Leesfragment: Met vriendelijke groet

20 oktober 2022 , door Johan Fretz
| |

26 oktober verschijnt het nieuwe boek van Johan Fretz, Met vriendelijke groet, 29 oktober gaat hij in gesprek met Roxane van Iperen over zijn boek en over De genocidefax bij Athenaeum Boekhandel Zuidoost. Lees vandaag al een fragment uit het boek.

Johan Fretz maakt al tien jaar lang spraakmakende verhalen over de actualiteit, die keer op keer tijdloos blijken. Zijn persoonlijke notities blijven relevant - alleen de toon is veranderd. In Met vriendelijke groet laat Fretz zien hoe hij zich het afgelopen decennium heeft ontwikkeld, van beginnend schrijver tot de stem van een generatie.

In een tijd waarin eeuwenoude normen vurig worden bevraagd en bestreden, en we tegelijkertijd de rand van de afgrond misschien al gepasseerd zijn, durft Fretz met zijn columns, essays en verhalen kleur te bekennen. Kritisch, maar niet cynisch, in de overtuiging dat een gelijkwaardigere toekomst alleen kan bestaan als onverzoenlijkheid en hypocrisie ferm worden benoemd. Van de politiek van Mark Rutte tot de onmacht van links, van complottheorieën tot zijn eigen ontwikkeling rond BLM, hij schuwt de gevoelige onderwerpen niet.

N.B. Lees op onze site ook Caroline Reeders’ aanbeveling voor Onder de paramariboom, een fragment uit die roman (Boekhandelsprijs 2019), en Martijn van der Kaaden over Fretz 2025.

 

Voorwoord

Misschien begon de weg naar dit boek wel in 1999. Ik was net veertien geworden en mijn middelbare school kreeg een heuse website. Op hét internet. Het wereldwijde web. Omdat ik weleens een stukje schreef voor de schoolkrant werd ik gevraagd mee te denken over de invulling van de schoolwebsite. Al gauw ontstond het idee voor een wekelijkse eigen column. Wat dat was wist ik eigenlijk niet eens. Een stukje. Een kolom. Een plek om te schrijven wat je maar wilt. Ik vond het een leuk idee. Beat the Week, noemde ik mijn rubriek.
Beat the Week kreeg een eigen knop op de website. Als je daarop klikte, zag je een foto van mijn dikke puberhoofd, met een blik die zo kenmerkend is voor de hoogmoed van de jeugd. ‘Wie maakt mij wat?’
Het leven op de middelbare school was leuk, vond ik, maar ook doodvermoeiend. Op kleine schaal deden de bureaucratie, het gebrek aan verbeeldingskracht en een overschot aan technocratische figuren er alles aan om het vuur van jonge mensen te doven. (Al moet wel worden gezegd dat ik op de allerbeste middelbare school ter wereld zat, De Meergronden in Almere, waar naast de fantasieloze types ook een heel leger aan bevlogen babyboomers aan het roer stond: oude hippies die onze blik op de wereld voorgoed zouden vormen en ons juist leerden autonoom en eigenwijs te zijn.)
Met Beat the Week wilde ik mijn medeleerlingen door de week heen slepen. In eerste plaats maakte ik ze openhartig en met veel gevoel voor zelfspot deelgenoot van mijn onhandige belevenissen op school, maar het populairst waren de stukken waarin ik de docenten op de hak nam. Regelmatig ontstond er ophef over iets wat ik had geschreven.
Zo was er die keer dat ik een leraar Nederlands had gefileerd, nadat hij een geweldig essay van een klasgenoot een 4 had gegeven, puur omdat ze zich niet aan het officiële stappenplan had gehouden. De docent voelde zich zo aangevallen dat hij een week thuisbleef. Daar voelde ik me dan wel weer schuldig over en dat schuldgevoel werd nog eens versterkt door conrector Greet Snoodijk, beslist de meeste fantasieloze persoon die ik ooit in mijn leven heb ontmoet en die deze speciale vermelding verdient omdat het mensen zoals zij zijn die de hartstocht, vreugde en oorspronkelijkheid van jonge mensen in de knop proberen te breken. Snoodijk riep me op het matje en vertelde me dat ik te ver was gegaan. Als het zo doorging, zei ze, lag er een schorsing in het verschiet en zou ze Beat the Week laten stopzetten. Kijk, dat was nog eens cancelcultuur.

Tegen de stroom in gaan, de macht uitdagen, normen bevragen: in die kleine biotoop stuitte het al op grote weerstand. Maar dat deerde me niet. Ik was nog onbevangen, veel meer dan dertien jaar later. Als broekie van zesentwintig werd ik gevraagd om columns te schrijven voor de Volkskrant. Toen had ik ook een grote bek, maar op die leeftijd gaat de brutaliteit gepaard met een ongezond grote bewijsdrift. Late twintigers hebben haast. Ze willen voor hun dertigste de wereld bestormd hebben, alsof ze na hun dertigste dood neer zullen vallen en in het eeuwige niets zullen verdwijnen.
Lees ik mijn columns van toen, dan zie ik heus wel aanleg, contouren van een eigen stijl. Maar ik zie vooral ook heel veel overdrive, te lange en moeilijk geformuleerde zinnen en gedachten, de pleaserige behoefte om maar serieus te worden genomen. Te vol op het gas. En ook zie ik, grappig genoeg, veel onbewust seksisme en (zelf)racisme, tekenen van een minder bewuste tijd. Nog niet de wijsheid om in te zien dat, in een land waarin iedereen voortdurend in een staat van wilde razernij verkeert, de grove uithalen niet langer rebels zijn, maar eigenlijk juist het ultieme bewijs van kleinburgerlijkheid.
Maar ik kan er ook met mildheid naar kijken: ik zie een jongeman die de drang heeft zijn innerlijk vuur uit te dragen, die het idealisme dat hij al wel voelt nog niet goed onder woorden kan brengen. Zoals jonge muzikanten vooral hun helden nadoen, zo zie ik mijn jongere zelf proberen zijn innerlijke Barack Obama te kanaliseren, met staaltjes retorica over dromen, verandering, samenkomen.
Na anderhalf jaar vertrok ik bij de Volkskrant omdat ik even klaar was met al die jeugdige politieke geldingsdrang van mezelf. Ik kreeg een nieuwe plek voor mijn schrijfsels bij Het Parool. Ik voelde me er meteen thuis, vooral omdat er met veel geduld naar mijn werk werd gekeken. Ik probeerde een tijd lang over alles te schrijven, behalve over de toestand van de wereld. Mijn columns werden nu kleine tegeltjes, verhaaltjes vol observaties van alledaagse gebeurtenissen. Lang niet slecht, al ging er ook iets krampachtigs vanuit, want wat er feitelijk onder woonde was de angst voor het eigen vuur. Het eigen vuur waarvan ik wist dat het de boel flink kon opschudden, maar ja, dat ging nu eenmaal ook gepaard met weerstand, dat kon niet anders. En de pleaser in mij wilde te graag door iedereen aardig gevonden worden.
Langzaam maar zeker veranderde dat en gingen de columns steeds vaker weer over politiek, over het Binnenhof, over de wereld. En heel soms, heel af en toe, durfde ik ook te schrijven over de zaken die Nederland en de wereld in steeds grotere mate onder spanning zette: racisme, de ontmenselijking van de ander. Ik wist dat hierover schrijven per definitie zou leiden tot felle backlash en daarom verpakte ik het heel lang, deels bewust, deels onbewust, nog in een vriendelijk en voorzichtig jasje.
Maar toen mijn eigen weg van jeugd naar wasdom steeds evidenter was afgelegd, Donald Trump het Witte Huis betrad, ik mijn Surinaamse roots begon te ontdekken en omarmen en ook in Nederland een steeds giftiger klimaat ontstond dat een diep misplaatst zelfbeeld van vrijheid, tolerantie en gelijkheid in standhield, werd het moeilijker om altijd maar te blijven schrijven in ‘enerzijds en anderzijds’, in ‘dialoog en verbinding’. Ik realiseerde me steeds meer dat die verbindingsretoriek een bepaalde holheid bezat, die bedoeld was om mijn eigen woorden bij voorbaat al onschadelijk te maken. Om mezelf uit de vuurlinie te houden. Het begon te knagen en stukje bij beetje wierp ik de schroom van me af. De stukken werden feller en onbevreesder, eigenlijk weer precies zoals toen, in Beat the Week. En toen ik ook nog vader werd, de pandemie losbarstte en kort daarna in Amerika een zwarte man door de politie bruut werd vermoord, met een massale opleving van een antiracismebeweging ten gevolg, daalde het besef in dat ik me niet langer mocht verschuilen achter angst of pleaserigheid. Het was tijd om mijn stem luid en duidelijk te laten klinken.
Sindsdien is het publiek van mijn stukken explosief gegroeid. Kennelijk voelen mensen het wanneer je je eigen stem vindt. Ik ben een schrijver. Geen opiniemaker. Opiniemaker heb ik altijd een vreselijk woord gevonden. Onuitstaanbaar. Opiniemaker klinkt mij vooral als stemmingmaker, en zo wordt de term ook vaak tegen je gebruikt wanneer je columns schrijft. ‘Meningen, meningen, meningen in het meningencircus,’ verzuchten mensen dan, terwijl ik de mening juist het minst interessant vind.
Meningen komen en gaan, die stel je voortdurend bij. Waar het werkelijk om draait is de waarde van waaruit je vertrekt. In een column reflecteer je op de wereld om je heen, de kleine of de grote wereld. Je probeert grip te krijgen op de materie. En natuurlijk verkondig je daarin ook wat je vindt, natuurlijk neem je soms stelling, beken je kleur.
Maar ook dan gaat het om de waarde die je vertegenwoordigt, niet om de mening. Je geeft iets vorm met taal, met ritme, met stijl. Wanneer de vorm ontbreekt, is het niets. Dan is het inderdaad alleen maar een mening. Ik heb de column vaak de plek genoemd waar mijn schrijverschap en mijn activisme heel nadrukkelijk samenkomen, waar ik me heel direct engageer met wat er om me heen gebeurt. Er is veel waar je in de loop der tijd anders over gaat denken en lang niet alles blijkt tijdloos.

Wat nu voor je ligt is een dwarsdoorsnede van tien jaar columns, essays en verhalen, het is de weg van toen naar nu. Maar bovenal is het een ode aan volhouden, aan geduld hebben, aan niet te veel willen. Want je stem vinden, ergens goed in worden, dat kost tijd, veel tijd. Dat betekent keer op keer blijven proberen, tot je op een dag zonder dat je het eigenlijk echt doorhebt op een eigen golf terechtkomt. Een golf waarop de vorm en inhoud van je schrijverschap en denken samenvallen, en plotseling hun weg vinden naar meer mensen dan je ooit voor mogelijk had gehouden, toen je als veertienjarige begon op die schoolwebsite. In zekere zin keer je als volwassene terug bij die jonge ruwe versie van jezelf, maar dan met een koffer vol ervaring die – zo hoop je dan maar – verdieping en gelaagdheid toevoegt aan alles wat altijd al in je zat.

Met vriendelijke groet,
Johan Fretz

 

© Johan Fretz, 2022 © Lebowski Publishers, Amsterdam 2022

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum