Leesfragment: Bij Johann Wolfgang Goethes Faust

20 juni 2023 , door Ilja Leonard Pfeijffer
| |

In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. Bijvoorbeeld Ilja Leonard Pfeijffers nawoord bij Johann Wolfgang Goethes Faust in de vertaling van Ard Posthuma.

Faust bestaat uit twee delen. Het eerste is een zeer vrije toneelbewerking van de middeleeuwse legende over de geleerde die zijn ziel aan de duivel verkoopt voor jeugd en succes. In het tweede deel brengt Goethe de wederwaardigheden op het toneel van de met vallen en opstaan naar het goede strevende mens, die uiteindelijk het eeuwige deelachtig wordt.

N.B. Lees ook Ria van Hengels vertalerstoelichting op Wilhelm Meisters leerjaren en een fragment uit dat boek. Lex ter Braak schreef over Rüdiger Safranski's Goethe en Schiller, Esther Wils over Natuurlijke verwantschap, en we publiceerden voor uit Safranski's biografie Goethe. Kunstwerk van het leven, waarover Jerker Spits ook een bespreking schreef.

 

Iedereen verkoopt tegenwoordig zijn ziel aan de duivel, daar is niks exclusiefs meer aan. Met uitzondering van een paar anachronistische asceten en fundamentalisten is niemand tegenwoordig nog geïnteresseerd in de eeuwigheid. Die hele eeuwigheid kan ons aan de reet roesten. Liever tot aan het einde der tijden branden in de hel dan nu in dit dagelijks leven ook maar iets ontberen. Instant-bevrediging is de norm. Zoals de rockband Queen al zong: ‘I want it all and I want it now.’ Alles hebben we ervoor over. We zetten morele en ethische principes met het grootste gemak opzij om in onze onmiddellijke begeerten te voorzien. We doen het zelfs met trots. Hedge Funds en durfkapitalisten ontlenen hun status aan het feit dat ze uit zijn op schaamteloze zelfverrijking zonder enig oog voor de desastreuze gevolgen van hun interventies. Ze hebben Mefistofeles als hun dienaar. Mensen die reserves betrachten ten aanzien van ongebreidelde bevrediging van ondermaanse behoeften zijn enigszins verdacht. Dat zijn geen goede consumenten. Die zijn niet goed voor de economie. De hele economie is een uitvinding van de duivel. En allemaal hebben we het contract met bloed bezegeld: zolang de economie ons dient zullen we haar blijven dienen. Alles is verleiding. Alles is voorhanden. Alles is hier en nu. Nooit zullen wij tegen het ogenblik zeggen: blijf toch, je bent zo mooi. Vooruitgang is noodzaak. Vooruitgang is een uitvinding van de duivel.
Ooit was het pact met de duivel een voorrecht van uitzonderlijke zielen. Faust is een wetenschapper. Hij onderscheidt zich van de massa in zijn compromisloze queeste naar de waarheid. Hij wil begrijpen wat het diepste wezen is van de wereld. Maar in het begin van Goethes stuk over hem staat hij al met de handen in het haar. Zijn pogingen de schepping te doorgronden hebben gefaald. Wanneer Mefistofeles hem tot een overeenkomst wil verleiden, treft hij een heroïsche eenling, verscheurd van vertwijfeling, die zonder al te veel overredingskracht bereid gevonden kan worden zijn zielenheil op het spel te zetten, omdat hij weinig te verliezen heeft. Paradoxaal genoeg brengt het contract met de duivel Faust vanuit zijn studeerkamer de wereld in. Hij beleeft de schepping in plaats van dat hij haar als grimmige buitenstaander tracht te doorgronden. Zijn grote liefde voor Gretchen is het hoogtepunt. Hij die voorheen waarheid zocht, vindt passie. Mefistofeles komt zijn contractuele verplichtingen na en zorgt ervoor dat Faust haar in zijn armen kan sluiten. Maar de liefde eindigt tragisch. Gretchens moeder sterft van het slaapdrankje dat Gretchen haar heeft toegediend voor de nodige privacy tijdens haar nacht met Faust. Gretchen ontdekt dat zij zwanger is. Haar broer beschuldigt Faust. Mefistofeles doodt hem. Gretchen verdrinkt haar kind en wordt veroordeeld voor de moord. Pogingen van Faust en Mefistofeles om haar uit haar dodencel te bevrijden, mislukken. De ellende die Fausts passie heeft aangericht, kan nauwelijks groter zijn. Het slotkoortje van engelen dat zegt dat Gretchens ziel zal worden gered, doet daar niets aan af.
