval monsterlijker dan de mens, als ik u aan een les op school mag herinneren. Bij de misdaden die geest vereisen, die onze geest raken en minder onze zintuigen, die ons dus het diepst beroeren – daar vloeit geen bloed, en het moorden vindt plaats binnen de grenzen van het geoorloofde en de zeden, binnen een maatschappij waarvan de zwakke zenuwen sidderen voor de bestialiteiten. Maar de misdaden zijn daarom niet minder geworden, ze vragen alleen een groter raffinement, een andere graad van intelligentie, en ze zijn verschrikkelijk.
De schouwplaatsen zijn Wenen, het dorp Galicien, Karinthië, en de woestijn, de Arabische, Libische en Soedanese woestijn. De werkelijke schouwplaatsen, de innerlijke, moeizaam door de uiterlijke bedekt, bevinden zich ergens anders. Eerst in het denken dat tot de misdaad leidt, en dan in het denken dat tot de dood leidt. Want het is het innerlijk waar alle drama’s plaatsvinden, krachtens de dimensie die wij of gefingeerde personen aan dit lijden en doen lijden kunnen geven. Het is niet waar dat wij in een tijd zonder drama’s leven, deze bewering is even onhoudbaar als elke andere, ook de mijne misschien, dat die drama’s er zijn. Maar ik ben bang – aangezien ik hier voor mijn boek moet opkomen en voor dit boek moet vrezen – dat de andere bewering en de andere theorieën onwaar zijn.

eerste hoofdstuk
Terugkeer naar Galicien

De professor, het Fossiel, had Franza te gronde gericht. Tot dit vermoeden was Martin al gekomen voordat hij over het minste bewijs beschikte, en op weg naar Wenen, toen de trein bij Bruck an der Mur weghobbelde, richting Mürzzuschlag, en nog voor de Semmeringtunnel, die hem eens als de langste ter wereld was voorgekomen, dacht hij het bericht van zijn zuster begrepen te hebben, als je het een bericht kon noemen, en hij de Champollion moest zijn, die voor het eerst klaarheid bracht in een schrift waarmee hij zich liever wilde bezighouden. Vóór de tunnel, voordat hij moest ophouden met het bestuderen van de koningscartouches enerzijds (‘Klein woordenboek van de Egyptologie’) en een telegram van de Oostenrijkse posterijen anderzijds, had hij zekerheid. Hij stopte Franza’s drie vellen lange telegram in de zak van zijn jasje en bereidde zich voor op de tunnel, want één ding was hetzelfde gebleven, dat de spoorwegen bij hun dagtreinen nog steeds zuinig waren met stroom, de blauwe lamp was wel aan, maar van licht was geen sprake in de coupé, waar hij dacht: typisch Franza, en natuurlijk een telegram, een brief had ze niet kunnen schrijven, en minstens een paar jaar was het ook zonder hem gegaan, nee, al tien jaar, om precies te zijn, sinds ze het Fossiel, door welk raadsbesluit eigenlijk? sinds ze heel anders was dan vroeger en uit zijn leven verdwenen, verdwenen niet alleen zoals nu uit Baden bij Wenen, in de eigenlijke zin van verdwijnen, maar ontsnapt zoals uit Galicien, zo was ze hem ook in Wenen ontsnapt en had hem ontweken, sinds ze... Wie was ze geworden, zij, die, hij dacht alleen nog aan iemand die niet meer zij was en niet meer die. En: typisch Franza, zei hij bij zichzelf, hoewel ze hem vast maar een paar telegrammen had gestuurd, misschien was het zelfs pas het tweede of derde in tien jaar, maar typisch moest het zijn, zo wilde hij het in het donker waarin de sigaret hem niet meer smaakte, en hij drukte haar uit, typisch, in de asbak die klemde.

