Leesfragment: Bij Het mooiste uit de Bijbel

28 mei 2023 , door Désanne van Brederode
|

In de aanloop naar het nieuwste deel, Toni Morrisons Teer, in september, publiceren we op deze site alle nawoorden bij de klassiekers in de Perpetuareeks. We beginnen bij de oudste klassiekers, met Het mooiste uit de Bijbel in de Nieuwe Bijbelvertaling, met een nawoord van Désanne van Brederode. Lees vandaag haar nawoord.

In de Perpetuareeks mocht volgens de redactie één boek niet ontbreken: de Bijbel. Er is geen boek geschreven waarin zo diep is nagedacht over de vraag wat het betekent om mens te zijn.

De Bijbel staat vol verschillende teksten: gedichten, verhalen, wetsteksten, brieven, geschiedverhalen, propaganda. In dit Perpetua-deel zijn de mooiste literaire teksten bij elkaar gebracht: Genesis, Ruth, Ester, Job, Prediker, Hooglied, Het evangelie volgens Lucas en De handelingen van de apostelen. In deze uitgave wordt de Bijbel nadrukkelijk gepresenteerd als literatuur.

N.B. Lees op onze site ook Pieter Hoexum over Guus Kuijers De Bijbel voor ongelovigen en een fragment uit deel 6 van dat project. En uit Arnon Grunbergs bijdrage aan Een gesloten tuin – een verzegelde bron, dat verscheen bij de NBV21.

 

Al een aantal jaren beweren sommige Nederlandse politici dat ‘onze’ westerse waarden natuurlijk niet zomaar uit de lucht zijn komen vallen, maar hun joods-christelijke bron hebben. Die bron wordt vervolgens nauwelijks geëxpliciteerd: de goede verstaander snapt blijkbaar wel wat er wordt bedoeld. Zeker, niet alle tien geboden lijken vandaag de dag nog even belangrijk, en naastenliefde kan op verschillende manieren worden uitgelegd: maar er staan wel degelijk stevige heipalen onder de westerse beschaving, al kan het er voor een buitenstaander soms op lijken dat ieder voor zich leeft. Losgeslagen. Op drift. Geen godsdienst bindt ons meer, maar wél een geschiedenis waarin de Bijbel eeuwenlang de voornaamste bron van (morele) inspiratie was en bijdroeg aan geestelijke en maatschappelijke ontwikkeling. Een enkeling voegt eraan toe dat ook de Griekse filosofie hierbij niet veronachtzaamd mag worden, misschien vooral om te tonen dat hij zijn klassiekers kent en beseft hoezeer ook het werk van onder anderen Plato en Aristoteles ‘ons’ denken, ‘onze’ cultuur heeft beïnvloed en richting heeft gegeven. Inhoudelijke toelichting ontbreekt en verdiept worden de uitspraken zelden. Ze dienen geen ander doel dan af te bakenen wat er nu typisch westers en beschaafd is. Verlichting, democratie, emancipatie en secularisatie zijn de resultaten van een gepassioneerde ideeënstrijd die nog steeds kan, mag en zelfs moet worden gevoerd: het project is nog lang niet af, en actuele wereldproblemen vragen om wetenschappelijke studies en een innovatieve aanpak, en om een niet-aflatend debat waarin, let wel, iedere stem mag klinken. Mee eens?
Wie daar niet mee kan leven en meent dat religie het eerste en het laatste woord moet hebben en dat sommige mensen meer recht van spreken en handelen hebben dan andere, simpelweg omdat God dit zo heeft gewild, moet maar weer snel teruggaan naar waar hij vandaan kwam. Noem het ontmoedigingsbeleid: ‘Iedereen is welkom, onze tolerantie is hoog, maar de genoemde waarden, normen en vrijheden onderschrijven is daarbij wel een vereiste.’
Opmerkelijk genoeg wordt in deze retoriek vergeten dat ook de Koran (op onderdelen gewijzigde) verhalen uit de Bijbel bevat, en dat moslims zodoende, zij het dus op een wat andere manier, vertrouwd zijn met Adam en Eva, Abraham, Mozes en Maria en Jezus. Dat betekent dus dat ook de islam put uit grotendeels dezelfde bron. En hoe westers is westers eigenlijk, als je bedenkt dat de bijbel zijn oorsprong heeft in het Midden-Oosten?

Het heeft bijna iets komisch: generaties Europeanen zijn opgegroeid met verhalen die zich afspeelden onder een verzengende woestijnzon en hebben zich, voordat er fotografie bestond, op eigen gezag een beeld moeten vormen van palmbomen en olijftakken, van het Meer van Galilea en de stad Jeruzalem, van de Nijl en de Jordaan en van kamelen en leeuwen en schorpioenen. De Bijbel is óók een exotisch exportproduct. Een tas vol wonderlijke ingrediënten, zonder bijgeleverde receptuur. In de loop der tijden is men in het westen gaan menen dat je van dadels erwtensoep moet koken, van vijgen stamppot moet maken en dat er best wat kruidige specerijen uit het delicatessenpakket weggelaten konden worden. Voedzaamheid boven kleur, geur, textuur en smaak.

Dat realiseerde ik me pas goed toen ik reisde door wat in vroomchristelijke kringen nog steeds het ‘heilige land’ wordt genoemd. Er wordt flink munt geslagen uit de bezoeken van pelgrims uit de hele wereld, die nu wel eens met eigen ogen de herdersvelden nabij Bethlehem willen zien, of, al dan niet met een kant-en-klare doornenkroon op het hoofd, de vermeende kruisweg van Jezus willen lopen, en die de verhalen over Jozua en koning David graag nog eens horen op de plekken waar het vermoedelijk allemaal heeft plaatsgevonden. Op iedere voor christenen betekenisvolle locatie staat wel een kerk of kapelletje en overal zijn aandenkens te koop, niet zelden Made in China. Daar waar je verbeelding nét even opflakkert, begint de ene of andere stralend aanbeden pater weer een Onzevader in het Latijn te loeien, als het moet door een megafoon. En weg zijn de voorstellingen weer.
Na de boottocht over het meer van Tiberias wacht er een ‘Saint Peter’s fishlunch’ in een Van der Valk-achtig familierestaurant, waar je flink moet dooreten omdat er alweer een volgende groep klaarstaat. Behalve de ronde, platte broden die hier overal bij de maaltijd worden geserveerd, komen er bij deze bedevaartslunch ook frietjes op tafel. Het moet natuurlijk niet té authentiek worden.
Touringcar, touringcar uit, Kerstmis en Goede Vrijdag kunnen met gemak in één dag worden beleefd, vergezeld van spontaan gezongen, overbekende christelijke liederen die, in welke taal ze ook klinken, vloeken bij het landschap en de traditionele joodse en Palestijnse gezangen en muziek. En dansen? Ho maar! De bijbeltoerist komt hier dan ook niet om wat meer gevoel te krijgen voor de sfeer, de cultuur, de geschiedenis en het alledaagse leven in het tegenwoordig door conflicten verscheurde land: hij wil alleen de highlights zien en neemt checkpoints, zwaar bewapende soldaten, een hoge afscheidingsmuur en overal moskeetorens en gebedsoproepen op de koop toe.
De Klaagmuur is indrukwekkend, deelnemen aan een sabbatsmaaltijd op vrijdagavond na zonsondergang is ook heel mooi, maar voor de heilige plaatsen, cultuurschatten en gebruiken van de islam is hij hier niet gekomen. Is dat erg? Me dunkt van wel.
Mensen die Israël en de Palestijnse gebieden reduceren tot een Bijbel-Efteling, tot de exclusieve bakermat van twee heilige boeken en twee geloofstradities, beschikken hoegenaamd niet over de vrije, onderzoekende, (zelf )kritische blik die inherent zou zijn aan het christelijke geloof: ze pikken de krenten uit de pap en weigeren stil te staan bij de ontwikkelingen die het land en de verschillende volkeren daarin hebben doorgemaakt na de laatste punt in het laatste Bijbelboek.
Vooruit, over de kruisvaarders weet men nog wel het één en ander, en dat Jeruzalem ook voor moslims een heilige plaats is lijdt geen twijfel – maar het land is toch eerst en vooral een openluchtmuseum, boordevol driedimensionale illustraties, eindelijk, bij de ‘waargebeurde’ verhalen waarmee men van Rusland tot de Filipijnen, en van Amerika tot Ethiopië is grootgebracht.
Dat er een hypermoderne kabelbaan naar de Berg van de Verzoekingen nabij Jericho voert? Geen enkel bezwaar. Dat er bijna om de hoek opgravingen zijn van een schitterend paleis van islamitische vorsten, compleet met ingenieuze irrigatiekanalen? Interessant, maar helaas geen tijd voor.
Zo kan de gedachte gehandhaafd blijven dat de Bijbel het heiligste boek der boeken is, superieur aan alle ‘primitieve’ religieuze mythen en legenden en wijsheidsboeken en cultussen die eraan voorafgingen, én: dat er na de Bijbel zoiets indrukwekkends en beschavends niet meer is ontstaan.
Opmerkelijk: de islam erkent Jezus wel als een belangrijke profeet, maar het christendom blijft doen alsof leven en boodschap van de profeet Mohamad verwaarloosbaar zijn en alsof de engel Gabriël, van wie Mohammed de heilige verzen toch zei te ontvangen, nog slechts geloofwaardig is als hij in Nazareth aan de maagdelijke Maria verschijnt, om haar aan te kondigen dat ze de moeder van Jezus zal worden, zonder een man ‘te bekennen’. Dat dezelfde aartsengel in een ander heilig boek nogmaals optreedt en spreekt, is dan opeens een verzinsel?

