Leesfragment: Antonia

12 juni 2023 , door Paolo Cognetti
| |

Nu in onze boekhandels: Antonia. Brieven, foto’s en gedichten van Antonia Pozzi (l’Antonia) met verbindende teksten van Paolo Cognetti, vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. De gedichten van Antonia Pozzi zijn vertaald door Jaap Dieleman. Lees bij ons een fragment!

Antonia Pozzi werd geboren in Milaan in 1912, als dochter van een advocaat en een gravin. Hoewel ze in een beschermde omgeving werd grootgebracht, kreeg ze toch de kans om ervaringen op te doen die voor andere vrouwen uitgesloten waren: studeren aan de universiteit, reizen door Europa en bergen beklimmen. Ze verkende de wereld met een vurig verlangen, en ontdekte zichzelf door middel van fotografie en poëzie. Ze had vele liefdes en depressies, maar altijd bleven de bergen haar toevluchtsoord. Uit wanhoop over het sombere politieke klimaat in Italië en de rest van Europa, pleegde ze in 1938 zelfmoord, op 26-jarige leeftijd.

Paolo Cognetti vertelt in Antonia het verhaal van deze – ook in Italië – vergeten dichteres. Door middel van foto’s, dagboekaantekeningen, brieven en gedichten komt Antonia Pozzi weer tot leven. Cognetti vermengt zijn woorden met de hare, en schetst een helder en delicaat portret van de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, en van een inspirerende kunstenares.

N.B. We publiceerden ook fragmenten uit Sofia draagt altijd zwart, De buitenjongenZonder de top te bereiken en Het geluk van de wolfMaarten Asscher besprak Cognetti's De acht bergen. We publiceerden Guus Bauers laudatio voor De acht bergen bij de bekendmaking van de shortlist van de Europese Literatuurprijs 2018. En we vroegen Patty Krone en Yond Boeke om een toelichting bij hun Nederlandse vertaling van De acht bergen.

 

deel i
Huizen
1929

Uit: Paolo Cognetti, Antonia

Antonia was een meisje uit Milaan dat verliefd was op de bergen. Ze werd geboren in de winter, op 13 februari 1912. Ook ik ben in de winter in Milaan geboren en ben vaak langs haar huis gelopen, een statige woning aan de Via Mascheroni, met op de voorgevel het bouwjaar, 1914, dus het was nieuw toen de Pozzi’s er introkken. Het is een chique buurt, met veel huizen en villa’s van een beschaafde industriële bourgeoisie die in Milaan nu niet meer bestaat, vlak bij het Parco Sempione waar Antonia, zo stel ik me voor, vaak naartoe ging omdat ze er iets van de bomen, de grasvelden en het water vond die ze in de rest van de stad zo node miste. Ze had geen band met dat huis, waarover ze nooit iets heeft geschreven, en overigens ook niet met de rest van Milaan, met uitzondering van de muziek die in de Scala en op het conservatorium werd uitgevoerd en de denkbeelden die opgeld deden op het Manzoni-lyceum en de Staatsuniversiteit, waar ze de mensen leerde kennen die voor haar het belangrijkst zouden blijken.
Ze voelde zich meer thuis op het platteland van Lombardije, in de buurt van Pavia. Haar moeder kwam daar vandaan: de Cavagna Sangiuliani’s, graven van Gualdana, hadden uitgestrekte landerijen bezeten langs de oevers van de Ticino, met bossen, velden, boerderijen, jacht- en visgebieden, maar ook een bibliotheek met tachtigduizend boeken, waaronder veel kostbare antiquarische werken. Haar grootvader was een gerespecteerd intellectueel geweest, die zich in het bijzonder had beziggehouden met de geschiedenis van Lombardije. Haar grootmoeder Nena, op-en-top een negentiende-eeuwse gravin, woonde nog steeds in het nabijgelegen Bereguardo, op een groot landgoed waar Antonia haar vaak ging opzoeken. De slootjes, de rijstvelden, de dijken en de mist vormden voor haar een vertrouwd landschap, net als de bochten en de draaikolken in de rivier. Toen ze in 1929 gedichten begon te schrijven, wijdde ze het eerste aan deze plek.

Vertewee

Ik herinner me dat, wanneer ik in het huis
van mijn moeder was, midden in de vlakte,
ik een raam had dat uitkeek
over de velden; ver weg, achter de bosrand
ging de Ticino schuil, en nog verder weg
zag je een donkere lijn van heuvels.
Ik had de zee toen nog maar één keer gezien,
maar daaraan dacht ik
met bittere weemoed terug als aan een geliefde.
Tegen de avond tuurde ik naar de horizon;
ik kneep mijn ogen half dicht, liefkoosde
met mijn wimpers contouren en kleuren:
en de lijn van de heuvels effende zich,
trillend, blauw: het deed me denken aan een zee
en die was me liever dan de echte.

Milaan, 24 april 1929

Daarna zal Antonia hem nog vaak zien, de zee. Ze was rijk en voor haar zullen vakanties aan de Italiaanse Rivièra, reizen naar Sicilië en Griekenland, cruises op de Middellandse Zee, luxehotels en auto’s met chauffeur heel gewoon zijn. En toch is haar vader, Roberto Pozzi, van adel noch van rijke komaf. Hij was de zoon van twee leraren, en had als kind te maken gekregen met de traumatische zelfmoord van zijn vader en later die van een tienerzus. Zelfmoord kwam veel voor in zijn familie. Het was hem uiteindelijk gelukt rechten te gaan studeren en zijn doctoraal te behalen; hij had zich gespecialiseerd in internationaal financieel recht, bouwde dankzij een industriële clientèle een fraaie carrière op in Milaan en kreeg in 1911 door zijn huwelijk met een adellijke vrouw toegang tot de hogere kringen. Carolina, roepnaam Lina, was fijngevoelig en gereserveerd; Roberto daarentegen was groot, atletisch, extravert, gedecideerd, een man die van het zakenleven hield, maar ook van kunst. In de Eerste Wereldoorlog was hij artilleriekapitein geweest tijdens de Slag aan de Piave, het front tussen de Italiaanse en de Oostenrijks- Habsburgse troepen. In het gedicht hieronder wordt beschreven hoe hij vanuit een loopgraaf het slagveld afspiedt en zijn dochter erover vertelt, die niet in staat is het te begrijpen.

Luchthartigheid

Ik herinner me een septembermiddag,
op de Montello. Ik, een kind nog,
met een armetierig vlechtje en knieën
die jeukten om het op een hollen te zetten.
Gehurkt in een gang, uitgegraven in een
opgehoogd stuk grond,
wees mijn vader me door een spleet
de Piave en de heuvels aan; hij vertelde me
over de oorlog, over zichzelf, over zijn soldaten.
In de schaduw schuurde het ijskoude, scherpe gras
langs mijn kuiten: onderaards zogen
de wortels misschien nog
een paar druppels bloed op. Maar ik brandde
van verlangen om weg te stuiven,
de priemende zon in, om een handje
bramen van een haag te plukken.

Milaan, 22 mei 1929

Tegen het eind van de oorlog, in 1917, had Roberto een achttiende- eeuwse villa gekocht in Pasturo, aan de voet van de Grigna, vlak bij het Comomeer. Wat wilde hij daarmee? Valsassina was geen populaire bestemming: een landbouwdal zonder uitzicht op het meer, bergen van amper vijfentwintighonderd meter hoog, nergens rijke Milanezen, voornamelijk boeren. Wellicht was dat alles wat hij zich kon permitteren op zijn zoektocht naar een plek waar hij als een vorst kon leven. En wellicht was het geen toeval dat hij een plek ten noorden van Milaan had gekozen, aan de voet van de bergen, op veilige afstand van de Povlakte en de adellijke tak van zijn familie… Na eervol als officier ontslagen te zijn hervatte hij na de oorlog zijn carrière als advocaat in Milaan. De machtsovername van Mussolini in 1922 tekende het begin van het fascistische tijdperk. De toenadering tot het fascisme, hoe behoedzaam ook, was onvermijdelijk. Dat iemand als Roberto Pozzi, die gewend was zich te plooien naar de tijdgeest, aansluiting zocht bij het regime lag voor de hand. Opvallend aan zijn levensverhaal is wel dat er na Antonia geen kinderen meer kwamen. Geen talrijk nageslacht en met name geen jongens. Uitsluitend een dochter die gedichten schreef. Die grote, halflege villa in Valsassina kon in de ogen van een ambitieus man die niet in God geloofde niet anders dan een speling van het lot zijn, of misschien de prijs die hij betaalde aan de fortuin.
En toch was Antonia meer gehecht aan het huis in Pasturo dan aan alle andere. Op een dag dat het sneeuwde ben ik het gaan bekijken. Tegenwoordig is het eigendom van een zusterorde en is het vanbinnen onherkenbaar veranderd, op één kamer na die min of meer intact is gelaten. Antonia beschikte in de villa over een soort dependance op de tweede verdieping: een slaapkamer, een badkamer en een gangetje dat naar het studeervertrek leidde. Dat studeervertrek is er nog. Het kijkt niet uit op de binnenplaats, in tegenstelling tot de grote open loggia waar zij ’s zomers vermoedelijk zat, met haar moeder en haar tante. Het enige raam ligt aan de achterkant en kijkt uit op de bergen. Onder het raam staat een tafel, ‘mijn oude tafel’ schreef Antonia in haar brieven, en daar ben ik aan gaan zitten, om te ontdekken wat ze zag als ze opkeek van haar papier. Ze zag de noordelijke Grigna, ook wel de ‘berg van de Milanezen’ genoemd, omdat die het dichtst bij onze stad ligt en veel Milanezen er ’s zondags heen gaan. Vanuit het raam ziet hij er lieflijk uit: een lange opeenvolging van weiden en almen, muurtjes en ezelpaden. Pasturo ligt op ongeveer zeshonderd meter hoogte, de top op vierentwintighonderd. Aan de achterkant van de villa is een tuin, aan het eind van de tuin is een hekje en bij dat hekje begint het pad naar boven: je hoeft alleen maar je bergschoenen aan te doen en te vertrekken. Antonia zal dat ongetwijfeld vele malen hebben gedaan. Dus als dit haar huis was en dit haar tafel, dan zal ze als ze naar de Grigna keek haar berg hebben gezien.

Uit: Paolo Cognetti, Antonia

[…]

 

Copyright © 2021 Adriano Salani Editore s.u.r.l. – Milano. Published by special arrangement with Paolo Cognetti in conjunction with his duly appointed agent MalaTesta Literary Agency and the co-agent 2 Seas Literary Agency
Copyright Nederlandse vertaling © 2023 Yond Boeke en Patty Krone
Copyright Nederlandse vertaling gedichten © 2023 Jaap Dieleman
Eerste druk juni 2023

pro-mbooks1 : athenaeum