Leesfragment: Bij Lev Tolstois Anna Karenina

06 juni 2023
| |

In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. Zoals de grote Russen van weleer. Lees vandaag Hans Bolands nawoord bij zijn vertaling van Anna Karenina!

Anna Karenina is volgens Vladimir Nabokov de beste roman ooit, volgens Anna Achmatova een misogyn product van een misogyne auteur. De discussie over de ‘bedoeling’ van de roman is nooit verstomd: schreef Tolstoi een aanklacht tegen een vrouwonvriendelijke samenleving of vertolkte hij het orthodox-christelijke standpunt dat de vrouw op de wereld is om man en kinderen te dienen?
De ‘oplossing’ die de roman biedt is, zoals het goede literatuur betaamt, een exposé van beide opinies met alle grijsschaakeringen tussen de twee uitersten. Anna is in de eerste plaats een opvallende, mooie, intelligente, lieve vrouw die haar leven onder haar eigen ogen ziet desintegreren vanaf het moment dat zij verliefd wordt op een man die volgens de wet de hare niet is.

Dat Anna Karenina moeiteloos ‘de beste roman ooit’ kan worden genoemd is te danken aan de razendknappe structuur waarin de verschillende verhaallijnen zijn verweven, aan Tolstoi’s messcherpe observaties van de binnenen buitenkant van mensen en dingen, en aan de thematische rijkdom, die de roman boven de tijd uittilt en lezing ervan tot een gebeurtenis maakt die niemand zou mogen missen.

N.B. Lees op onze site ook de eerste drie hoofdstukken uit de roman. En Anna Moerbeek over Oorlog en vrede.

 

Lev Nikolajevitsj Tolstoi, telg van een oud en zeer voornaam geslacht, werd op 28 augustus 1828 geboren, nog geen drie jaar na de roemruchte ‘Decemberopstand’. Hij had een roman willen schrijven over die gebeurtenis; een van de aanvoerders van de opstandelingen was een achterneef van zijn moeder. In plaats daarvan schreef hij een geschiedenis van de oorlog met Napoleon, Oorlog en vrede; hierin gaf hij familie van moedersen van vaderszijde een belangrijke rol. Dankzij zijn neven en nichten aan het hof en in de regering hoefde hij nooit te vrezen dat hij, zoals Dostojevski, in Siberië zou belanden, al was hij op zijn oude dag de gemeenste luis in de pels van het gezag.
Zijn wieg stond op het prachtige landgoed van zijn moeder, Jásnaja Poljána (het Lichte Laar), dat hij zou erven en waar hij het grootste deel van zijn leven zou wonen, tot enkele dagen voor zijn dood. In 1867 kreeg het nabijgelegen Toela een spoorverbinding met Moskou, die een jaar later werd doorgetrokken naar Koersk en die een grote rol speelt in Anna Karenina.
Zijn moeder baarde in het achtste jaar van haar huwelijk na vier jongens – Lev was de laatste – een meisje en overleed vijf maanden later. Dat Lev geen enkele herinnering aan haar bewaarde zou hem zijn hele leven verdriet doen. Na de dood van hun vader in 1837 werden de kinderen door tantes opgevoed, eerst in Moskou en toen in Kazan. Daar volgde Lev enige tijd met weinig animo college in verschillende studierichtingen. Hij werd seksueel ingewijd door een hoer in een klooster; de sessie was door zijn broers georganiseerd. Eenmaal met syfilis in het ziekenhuis beland begon hij voor het eerst aan een dagboek. Zijn leven lang zou hij vergeefs blijven worstelen met zijn vleselijke lusten.
Vooreerst vulde hij zijn dagen met drank, gokken en seks. Hij ging naar de Kaukasus om avonturen te beleven en vocht in de Krimoorlog (1853-1856), waarvan de wreedheid en de zinloosheid de beginfase markeerden van zijn ontwikkeling tot prediker van de radicale geweldloosheid die ook Gandhi inspireerde. Uit 1859 dateren Tolstois eerste pogingen om de kinderen van zijn lijfeigenen te leren lezen; zijn schooltje zou wereldwijd faam verwerven. Hij maakte twee Europese reizen; in Parijs sloeg hij een executie met de guillotine gade, in Londen woonde hij een voordracht van Dickens bij, in Brussel maakte hij kennis met Joseph Proudhon, die de slogan ‘eigendom is diefstal’ muntte en La Guerre et la Paix schreef.
In 1861 werd de lijfeigenschap afgeschaft, en een jaar later trouwde Tolstoi in een opwelling met de achttienjarige Sofja Behrs. Zij schonk hem dertien kinderen, van wie hij er vijf overleefde. Het zou een van de meest scandaleuze en becommentarieerde huwelijken van de eeuw worden. Sofja was behept met een satanische jaloezie: op de frisse boerenmeisjes uit de omgeving, op de dweepzieke discipelen van haar ‘Ljóvotsjka’, op de ongewassen pelgrims die over de vloer kwamen, op de kinderen die de kant van de vader kozen, en op zijn roem. De wereld lag aan zijn voeten, terwijl zij tussen het baren en zogen door een reusachtig huishouden moest managen, gastvrouw moest spelen voor Jan en alleman, optrad als secretaresse en boekhoudster en last but not least door de jaren heen tienduizenden pagina’s voor hem kopieerde. Hij stelde daar niet veel meer tegenover dan zijn onverkorte egoïsme, onderwijl de heiland uithangend en steeds gekker wordend, met zijn niet erg geloofwaardige verzaking van aardse zaken.
Behalve met zijn literaire werk werd Tolstoi wereldberoemd als activist voor onderdrukte sektariërs en als organisator van voedselbanken voor de tienduizenden slachtoffers van de hongersnood van 1891. Hij hield op met roken, drinken, spelen, jagen en vlees eten – maar niet met neuken – en Jasnaja Poljana werd een bedevaartsoord. In 1901 werd hij geëxcommuniceerd. Zijn huwelijk veranderde allengs in een hel; Sofja ontwikkelde zich tot een paranoïde alcoholica. Op 28 oktober 1910 liep hij weg van huis, om op 7 november (oude stijl) op een klein stationnetje te sterven. Ook op 7 november, maar dan nieuwe stijl en zeven jaar later, zouden de bolsjewieken de macht grijpen.
Tolstois verzameld werk telt negentig delen. Veertig hiervan behelzen zijn literaire productie in strikte zin; zijn brieven vullen eenendertig banden, zijn dagboeken en dagboekaantekeningen nog eens dertien. Zijn œuvre bevat vijf werken waarop het etiket ‘roman’ past: de trilogie Kinder-, Jongensen Studentenjaren (18521856), de novelle De kozakken (1863), de epische roman Oorlog en vrede (1869), en de twee titels die de auteur zelf als zijn enige romans beschouwde: Anna Karenina (1877) en Opstanding (1899).
Oorlog en vrede wordt met recht Tolstois magnum opus genoemd, Anna Karenina daarentegen is van al zijn werk het meest gelezen, verfilmd en vertaald. Ongetwijfeld is dat te danken aan het thema: de liefde. Nu kan geen roman om de liefde heen, maar in Tolstois jeugdtrilogie staat de ontwikkeling van kind tot volwassene centraal, zijn Kaukasische roman gaat in de eerste plaats over de botsing tussen de westerse civilisatie en de vrije natuurmens, in Oorlog en vrede is de liefde niet meer – hoewel ook niet minder – dan een rode draad in de grote historische gebeurtenissen uit het begin van de negentiende eeuw, en in zijn laatste roman dient zij als katalysator van de morele opstanding van de hoofdpersoon waarnaar de titel verwijst. Alleen in Anna Karenina vormt de liefde zelf het brandpunt van het verhaal.
Tegelijkertijd is Tolstois liefdesroman veel meer dan dat alleen. Een alomvattend beeld van de samenleving zoals graaf Tolstoi deze zag: daar ging het hem om, niet om de liefde als zodanig. Hij schildert het Rusland van die jaren in al zijn complexiteit, zeer overtuigend en zeer genuanceerd. Om dat te bewerkstelligen plaatst hij twee liefdesgeschiedenissen in ‘het hart van de tijd’. In de ene regeert de passie, de andere huldigt het huwelijksideaal. Het corrupte compromis, de gangbare man-vrouwverhouding waarin sociale conventies, ontrouw, gemakzucht en machteloosheid de dienst uitmaken, is het thema van de verhaallijn die de beide andere verbindt. De drie relaties – Anna en Vronski, Ljovin en Kitty, Stiva en Dolly – zorgen voor een zo rijkgefacetteerd beeld van de liefde dat hun verhaal altijd weer nieuwe lezers vindt.

Verhalen verzinnen kon Tolstoi niet. De grens tussen autobiografie en fictie is in veel van zijn werk flinterdun. Zijn jeugdtrilogie en de novellen die hij situeert in de Kaukasus en op de Krim lezen als een gestroomlijnd dagboek. Soms ‘leent’ hij de plot: De kozakken is ondenkbaar zonder De zigeuners van Poesjkin, voor Oorlog en vrede put hij uit de vaderlandse geschiedenis, en de handeling van Opstanding was hem aangereikt door een bevriende advocaat. Veel van zijn korte verhalen zijn in feite gelijkenissen en leunen op een puur schematisch verhaalgegeven; Cholstomjèr is in dat genre een hoogtepunt. Maar ook Tolstois twee meesternovellen, De dood van Ivan Iljitsj en De Kreutzersonate, hebben een bijna minimalistische plot, die niettemin volstaat om het grote thema – van de dood respectievelijk de wellust – op fabuleuze wijze te verbeelden.
Met Anna Karenina is het niet anders. Voor de personages en locaties grasduinde de graaf in zijn eigen herinneringen en zijn directe omgeving. De buurvrouw die een jaar voor hij aan de roman begon voor de trein was gesprongen omdat ze haar minnaar niet kon vasthouden heette Anna, en van de andere hoofdpersoon is de naam geënt op Tolstois eigen roepnaam: Ljova. Het sterfbed van Ljovins broer is een recapitulatie van de dood van Tolstois broer. Dolly heeft net zoveel kinderen, waarvan er net zoveel zijn overleden, als de Tolstois in de jaren waarin Anna Karenina ontstond. Op de dag van zijn bruiloft was de graaf net als zijn alter ego zijn overhemd kwijt en de sofa in zijn werkkamer op Jasnaja Poljana was dezelfde als Ljovins sofa op Pokrovskoje. Niets is verzonnen. Daarbij is het verhaal van Anna graatmager en heeft de geschiedenis van Ljovin nog minder om het lijf. Een heel enkele keer gebeurt er iets relatief buitenissigs, zoals de smak die Vronski bij de steeplechase maakt, maar de meeste ‘gebeurtenissen’ zijn die naam amper waard. Daar staat tegenover dat we getuige zijn van een schier eindeloze menigte locaties: woonhuizen en regeringskantoren, hotels en restaurants, de kerk, een bal, etentjes, de ijsbaan en de schouwburg, paardenrennen en jachtpartijen, boswandelingen, een boerenhut, buitenplaatsen, het buitenland. Er komen honderdenéén personen voorbij met een naam en een gezicht, we maken onweer en sneeuw, vies herfstweer en zomerhitte mee, worden gewezen op sterren, bomen en paddestoelen, raken bevriend met een hond, bekommeren ons om kinderen... We komen, kortom, in een wereld terecht waaraan God weinig zou hebben toe te voegen. Er passeren tienduizend gedachten en honderdduizend gevoelens.
Intussen had Ljovin net zo goed een fanatiek sportvisser als een jager kunnen zijn, de ijsbaan een parkje, Vronski arm, Anna rood of blond – ze had zelfs op een ander verliefd kunnen worden in plaats van onder de trein te gaan liggen. Wát Tolstoi ons vertelt doet er eigenlijk helemaal niet toe: het is zijn manier van vertellen die ons hypnotiseert – de term die Tsjechov voor Tolstois literaire stijl gebruikte – en waardoor we alles van binnenuit meebeleven, deel worden van zijn schepping.
Tolstoi zelf zag het allemaal heel anders. Voor hem gold het wat, niet het hoe van zijn wrochtsels. Hij had een even diepe aversie van kunst als van seks en kon ze geen van beide laten. Hij wilde de mensheid de juiste richting wijzen, de Waarheid, een zuiver leven waarin hooguit wordt geneukt ter wille van de voortplanting. Na Anna Karenina schrijft hij zijn Biecht en vanaf dat moment zullen pseudofilosofische verhandelingen, geloofspam?etten, moralistische beschouwingen en stichtelijke verhaaltjes een steeds groter aandeel vormen van zijn literaire productie.
De graaf hield van ‘thinking simple thoughts’. Voor het christendom vond hij het wiel van de evangelisten opnieuw uit, voor zijn opvattingen over de lotsbestemming van Rusland kan ik geen betere definitie bedenken dan ‘infantiel mysticisme’, zijn historische theorieën en zijn visie op de kunst zijn kostelijk maar verdienen geen aanbeveling voor serieuze studie. En ook al zijn Tolstois opvattingen over de vrouw niet die van een vulgaire macho, steil en intolerant zijn ze wel, en eerder reactionair dan behoudend.
Maar met zijn ongeëvenaarde observatievermogen, dat hem in staat stelde het uiterlijk van de dingen als met een telelens vast te leggen en gedachten en gevoelens– die van zichzelf en die van zijn medemens – loepzuiver aan de oppervlakte te brengen, schiep hij een wereld vol tegenstrijdigheden en ambivalentie: de wereld zoals hij is en zoals God hem kennelijk heeft bedoeld, de God waar Tolstoi zijn leven lang mee in gevecht was.
Van Isaiah Berlin stamt een beroemd essay over Tolstoi, The Hedgehog and the Fox, waarin hij zich de vraag stelt of Tolstoi, zoals Shakespeare en Poesjkin, onder de ‘vossen’ moet worden geschaard, die over een veelheid van kennis beschikken, of onder de ‘egels’, zoals Dante en Dostojevski, die één idee centraal stellen en de hele wereld van daaruit benaderen. Berlin komt tot de conclusie dat Tolstoi van nature een ‘vos’ was maar in zijn levensbeschouwing een ‘egel’ wilde zijn.
Wij weten dat Anna niet de ‘gevallen vrouw’ is die zij voor Tolstoi persoonlijk was, maar een heldin, die tegen de verdrukking in de enig juiste keuze durft te maken tussen de liefde en de leugen. Dat voelen we, omdat we onder haar huid zijn gekropen, in haar ziel, en door haar ogen naar de wereld zijn gaan kijken. We geloven haar verhaal – zoals verteld door Tolstoi.

pro-mbooks1 : athenaeum