Leesfragment: De Lincoln Highway

13 januari 2023 , door Amor Towles
|

17 januari verschijnt de nieuwe roman van Amor Towles, De Lincoln Highway (The Lincoln Highway), vertaald door Theo Schoemaker. Lees bij ons een fragment!

De zomer van 1954: na anderhalf jaar in de jeugdinrichting Salina te hebben vastgezeten, keert de achttienjarige Emmett Watson terug naar zijn ouderlijk huis in Nebraska. Het enige wat daar nog op hem wacht is zijn kleine broertje Billy. Emmetts moeder verliet het gezin toen hij nog kind was, zijn vader is onlangs overleden en de familieboerderij is door de bank in beslag genomen. Emmett wil met zijn broertje opnieuw beginnen, op een plek ver van huis. Samen met Billy is hij van plan de Lincoln Highway te volgen naar San Francisco, een route die hun moeder volgens een stapel mysterieuze ansichtkaarten jaren eerder heeft afgelegd. De roadtrip neemt een wending als Duchess en Woolly, twee vrienden uit Salina, plotseling opduiken. Die hebben namelijk een heel ander plan voor de toekomst van Emmett bedacht, een plan dat hen allemaal op een noodlottige reis in de tegenovergestelde richting van de Lincoln Highway zal sturen: New York.

Towles neemt je mee op een roadtrip door de Verenigde Staten van de jaren vijftig: een ware odyssee met allerlei obstakels en kleurrijke personages. Bijna terloops worden grote thema's als schuld en boete, vriendschap en verraad aangeroerd.

 

Kaart. Uit: Amor Towles, De Lincoln Highway

 

Tien

Emmett

12 juni 1954 – De autorit van Salina naar Morgen duurde drie uur en Emmett had het grootste gedeelte daarvan geen woord gezegd. Tijdens ongeveer de eerste honderd kilometer had directeur Williams nog een poging gedaan een vriendelijk gesprek aan te knopen. Hij had een paar verhalen over zijn jeugd in het Oosten verteld en enkele vragen gesteld over die van Emmett op de boerderij. Maar dit was de laatste keer dat ze samen zouden zijn en het leek Emmett weinig zinvol om daar nu allemaal op in te gaan. Dus toen ze de grens van Kansas naar Nebraska overstaken en de directeur de radio aanzette, ging Emmett uit het raam naar de prairie zitten staren en hield hij zijn gedachten voor zich.
Toen ze acht kilometer ten zuiden van het stadje waren, wees Emmett door de voorruit.
– Neem de eerste weg rechts. Het is het witte huis, na zo’n zes kilometer.
De directeur ging langzamer rijden en nam de afslag. Ze reden langs het huis van McKuster en daarna dat van de Andersens, met de twee bijpassende grote rode schuren. Na een paar minuten konden ze op zo’n dertig meter van de weg Emmetts huis zien staan, naast een groepje eiken.
Volgens Emmett leek het alsof alle huizen in dit deel van het land uit de lucht waren komen vallen. Alleen leek het huis van de Watsons een hardere landing te hebben gemaakt. De daklijn was aan weerszijden van de schoorsteen doorgezakt en de raamkozijnen helden een beetje, waardoor de ene helft van de ramen niet goed openging en de andere helft niet goed dicht. Nog even en ze konden zien dat de verf van de planken was afgebladderd. Maar toen ze nog dertig meter van de oprit waren, stopte de directeur aan de kant van de weg.
– Emmett, zei hij, met zijn handen aan het stuur, voor we daarheen rijden wil ik je iets zeggen.
Dat directeur Williams iets wilde zeggen kwam niet als een verrassing. Toen Emmett aankwam in Salina was de toenmalige directeur een boerenpummel uit Indiana die Ackerly heette, en die niet geneigd was zijn goede raad in woorden te gieten als dat makkelijker met een stok kon. Maar directeur Williams was een moderne man met goede bedoelingen, die gestudeerd had en een ingelijste foto van Franklin D. Roosevelt achter zijn bureau had hangen. Hij had opvattingen die hij uit boeken en ervaring had vergaard, en beschikte over een royale woordenschat om ze in goede raad om te zetten.
– Voor sommige jongemannen die naar Salina komen, zo begon hij, zijn de gebeurtenissen die ertoe hebben geleid dat ze onder ons toezicht terechtkwamen slechts het begin van een lange reis door een leven vol problemen. Het zijn jongens die als kind nooit veel besef van goed of fout is bijgebracht en die weinig reden zien om dat alsnog te leren. Wat voor normen of ambities we hun ook proberen in te prenten: die zullen naar alle waarschijnlijkheid aan de kant worden gezet zodra ze uit ons zicht verdwijnen. Treurig genoeg is het voor die jongens slechts een kwestie van tijd voordat ze terechtkomen in het tuchthuis in Topeka, of erger.
Hij keek Emmett aan.
– Wat ik wil zeggen, Emmett, is dat jij niet een van hen bent. We hebben elkaar niet lang meegemaakt, maar uit mijn ervaring met jou weet ik dat de dood van die jongen zwaar op je geweten drukt. Niemand denkt dat wat er die nacht plaatsvond kwade opzet was, of dat het jouw persoonlijkheid weerspiegelde. Het was een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Maar als beschaafde samenleving verlangen wij dat zelfs zij die onbedoeld de hand hadden in andermans ongeluk, daarvoor op een of andere manier moeten boeten. Uiteraard dient zo’n straf deels als genoegdoening voor hen die de klap van het ongeluk moesten verduren – zoals de familie van die jongen. Maar we willen ook dat de straf ten gunste werkt voor de jongeman die slechts een radertje in de catastrofe was. Zodat hij, door de gelegenheid te hebben om boete te doen, ook iets van soelaas kan vinden, een besef van genoegdoening, en zodoende met het proces van herbronning kan beginnen. Begrijp je me, Emmett?
– Ja, meneer.
– Fijn dat te horen. Ik weet dat je nu voor je broer moet zorgen en de nabije toekomst lijkt misschien moeilijk, maar je bent een pientere knaap en je hebt je hele leven nog voor je. Je hebt je boete volledig voldaan en ik hoop maar dat je van je vrijheid het beste zult maken.
– Dat ben ik zeker van plan, meneer de directeur.
En op dat moment meende Emmett dat ook. Omdat hij het eens was met het meeste wat de directeur had gezegd. Hij besefte wel degelijk dat hij zijn hele leven voor zich had en ook dat hij voor zijn broer moest zorgen. Hij wist ook dat hij eerder een radertje in de ramp was geweest dan de aanstichter ervan. Maar hij vond niet dat hij zijn boete volledig had voldaan. Want ook al had het toeval nog zo’n grote rol gespeeld: als door jouw toedoen iemand anders’ tijd op aarde wordt bekort, dan zul je de hele rest van je leven de Almachtige moeten bewijzen dat je zijn genade waard bent.
De directeur startte de auto weer en draaide de oprit naar het huis van de Watsons op. Op de open plek voor de veranda stonden twee auto’s, een sedan en een pick-uptruck. Hij parkeerde naast de pick-up. Toen Emmett en hij uitstapten kwam er een lange man met een cowboyhoed in zijn hand naar buiten lopen, tot voor de veranda.
– Dag Emmett.
– Dag meneer Ransom.
De directeur stak zijn hand naar de boer uit.
– Ik ben directeur Williams. Wat attent van u om ons hier op te vangen.
– Geen probleem, meneer de directeur.
– Ik neem aan dat u Emmett al heel lang kent.
– Sinds zijn geboorte.
De directeur legde een hand op Emmetts schouder.
– Dan hoef ik u niet uit te leggen wat een voortreffelijke jongeman hij is. Ik zei hem net in de auto nog dat hij de samenleving zijn boete heeft betaald en zijn hele leven nu voor hem ligt.
– Zeker weten, beaamde meneer Ransom.
Er viel een stilte tussen de drie mannen.
De directeur woonde inmiddels bijna een jaar in het Middenwesten en wist dat als je voor de veranda van iemands boerderij stond, je op dit moment van een gesprek waarschijnlijk naar binnen werd gevraagd en iets fris te drinken kreeg aangeboden, en dat als je daartoe werd uitgenodigd je zoiets moest accepteren omdat het onbeschoft overkwam als je zou weigeren, zelfs al heb je nog een rit van drie uur voor de boeg. Maar Emmett noch meneer Ransom maakte enige aanstalten om de directeur naar binnen te noden.
– Goed dan, zei hij na enige tijd, dan ga ik maar weer eens.
Emmett en meneer Ransom bedankten de directeur nog een laatste keer, gaven hem een hand en bleven staan kijken toen hij in zijn auto stapte en wegreed. Toen hij nog geen halve kilometer de weg af was knikte Emmett naar de sedan.
– Van meneer Obermeyer?
– Hij zit in de keuken te wachten.
– En Billy?
– Ik heb Sally gezegd dat ze hem wat later moet brengen, zodat jij en Tom jullie zaken kunnen regelen.
Emmett knikte.
– Klaar om naar binnen te gaan? vroeg meneer Ransom.
– Hoe eerder hoe beter, zei Emmett.

Ze troffen Tom Obermeyer op een stoel aan de kleine keukentafel. Hij droeg een wit overhemd met korte mouwen en een das. Als hij ook een colbertje had moest hij dat in zijn auto hebben gelaten want het hing niet aan de stoel.
Toen Emmett en meneer Ransom de keuken binnenkwamen leken ze de bankier te verrassen, want hij schoof abrupt zijn stoel naar achteren, stond op en stak zijn hand uit, allemaal in één enkele beweging.
– Kijk eens aan, Emmett. Goed je te zien.
Emmett schudde zonder antwoord te geven de bankier de hand.
Hij keek even rond en zag dat de vloer geveegd was, het aanrecht opgeruimd, de gootsteen leeg en de keukenkastjes dicht. Hij kon zich niet herinneren dat de keuken ooit zo netjes was geweest.
– Laten we gaan zitten, zei meneer Obermeyer, met een gebaar naar de tafel.
Emmett nam plaats tegenover de bankier. Meneer Ransom bleef staan en leunde met zijn schouder tegen de deurpost. Op tafel lag een dikke bruine map met papieren. Hij lag buiten handbereik van de bankier, alsof iemand anders hem daar had achtergelaten. Meneer Obermeyer schraapte zijn keel.
– Allereerst, Emmett, wil ik je zeggen hoe erg ik het vind van je vader. Hij was een goed mens en te jong om door ziekte te overlijden.
– Dank u.
– Ik neem aan dat je, toen je voor de begrafenis kwam, de gelegenheid hebt gehad om met Walter Eberstadt over je vaders nalatenschap te praten.
– Klopt, zei Emmett.
De bankier gaf bij wijze van instemming een vriendelijk knikje.
– Dan vermoed ik dat Walter je heeft uitgelegd dat je vader drie jaar geleden een nieuwe lening heeft afgesloten, boven op de oude hypotheek. Hij zei destijds dat die bedoeld was om zijn werktuigen te vernieuwen. Ik vermoed dat in werkelijkheid een flink deel van die lening naar de aflossing van enkele oudere schulden is gegaan, want het enige nieuwe materieel voor de boerderij dat we konden vinden was de John Deere-tractor in de schuur. Maar ik neem aan dat dat niet ter zake doet.
Emmett en meneer Ransom leken ermee in te stemmen dat dat niet ter zake deed, want geen van beiden nam de moeite om te reageren. De bankier schraapte wederom zijn keel.

 

© 2021 Amor Towles
© 2022 Nederlandse vertaling Theo Schoemaker en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum