Leesfragment: Uitroeien die beesten

26 augustus 2022 , door Sven Lindqvist
| | |

30 augustus verschijnt Sven Lindqvists Uitroeien die beesten (Utrota varenda jävel), vertaald uit het Zweeds door Kim Liebrand. Lees bij ons een fragment!

Geobsedeerd door het beroemde zinnetje uit Joseph Conrads Heart of Darkness trekt schrijver Sven Lindqvist in de late twintigste eeuw door Centraal-Afrika. Zijn reiservaringen vervlecht hij in dit boek met een diepgaand historisch onderzoek, daarbij legt hij op nietsontziende wijze bloot hoe het Europees imperialisme in de twee voorgaande eeuwen heeft huisgehouden op het Afrikaanse continent.

Uitroeien die beesten is een moderne klassieker: een schokkend, diep menselijk, doorwrocht en gepassioneerd betoog van een begenadigd schrijver en denker. Verplichte literatuur voor iedereen die de ogen niet langer wil sluiten voor de gewelddadige, racistische geschiedenis die aan de basis ligt van de Europese rijkdom.

 

Voorwoord

Dit is een verhaal, geen bijdrage aan de historische wetenschap. Het is het verhaal van een man die per bus door de Sahara reist en tegelijkertijd per computer door de geschiedenis van het begrip ‘uitroeiing’. In kleine, van zand vergeven hotelkamers zoomt zijn onderzoek in op één zin uit Joseph Conrads Hart der duisternis: ‘Uitroeien die beesten.’
Waarom besloot de hoofdpersoon uit Hart der duisternis, Kurtz, zijn rapport over de civiliseringsopdracht van de blanke met deze woorden? Wat betekenden ze voor Conrad en zijn tijdgenoten? Waarom zette Conrad ze neer als samenvatting van alle pretentieuze retoriek over de verantwoordelijkheid van Europa ten aanzien van de volkeren van andere continenten? Ik dacht dat ik de antwoorden op deze vragen kreeg toen ik in 1949 op zeventienjarige leeftijd voor het eerst Hart der duisternis las. Achter de ‘zwarte schimmen van ziekte en honger’ in het dodenbosje zag ik voor mijn geestesoog de uitgemergelde overlevenden van de Duitse vernietigingskampen, die nog maar een paar jaar daarvoor waren bevrijd. Ik las Conrad als een profetische auteur die alle verschrikkingen die nog moesten komen had voorzien.
Hannah Arendt wist wel beter. Zij zag dat Conrad over de genocides in zijn eigen tijd schreef. In haar eerste boek, The Origins of Totalitarianism (1951), toonde ze aan dat het imperialisme racisme nodig had als enig mogelijk excuus voor zijn daden. ‘Recht onder ieders neus lagen veel van de elementen die tezamen tot een totalitair regime zouden kunnen leiden, dat gebaseerd zou zijn op racisme.’
Haar these dat nazisme en communisme verwant waren, is een bekende stelling geworden. Veel mensen vergeten echter dat ze ook de ‘gruwelijke slachtingen’ en ‘wilde moordpartijen’ van Europese imperialisten ervoor verantwoordelijk hield dat ‘zulke pacificatiemethodes triomfantelijk hun intocht deden in gangbaar, fatsoenlijk buitenlands beleid’, wat de weg vrijmaakte voor het totalitarisme en zijn genocides.
In het eerste deel van The Holocaust in Historical Context (1994) heeft Steven T. Katz een begin gemaakt met het aantonen van de ‘fenomenologische uniciteit’ van de Holocaust. Her en der in zijn 700 pagina’s tellende betoog spreekt hij met verachting over degenen die juist de overeenkomsten tussen de Holocaust en andere genocides benadrukten. Op andere plaatsen is hij echter milder en zegt: ‘Hun benadering gaat, zou je kunnen zeggen zonder het direct af te keuren, uit van overeenkomsten, de mijne daarentegen van verschillen.’
Beide benaderingen lijken me even valide en complementair. Mijn woestijnreiziger, die zich meer op overeenkomsten baseert, is van mening dat Europa’s verwoesting van de ‘inferieure rassen’ van vier continenten de weg vrijmaakte voor Hitlers vernietiging van zes miljoen Joden in Europa.
Elk van deze genocides had natuurlijk haar eigen unieke kenmerken. Maar al zijn twee gebeurtenissen niet identiek, de ene kan de andere wel mogelijk maken. De Europese expansie in de wereld, die gepaard ging met het schaamteloos verdedigen van uitroeiing, creëerde denkpatronen en politieke precedenten die de weg vrijmaakten voor nieuwe schanddaden, uiteindelijk culminerend in de vreselijkste van allemaal: de Holocaust.

 

I

Naar In Salah

1

U weet al genoeg. Ik ook. Het ontbreekt ons niet aan kennis. Het ontbreekt ons aan de moed onder ogen te zien wat we weten en daaruit conclusies te trekken.

2

Tademaït, ‘de woestijn der woestijnen’, is het meest uitgestorven gebied van de Sahara. Van vegetatie ontbreekt elk spoor. Al het leven is uitgedoofd. Op de grond ligt alleen het zwarte, glanzende woestijnvernis dat door de hitte uit de stenen is geperst.
De nachtbus, de enige bus tussen Elgolea en In Salah, doet er met een beetje geluk zeven uur over. Bij het veroveren van een zitplaats heb je concurrentie van een paar dozijn soldaten met grove kistjes aan, die de fijne kneepjes van het in de rij staan hebben geleerd in de vechtschool van het Algerijnse leger in Sidi-Bel-Abbés. Iemand die de kern van het Europese denken opgeslagen op een ouderwetse computer onder zijn arm draagt, heeft daarbij duidelijk een handicap.
Bij de afslag naar Timmimoun wordt vanuit een gat in de muur warme aardappelsoep met brood geserveerd. Daarna houdt het kapotgereden asfalt op en gaat de bus verder door een wegloze woestijn.
Het is een regelrechte rodeo. De bus gedraagt zich als een nog niet ingereden jong paard. Met rammelende ruiten en knarsende veren schommelt, stampt en springt hij voort en elke schok dreunt door in de harde schijf die ik op schoot heb en in de biologische zachte schijf van mijn ruggengraat, die op een slingerende stapel houten blokken lijkt. Wanneer zitten niet meer gaat, hang ik aan het bagagerek of hurk ik.
Dit is waarvoor ik bang was. Dit is waarnaar ik heb uitgekeken.
De nacht is fantastisch in het maanlicht. Urenlang stroomt de witte woestijn voorbij: stenen en zand, stenen en grind, grind en zand – alles stralend als sneeuw. Er gebeurt pas iets wanneer een vuurbaak plotseling oplicht in het donker, als teken voor een van de passagiers om de bus te laten stoppen, uit te stappen en recht de woestijn in te lopen.
Het geluid van zijn stappen verdwijnt in het zand. Hijzelf verdwijnt. Ook wij verdwijnen in het witte duister.

3

De kern van het Europese denken? Ja, er is een zin, een korte en simpele zin, slechts een woord of drie, vier lang, die de geschiedenis van ons werelddeel, onze mensheid, heel onze biosfeer van holoceen tot Holocaust samenvat.
Ik bestudeer die zin al een aantal jaren. Ik heb veel materiaal verzameld, maar ik heb nooit tijd om het door te nemen. Ik zou ergens in deze woestijn willen verdwijnen waar niemand me kan bereiken, waar ik alle tijd van de wereld heb. Verdwijnen en pas terugkomen wanneer ik heb begrepen wat ik al weet.

4

Ik stap uit in In Salah.
De maan schijnt niet meer. De bus neemt zijn lichten mee en rijdt weg. Om me heen is het duister compact.
Vlak bij In Salah werd de Schotse ontdekkingsreiziger Alexander Gordon Laing overvallen en beroofd. Hij kreeg vijf slagen tegen zijn hoofd en drie tegen zijn linkerslaap. Een van de slagen tegen zijn linker jukbeen verbrijzelde zijn kaak en scheurde zijn oor. Er gaapte een afschuwelijke wond in zijn nek, diep tot aan zijn luchtpijp, een kogel in zijn heup schampte zijn ruggengraat. Drie slagen tegen zijn rechterarm en -hand, drie vingers gebroken, zijn pols verbrijzeld, et cetera, et cetera...
Ergens ver weg in het duister is een vuur te zien. Ik begin mijn zware tekstverwerker en mijn nog zwaardere koffer in de richting van het licht te slepen.
Duinen van rood, door de wind opgehoopt zand doorkruisen mijn pad. Tegen de helling heeft het losse zand hopen gevormd. Ik zet tien stappen, rust uit, en zet nog tien stappen. Het licht komt niet dichterbij.
Laing werd overvallen in januari 1825. Maar angst is tijdloos. Thomas Hobbes was in zijn zeventiende eeuw net zo bang voor de eenzaamheid, voor de nacht en voor de dood als ik. ‘Er zijn mensen die zo wreed zijn,’ zei hij tegen zijn vriend Aubrey, ‘dat ze meer genieten van het doden van een mens dan jij van het doden van een vogel.’
Het vuur lijkt nog steeds even ver weg. Zal ik de tekstverwerker en de koffer neerzetten om gemakkelijker te kunnen lopen? Nee, ik ga in het stof zitten om op de dageraad te wachten. Daar, dicht bij de grond, voel ik plotseling een windvlaag die de geur van brandend hout met zich meevoert.
Ruik je de geuren van de woestijn intenser omdat ze zeldzaam zijn? Wordt hout in de woestijn geconcentreerder zodat het geuriger brandt? Zeker is dat het vuur dat voor mijn ogen zo ver leek, voor mijn neus plotseling heel dichtbij is.
Ik sta op en zwoeg verder.
Met een enorm gevoel van triomf bereik ik ten slotte de hurkende mannen rond het vuur.
Ik groet. Vraag. En krijg te horen dat ik helemaal verkeerd zit. Gewoon rechtsomkeert maken, zeggen ze.
Ik volg mijn sporen terug naar de bushalte waar ik uit de bus ben gestapt.
En dan door hetzelfde duister verder naar het zuiden.

5

‘Angst gaat nooit weg,’ zegt Conrad. ‘Een man kan alles in zichzelf vernietigen, liefde en haat en geloof, en zelfs twijfel; maar zolang hij aan het leven hecht kan hij de angst niet uitroeien.’
Hobbes zou het daarmee eens zijn geweest. Daarin reiken ze elkaar over de eeuwen heen de hand.
Waarom reis ik zoveel, als ik zo vreselijk bang ben om te reizen? Waarom reisde de Zweedse auteur Artur Lundkvist, die net zo bang was?
Misschien proberen we via de angst een verhoogd levensgevoel te bereiken, een intensere vorm van bestaan? Ik ben bang, dus ik besta. Hoe banger ik ben, hoe meer ik besta?

[…]

 

 

Oorspronkelijke tekst © Sven Lindqvist, 1992
Nederlandse vertaling © Kim Liebrand en De Geus bv, Amsterdam 2022

pro-mbooks1 : athenaeum