Degenen die, soms zonder zelf gelovig te zijn, beweren dat onze westerse beschaving is gebaseerd op joods-christelijke waarden, verzuimen te vermelden dat de Bijbel weliswaar bestaat uit het Oude Testament dat christenen met joden delen, en het Nieuwe Testament, dat louter christenen toebehoort, maar dat dit laatste, ‘eigen’ boek niet slechts werd opgevat als een vervulling van het eerste, maar ook, zelfs tot zeer recent, als vrijbrief om joden te discrimineren, te verketteren en te demoniseren. Joden miskenden Jezus als Messias, nee erger, ze hadden hem maar wat graag laten kruisigen. Joelend, heette het. Deze lezing was eeuwenlang een krachtige voedingsbodem voor antisemitisme, uitsluiting, vervolging en vaak bloedige pogroms tegen in Europa woonachtige joden. Of je nu Shakespeare’s Koopman van Venetië leest of een werk van de grote Bijbelvertaler en kenner en radicale kerkhervormer Maarten Luther: jodenhaat was niet alleen een ‘normaal’ verschijnsel, maar werd zelfs aangemoedigd met een beroep op het Nieuwe Testament. Dat is een van de redenen dat christelijke kerken zich niet al in de begindagen van het nazisme unaniem uitspraken tegen de anti-joodse maatregelen die er werden getroffen. En later opvallend stil bleven toen gestamelde en doorleefde excuses hiervoor niet meer dan terecht waren geweest.
Het aanwijzen van joods-christelijke waarden als basis voor onze o, zo humane, sociaalliberale cultuur is hoogstens zinnig wanneer men tegelijkertijd eerlijk is over de naoorlogse moderniteit én relativiteit van deze uitspraak, én erkent dat er een derde monotheïstische godsdienst bestaat die met evenveel recht kan stellen dat deze zijn wortels in dezelfde verhalen heeft, en Abraham (Ibrahim in de islam) ook als zijn aartsvader beschouwt.
En wanneer stelt iemand nu eens duidelijk dat de westerse cultuur veel meer in gunstige zin is beïnvloed en gevormd door erfgoed uit het Midden-Oosten dan omgekeerd? (Ter zijde: zelfs Roodkapje is een van oorsprong Midden-Oosters sprookje.)
Het kan een bevrijding zijn de Bijbelverhalen op deze manier te lezen: als oeroude Midden-Oosterse literatuur. De voor dit boek gemaakte selectie draagt daar zeker aan bij. De schoonheid van de taal, de beelden, de metaforen mogen voorop staan. Zonder theologische duiding, zonder dat er zo nodig een moraal aan ontwrongen moet worden, zonder dat ze stichtend en regulerend hoeven werken op een (geloofs)gemeenschap. In deze context is het Hooglied weer wat het is: een zinnelijk liefdesgedicht. Een paradijselijke, overvloedig bloeiende oase in de woestijn.
De dramatische gebeurtenissen, de wonderen, dromen, profetieën en raadsels, de psychologie van de karakters, hun worstelingen met zichzelf, met vijandige machthebbers, met familieleden en met druk vanuit de eigen groep of clan, zijn misschien nog wel interessanter dan de interventies van een God met een onuitsprekelijke naam die lang niet altijd optreedt zoals je op grond van de door hem gegeven geboden zou verwachten: voor uitverkoren groepen of enkelingen lijken soms regels te gelden die haaks staan op eerdere beloftes en oordelen. In grilligheid doet deze God niet voor zijn schepselen onder, maar daarover klagen en wanhopen mág.
En hoe! Een ‘think positive’-mentaliteit is geen vereiste, en je moet wel heel selectief lezen, wil je de Bijbel kunnen beschouwen als een handboek voor aanhoudend geluk, hoop en een altijd sereen, evenwichtig en zonnig humeur. Telkens opnieuw moet het vertrouwen wederzijds veroverd worden, en zonder dwalingen, radeloosheid, tranen en gevloek gaat dat doorgaans niet. Waarbij God een meester is in de grote verdwijntruc, om pas weer te verschijnen als offers, bidden en vasten zinloos lijken en mensen jammeren over genade die uitblijft, over onrechtvaardigheid, over een vruchtbaar land dat maar niet bereikt wordt, over innige gelieven die hun veel te vroeg ontvallen – terwijl de ongelovige, zondige zelfverrijker op de hoek zegen na zegen blijft binnenslepen. Hoe kan dat?
Deze selectie Bijbelverhalen, gepresenteerd als ‘de mooiste’, toont één ding: dat mensen pas menselijk worden als ze zichzelf hardop vragen stellen, en de bestaande werkelijkheid niet klakkeloos voor lief nemen. Alleen wie durft te verwijlen bij onrecht en onrechtvaardigheid, en er openlijk verontwaardigd over durft te zijn, kan zich een levendig, warm, weldoorbloed idee vormen van wat rechtvaardigheid zou kunnen zijn, zonder in grauwe abstracties te vervallen. Alleen wie uit het paradijs is verdreven of strompelend en dorstig het beloofde land probeert te bereiken, kan zich gaandeweg een beeld vormen van het ideaal, zelfs al komt hij nooit aan. Alleen wie lijdt aan gebreken, verliezen, twijfels en eigen begeertes, afgunst, ondeugden en te makkelijke, harde oordelen van en over anderen, kan een fijnzinnig zintuig voor mededogen ontwikkelen.
De vloek en de klacht, de pijn, het heimwee en het gemis verhinderen dat dankbaarheid, eerbied en overgave aan het leven zelf aangeleerde, vanzelfsprekende vormen zonder inhoud worden. Pas wie zich een voorstelling kan maken van een leven als banneling, als loser, als verschoppeling, zal anderen gemeend welkom kunnen heten en het belang van openheid en gastvrijheid inzien. (Innerlijke) strijd voedt een verlangen naar vrede. Zelfs als iemand die nooit heeft gekend. Berouw geeft vergeving haar diepe, helende waarde. Ervaringen van eenzaamheid, onbegrip en uitsluiting lijken soms een voorwaarde om te zoeken naar andere, meer open, hartelijke manieren van samenleven. Het wachten op en het gulle smachten naar de bruid, de bruidegom, leert meer over wat liefde zou kunnen zijn dan de eerste de beste dorre preek erover.

Geen wonder dat Jezus zelf ook in verhalen, in gelijkenissen sprak. En daar regelmatig aan toevoegde dat zelfs zijn meest naaste leerlingen de ogenschijnlijk simpele parabels niet volledig zouden kunnen begrijpen.
Literatuur en poëzie zijn altijd al probate middelen tegen onverschilligheid en het veralgemeniseren en rationaliseren van het leven. En deze verhalen uit het Midden-Oosten zijn bij uitstek geschikt om je hartgrondig te blijven verzetten tegen het verabsoluteren van een economisch gemotiveerd wetenschappelijk vooruitgangsgeloof waarin succes, status, veiligheid, geluk, welvaart, welzijn en liefde maakbaar zijn, en waarbij mensen geestelijk maar liever niet zó autonoom worden dat ze vragen durven te stellen bij de kilheid van het tegenwoordig zo veel gebezigde woord ‘zelfredzaamheid’. Als kuddedieren blaten we het elkaar na: ieder individu moet voor zichzelf kunnen zorgen en is alleen verantwoordelijk voor zichzelf. In vrijheid. Niemand mag een ander bekeren of de mond snoeren. En dat wordt soms zo luid en in zulke harde, eenduidige, duidelijke woorden door de ether geslingerd, dat we geen andere verhalen meer horen.
Waarom zouden we ook? De roepende in de woestijn kan niet bestaan. Heeft nooit bestaan. Niet hier. Er is hier immers geen woestijn. Wij kennen alleen ieder voor zich. Daarbij zijn een goede gezondheid en een goed functioneren verstand en kennis onontbeerlijk. Maar een door ervaringen en verhalen rijk geworden ziel die kan luisteren, waken, zich de nood van een ander kan voorstellen, die kan voelen, en kan doorvoelen, en kan meevoelen? Niet efficiënt, niet nuttig. Drooggemalen. Weggepolderd. En daarmee de uitbundig bloeiende oase ook.

pro-mbooks1 : athenaeum