Als wetenschapper die zijn ziel aan de duivel verkoopt is Faust een metafoor voor de tragiek die inherent is aan elke vorm van wetenschap. Wie de schepping wil doorgronden, doet haar teniet. Wie niet tevreden is met een bloem, maar haar wil determineren en ontrafelen in cellen en atomen, neutronen, protonen, elektronen en quarks, zal vroeg of laat de atoombom uitvinden die de gehele schepping kan vernietigen. Wie niet tevreden is met een mens, maar hem wil lezen in zijn genetische codes, zal vroeg of laat een muis fokken met een mensenoor op zijn rug. Daarmee is het pact met de duivel bezegeld, want ook zijn streven is het om de schepping teniet te doen. Het is de logische consequentie van de zondeval. De mens is verdreven uit het paradijs doordat hij zich door de duivel heeft laten verleiden zich vragen te stellen bij het paradijs en op zoek te gaan naar antwoorden door te eten van de boom van kennis. De duivel is de geest die steeds ontkent, zoals ook de wetenschapper krachtens zijn beroep verplicht is te falsifiëren en te ontkennen wat voor waar wordt aangenomen. Ook het onwrikbaar geloof in de eigen almacht komt overeen. Zoals Faust onkwetsbaar is met Mefistofeles aan zijn zijde en beseft dat hij alles voor elkaar kan krijgen wat hij wil, zo is de wetenschapper er met diezelfde duivel aan zijn zijde van overtuigd dat de wetenschap mettertijd alles zal kunnen bereiken wat we willen. Ze zal een antwoord geven op alle vragen en een oplossing voor alle problemen. En Gretchen, arme Gretchen. Je ziet ze wel eens staan op academische recepties of aanzitten bij geleerdendinertjes, die vrouwen van de wetenschappers. Niemand kan ze bevrijden uit hun dodencel.
Kunstenaars ontkennen de schepping op een andere manier dan de wetenschappers. Zij willen haar tenietdoen door haar te herscheppen. Wie tevreden is met de schepping zoals zij is, aquarelleert op zondag een landschapje of schrijft een gedichtje in zijn dagboek over de zonsondergang, maar is geen kunstenaar. De kunstenaar wil de schepping aanklagen door haar zwarte kanten te laten zien. Hij wil de schepping vervolmaken door eraan toe te voegen wat de schepper nooit heeft kunnen bedenken. Hij wil twijfel zaaien. Hij wil voorkomen dat mensen gemoedelijk soezen in de tuin van Eden zonder zich ongemakkelijk te voelen. Hij wil de schepping vernietigen door haar om te vormen tot iets nieuws en ongehoords.
Als de kunstenaars een schutspatroon hebben, dan is het de duivel. Als Lucifer is hij de drager van schijn. Als Mefistofeles is hij de geest die steeds ontkent. Volgens een alternatieve Griekse etymologie is hij als Mefistofeles degene die nee zegt tegen het licht. Hij wil verduisteren. Hij is de prins van de buitenste duisternis, de gevallen engel, die zijn vleugels is verloren, de drekgod die met zijn gezicht midden in de modder is gevallen van deze stinkende wereld. Hij is de geest die het boze wil, maar steeds het goede schept, omdat het goed is dat het boze wordt geschapen. Hij is de geest met vele namen. Hij wil dat wij zijn namen krijgen. Wat is, zal hij voor ons benoemen. Streven blust hij met heilzaam scheppend geweld. Wat anders zoekt hij te beginnen, die wonderlijke zoon van chaos?
Elke grote kunstenaar heeft zijn ziel aan de duivel verkocht. Ik ken de dichter. Tegen de jonge dichter, die blakend van debuut in het buurthuis stond te nippen aan zijn derde biertje alsof hij nooit >anders had gedaan (er was wel degelijk dat ontzag voor zijn reputatie dat hij zocht achter de twinkelende brillenglazen, hoewel het werd verholen, en de opwinding van morgen aan de vriendin van dienst vertellen met wie hij nu weer), wilde hij zeggen: ‘Jij kunt nog terug. Stop zo snel mogelijk, hoewel alles waar is wat je jezelf belooft. Je zult leren drinken en je zult groots ontburgeren. Vergeet je vriendin van dienst, want je zult rijen vrouwen bezitten die vele malen mooier zijn dan zij. Je zult zien hoe jonge dichters je rillend van respect in de ogen kijken. Het zal in de kranten staan wie je op zijn smoel slaat. Je zult worden uitgenodigd voor quizzen op televisie en zelfs je lul zal ervan groeien. Toch moet je ermee ophouden. Luister naar me. Geloof me. Vertrouw me. Voor jou is het nog niet te laat.’ Maar hij zei het niet. In plaats daarvan bestelde hij een vierde en een tel kwijt biertje. Hij streek een lucifer af om al even grootmoedig een vuurtje te geven. Hij rook de geur van zwavel, die hem al te zeer vertrouwd was geworden. ‘Zou ik u mogen vragen,’ zei de jonge dichter terwijl hij het volle vierde glas achter het hal?ege derde schoof, ‘of u wel eens bang bent dat het niet meer lukt, het schrijven bedoel ik, althans goed?’ Ze werden onderbroken door een dame die zei dat ze al zijn bundels bezat en blozend een handtekening vroeg. Ze had een zwarte poedel. De jonge dichter herkende zij niet. Weer rook hij zwavel. ‘Beste jongen,’ zei hij nadat de dame verguld was afgedropen, ‘daar hoef ik niet bang voor te zijn. Daarvoor heb ik een contract getekend, net als jij. Ik vrees iets heel anders.’ ‘Wat dan?’ vroeg de jonge dichter. Er waren veel vliegen in het buurthuis, maar daaraan was hij gewend geraakt. Hij dronk zijn bier in één teug leeg. ‘De eeuwigheid,’ zei hij. ‘De eeuwigheid.’
En Gretchen, arme Gretchen. Je ziet ze wel eens staan in het café na a?oop van de optredens, schuchter, enigszins verwijderd van het grote gelag, de dichtersvriendinnen. Niemand kan ze bevrijden uit hun dodencel.
Faust is een metafoor voor alle mensen die hun zielenheil opofferen voor een hoger streven. Grote wetenschappers en kunstenaars zijn niet gelukkig. Hun geluk is onbelangrijk. Hun streven is groter dan wat hun geluk zou kunnen verdragen. Zij lijden voor iets wat aan de schepping ontstijgt. Zij doen wat de schepper nooit had bedoeld dat zij zouden doen. De prijs die zij betalen, is de geur van zwavel en de hel in hun hoofd. Zij hebben geen hiernamaals nodig om de verschrikkingen van de onderwereld te ervaren. Maar zij zijn helden. Grote romantische helden die het grootste offer brengen voor een onmenselijk doel.
In deze zin is Faust ook bij uitstek een Duitse held. Hij is bijna een Duits cliché: de über-romanticus die zijn zielenheil opoffert. Er is niet zo heel veel verschil tussen Faust en de jonge Werther. Beiden verliezen hun ziel aan een alles verterende en alles verzengende hel. En beiden doen dat met overgave. Het is het cliché van de Duitser die alles net een tikkeltje serieuzer neemt en net een tikkeltje verder doorvoert dan normale mensen van normale volkeren.
Op een grimmige manier is Faust de metafoor geworden voor de Duitse geschiedenis. Duitsland heeft in het midden van de twintigste eeuw zijn ziel verkocht aan de duivel om het grote streven waar te maken van een nieuw duizendjarig rijk, rein van ras en superieur aan alles wat er eerder was geweest. Het was een groots streven, romantisch en overweldigend, maar het pact met de duivel leidde tot een hel op aarde.
In zijn eerste roman na de Tweede Wereldoorlog grijpt Thomas Mann terug op het thema van Faust. Zijn briljante Doktor Faustus is een beangstigend treffende analyse van de krachten en tendensen die geleid hebben tot het armageddon dat de twintigste eeuw doormidden heeft gescheurd, zonder dat dat expliciet ter sprake komt in de roman. Zijn Faust is een geniale kunstenaar die ten onder gaat aan zijn streven te scheppen wat nog nooit eerder is geschapen. Thomas Mann heeft zijn levensverhaal losjes gemodelleerd naar de biografie van Nietzsche. Zijn pact met de duivel leidt tot waanzin, tot een onverdraaglijke hel op aarde. Intussen wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van de pedante classicus Serenus Zeitblom, die het hele boek lang niet doorheeft wat er aan de hand is. Zo is het gebeurd. Zo heeft het kunnen gebeuren dat de holocaust plaatsvond. Het is allemaal voortgekomen uit een romantisch streven dat een pact sloot met de duivel en tot waanzin werd, terwijl de brave burgerman er getuige van was en niet begreep dat hij getuige was van de machinaties van de prins van de buitenste duisternis.
En zo is Goethes Faust in de remake van Thomas Mann een metafoor geworden voor de tragiek van de twintigste eeuw. Intussen is het een eeuwtje later. Blijmoedig verkopen wij opnieuw onze ziel aan de duivel. Wederom vernietigen wij de schepping. Wederom veroorzaken wij de hel op aarde. Serenus Zeitblom staat erbij en kijkt ernaar en hij begrijpt niet wat er aan de hand is.

pro-mbooks1 : athenaeum