Als een trein door de Semmeringtunnel rijdt, als er sprake van is dat hij naar Wenen rijdt, dat iets genoemd wordt, een stad die zo heet, en een plaats die Galicien heet, als er sprake is van een jonge man die zich zou moeten kunnen legitimeren als een zekere Martin Ranner, maar evengoed Gasparin zou kunnen heten en wie weet nog wel heel anders – als dus... En omdat bewezen kan worden dat Wenen bestaat, maar men het niet met een woord kan aanraken, omdat Wenen hier op papier staat en de stad Wenen altijd ergens anders, namelijk 48° 14’ 54’’ noorderbreedte en 16° 21’ 42’’ oosterlengte, en Wenen hier dus geen Wenen kan zijn, omdat hier alleen maar woorden staan die zinspelen en aandringen op iets dat er is en op iets anders dat er niet is, zelfs deze bepaalde trein niet die door de genoemde tunnel rijdt, en de jonge man niet die in de trein door de tunnel rijdt – wat is er dan wel? Hoewel het spoorboekje zou toegeven dat hier (waar hier?) elke dag treinen door de tunnel rijden en ook ’s nachts, zou dat voor deze hier, op het papier, niet opgaan: dan kan er dus geen trein rijden en kan er niemand in zitten, dan kan het geheel niet bestaan en ook niet: hij dacht, las, rookte, keek, zag, liep, stopte een telegram in zijn zak, later: hij zegt – dan kan toch niemand iets zeggen als alles tezamen niet bestaat. Alleen de woorden rollen als rolstenen, alleen het papier wordt met geritsel omgeslagen, verder gebeurt er niets, niets wendt zich, niemand keert zich en zegt iets. Wie zal dus iets zeggen en wat zal zich uit woorden laten samenstellen – alles wat er bijna is en veel wat er niet is. Maar het papier wil door de tunnel, en voordat het de tunnel inrijdt (maar het is er al in!), is het nog niet bedekt met woorden, en als het eruit komt is het bedekt, genummerd en ingedeeld, de woorden formeren zich, en meegebracht uit het duister van de tunnel (bij alleen de blauwe lamp) rollen de inbeeldingen en uitbeeldingen, de waandenkbeelden en waardenkbeelden aan het licht, rollen uit een hoofd, stromen uit een mond die over ze spreekt en betrouwbare beweringen doet vanwege de tunnel in het hoofd, maar ook deze tunnel is er niet, is maar een beeld, van tijd tot tijd onder een bepaald schedeldak, waarvan het weinig zin zou hebben het op te lichten, want ook daar zou niets zijn, geen van beide tunnels.
Wat moet dat dus? En een uitweiding, terwijl een trein door de Semmeringtunnel rijdt, zou ermee moeten eindigen dat het bij de trein, maar evengoed bij al het andere, om een vergissing gaat, en nu kan de trein wat ons betreft rijden, doordat er over hem geschreven en gesproken wordt, hij gaat nu rijden, omdat er op hem gerekend wordt. Want de feiten die de wereld uitmaken – ze hebben het niet-feitelijke nodig om van daaruit herkend te worden.
Ook de Semmeringtunnel heeft een einde en had er al eens een gehad. Hij was toen achttien en zij drieëntwintig, ze stond al op het punt af te haken, ze scheen te zijn flauwgevallen in de anatomiezaal, of een soortgelijk romantische geschiedenis had haar in de armen van het Fossiel gedreven, en de Semmering, die nog bijna helemaal besneeuwd was tot vlak langs de rails, kleefde zich nietszeggend, al te bekend vast aan zijn ogen, maar wel had hij zijn treinkaartje zoekgemaakt toen de conducteur langskwam, die hij het telegram toestak, waarna hij het werktuiglijk met een verontschuldiging terugstopte, hij voelde in al zijn zakken en zocht tweemaal in zijn portefeuille tussen papieren en bankbiljetten, allemaal vanwege Franza, en vond ten slotte het vervloekte kaartje. Allemaal vanwege dat telegram, stop en stop en stop, dacht ze soms dat hij niet zonder verkeersborden kon lezen, en hij raadde en giste en beeldde zich weer een andere zekerheid in, de hoeveelste al? opgehouden door die stops. Ten slotte stond er één woord: Franza. Dus was ze waarschijnlijk verstandig geworden, want de laatste keer was het beslist nog: Je Franziska. Of: Je oude Franziska. Dat had ze er nu van, hij had zo’n slecht humeur omdat hij nu pas bedacht dat hij had kunnen doen alsof hij dat telegram helemaal niet had ontvangen, en later, onderweg, dan een ansichtkaart, het liefst uit Alexandrië, daar maakte hij zich een bijzondere voorstelling van, Alexandrië, waarom moest hij dat telegram in godsnaam nog gekregen hebben. Als iets niet in zijn plannen, in zijn precies ingedeelde tijd had gepast, dan was het wel dit telegram. En hij spoorde naar Wenen, nadat hij zo minutieus voorbereid uit Wenen was afgereisd, hij had de huur vooruitbetaald, handen geschud, de zaken op het instituut geregeld, en nu reisde hij weer terug, terwijl het vertrek al had plaatsgehad. Wiener Neustadt in zijn splinternieuwe lelijkheid, eindelijk Baden, dan opnieuw Wenen, Südbahnhof. Het zuidelijk spoor. Dat was het spoor dat altijd het hunne zou zijn, het spoor van hem en Franza, je komt maar over één spoor het leven binnen en gaat over één spoor terug, ze hadden altijd alleen maar het zuidelijk spoor echt gekend, daarnaast waren alle andere spoorlijnen ter wereld tweederangs, ze hadden ze nooit meer in hun hoofd kunnen krijgen.

[…]

 

Malina Derde druk 2023 Eerste druk Manteau, Amsterdam 1985, tweede druk Van Gennep, Amsterdam 2014 Oorspronkelijke titel Malina Copyright © Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main, 1971 All rights reserved by and controlled through Suhrkamp Verlag ag Berlin Copyright vertaling © 1985, 2014, 2023 Paul Beers Het geval Franza en Requiem fu¨r Fanny Goldmann Tweede druk 2023 Eerste druk Amber, Amsterdam 1986 Oorspronkelijke titel: Der Fall Franza en Requiem fu¨r Fanny Goldmann Copyright © 2004 by Piper Verlag GmbH, Mu¨nchen/Berlin Copyright vertaling © 1986, 2023 Paul Beers Copyright nawoord © 2023 Ingeborg Dusar

pro-mbooks1 : athenaeum