Om naar uit te kijken! 25 januari verschijnt de nieuwe roman van Peter Middendorp, de parallelroman van Jij bent van mij: De kant van Ada. Lees bij ons vast een fragment en reserveer je exemplaar voor het nieuwe jaar.
‘Alsof het gister is gebeurd, zo scherp. Dertien jaar had ik niet geweten dat ik het wist, maar toen ik de politie zag, wist ik ineens dat ik het al die tijd had geweten.’ Zo, na dertien jaar zwijgen, verbreekt Ada Storkema de stilte. Waar Peter Middendorp in de meesterlijke roman Jij bent van mij haar echtgenoot, de dader, laat vertellen, geeft hij nu het woord aan haar. Sinds de fatale gebeurtenis wordt Ada verteerd door de vraag of ze medeschuldig is aan het feit dat haar man een verkrachter is, een moordenaar. Had ze het kunnen voorkomen? ‘Als ik hem gegeven had wat hij wilde, als ik hem had gegeven wat hij nodig had…’ Of is zij evengoed slachtoffer? Had ze haar zwijgen eerder moeten doorbreken? Maar hoe leef je verder wanneer zoiets uitkomt? Via confronterende vragen vertelt Ada nu voorzichtig haar verhaal, van de arrestatie van haar man Tille tot de dag van vandaag – want Tille komt binnenkort vrij...
Mensen praten wat af Je ziet haast geen mond die dicht is Ze hebben van alles te bespreken
De stemmen dringen door tot in mijn eigen huis, mijn keuken, woonkamer In de badkamer hoor je ze soms ook Op de lange termijn, als je langer naar de stemmen luistert, hoor je dat het eigenlijk maar één geluid is. Eén wolk, één geheel
En dan denk ik weleens: waarom mag mijn stem daar niet bij? Zou het koor daar nou echt anders van gaan klinken? Dat merkt toch niemand Ik zing toch niet vals Ik praat toch niet hard
Ik weet nog dat we het over mijn moeder hadden toen de politie kwam
Een donkere auto met de lampen uit, die langzaam, bijna zonder geluid, over het grind en de stenen van de oprit reed, tot vlak voor de deur
Ze komen je altijd op zondagavond uit huis halen, als het donker is, en iedereen voor de tv zit. Dan merkt niemand het, dan raakt het hele dorp niet meteen in rep en roer. Behalve als je gevaarlijk bent. Dan halen ze je ’s ochtends vroeg uit bed. Dan bellen ze ook niet aan
Het gebeurde niet zo vaak meer De kinderen werden al groot Maar we zaten met zijn allen bij elkaar Suze, Friso, Tille, ik Een huis, een gezin, zondagavond, koffietijd
Een mooie avond, zoals een zieke vlak voor de dood vaak ook nog een opleving heeft
Natuurlijk hebben jullie twee oma’s, zei ik. Ik heb toch ook gewoon een moeder gehad? Ik lachte Ik geen moeder… Hoe kwamen ze erbij? Iedereen heeft toch een moeder?
Wat dachten jullie dan? Dat ik uit een bloemkool kom, dat de ooievaar me heeft gebracht?
Ja, maar mama – waarom weten we dan niks van jouw moeder? Suze, Suzelein, bijna zestien, zo jong nog, zo mooi
Je hebt nog nooit iets over haar verteld, zei ze. We hebben zelfs nog nooit een foto van haar gezien. Heb je eigenlijk wel een foto van haar?
Ach, Suze. Dat is toch ook allemaal al zo lang geleden, ze leeft al zo lang niet meer. Soms is het beter om de doden te laten rusten
Kom op, mama. Niet zo flauw doen
Friso, veertien, stinkend naar zweet en die vieze zoete rook van hem. Ik zeg: Rook toch eens gewoon normale sigaretten. Zal ik de volgende keer gewone sigaretten voor je meenemen?
Toe, zei hij. Laat even zien, die foto. Nu zijn we nieuwsgierig
Ik zette de koffie op tafel, Senseo was dat nog, ik deed er twee padjes tegelijk in, anders vonden ze het niet te drinken, toen er werd aangebeld
Dus ik loop naar de hal, een beetje verrast, want het was zondagavond, koffietijd, we kregen anders nooit bezoekEn ik zie daar ineens, als ik de deur opendoe, de politie staan
Het is lang geleden, maar sommige dingen zie ik nog heel scherp voor meAlsof het gisteren is gebeurdAlsof ik nu nog steeds een beetje verrast de hal in loop, de deur opendoe en de politie zie staan
Ik slaakte een kreet Zo zeg je dat, ik slaakte een kreet Maar ik gilde. Ik gilde het hart uit mijn lijf, zo gilde ik Opeens zag ik wat er was gebeurd Dertien jaar had ik niet geweten dat ik het wist Maar toen ik de politie zag, begreep ik plotseling dat ik het al die tijd had geweten Ik wist het, besefte ik Ik wist het al voordat Rosalinde was gevonden Het arme kind was nog niet koud. Of wel. Juist wel. Ja, juist koud. IJskoud. Nog kouder bestaat niet Ik gilde, ik slaakte een kreet, ik had het al die jaren geweten En al dat weten, van al die jaren, donderde in één klap in me neer
[…]
Copyright © 2024 Peter Middendorp