Leesfragment: Etty Hillesum

22 december 2022 , door Judith Koelemeijer
|

Een van de meestgenoemde beste boeken in de eindejaarslijstjes is Judith Koelemeijers Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven. Lees bij ons een fragment!

Op 9 maart 1941 begint de dan 27-jarige Etty Hillesum een dagboek. Terwijl de nazi’s haar als Joodse vrouw in Amsterdam steeds openlijker vervolgen, getuigt zij van een imponerende geestelijke vrijheid. Haar aantekeningen over de liefde, erotiek, familierelaties, vriendschap, geloof, zinloze haat en lotsverbondenheid zijn hoogstpersoonlijk, zeldzaam eerlijk, en tegelijkertijd volstrekt universeel. Sinds de eerste publicatie van haar dagboeken en brieven hebben de geschriften van Etty Hillesum (1914-1943) wereldwijd miljoenen lezers geïnspireerd. Maar wie was zij eigenlijk? Welke vrouw van vlees en bloed gaat schuil achter haar mooie woorden? Judith Koelemeijer wist een schat aan nog onbekend materiaal te verzamelen. In deze biografie geeft zij een verrassend nieuw perspectief op Etty’s rusteloze jeugd, haar linkse studentenjaren, en haar uiteindelijke keuze om ‘het lot van haar volk te delen’ en niet onder te duiken. Etty Hillesum blijkt iemand met vele gezichten, getekend door een beladen familiegeschiedenis, waaraan zij zich tenslotte tóch weet te ontworstelen. Etty Hillesum – Het verhaal van haar leven is de meeslepende geschiedenis van een jonge, gepassioneerde vrouw die ook onder de meest gruwelijke omstandigheden trouw bleef aan haar idealen en zichzelf.

 

10
Haar magische toverstaf

Op 18 mei 1942 kon Etty de architect van haar eigen ondergang recht in het gezicht kijken. De hoogste baas van de ss, Heinrich Himmler, was in Nederland en inspecteerde die dag op het Museumplein het nieuwe politiebataljon van Amsterdam. In een driedubbele, lange rij stonden de politiemannen strak in het gelid. Ze waren in het zwart gekleed en droegen een staalhelm, sabel en geweer. Himmler paradeerde erlangs, vergezeld door höhere ss- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter, de leider van de ss in Nederland, en Willy Lages, die de scepter zwaaide over de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Als Etty uit het raam keek, zag ze Reichsführer Himmler recht op haar aflopen, zijn arm gestrekt in de Hitlergroet.
Er waaide marsmuziek over het veld. Het muziekkorps van de Grüne Polizei uit Den Haag zorgde voor de muzikale opluistering, zo stond nadien in de krant. ‘De manschappen, die het geweer presenteerden, maakten een buitengewoon goeden indruk.’ Na een defilé op de Stadhouderskade voor het Rijksmuseum, waarbij Himmler vanaf een wat knullig, met bloemen versierd verhoginkje toekeek, begaf het hele gezelschap zich naar het IJsclubterrein, vlak voor Etty’s kamer. Staand in een open wagen sprak de Reichsführer de politiemannen toe. De meeste kwamen net van de opleiding in Schalkhaar, waar ze waren gedrild in het nationaalsocialisme. Himmler begroette hen als ‘vrienden’ en beloofde hun voor de toekomst een belangrijke rol in het Nederlandse politieapparaat.
Het waren deze mannen, die later als de beruchte Schalkhaarders of ‘zwarte politie’ in Amsterdam veelvuldig deelnamen aan razzia’s en Joden uit hun huizen haalden.
Op het Museumplein bevond zich een aantal belangrijke Duitse hoofdkwartieren. Vanuit haar raam keek Etty uit op de villa waar Hans Böhmcker kantoor hield, de vertegenwoordiger van het Duitse Rijk voor Amsterdam. Het is een vreemde gedachte dat op nog geen honderd meter van de plek waar Etty zich vrij schreef, alle onderdrukkende maatregelen tegen de Amsterdamse Joden werden uitgevaardigd. Het imposante pand fungeerde al sinds 1938 als Duits consulaat, en het was na de bezetting voor de nazi’s daarom vanzelfsprekend geweest om het Museumplein aan te wijzen als een belangrijk centrum van hun macht. In de villa’s naast die van Böhmcker zetelden de leiding van het Duitse leger en de politie. Het was een uitgelezen plaats voor Himmler om zich te presenteren. De rechterhand van Hitler werd op het Museumplein ontvangen door onder anderen de ‘Generaal der Duitsche politie Schumann’, de collaborerende burgemeester van Amsterdam E.J. Voûte en de zeer pro-Duitse commissaris van politie S. Tulp. Officieel was Himmler een paar dagen in Nederland om in Den Haag de Nederlandse ss te beëdigen en werkoverleg te hebben met een aantal nazikopstukken, onder wie Rauter en nsb -leider Anton Mussert. In werkelijkheid kwam hij vooral kijken hoe het stond met de voorbereidingen van de deporta- tie van de Nederlandse Joden, die in de zomer van 1942 zou moeten beginnen en nog met de grootste schimmigheid was omhuld.
Al eind 1941 hadden Himmler en Hitler in een aantal geheime besprekingen de aanzet gegeven tot de zogeheten Endlösung. ‘Joodse vraagstuk – ausrotten (uitroeien)’, noteerde Himmler op 18 december in zijn agenda. Op dat moment waren al honderdduizenden Joden in Polen en de Sovjet-Unie doodgeschoten door ss-Einszatsgruppen. Nadat Himmler op 15 augustus 1941 in een bos bij Minsk zelf getuige was geweest van zo’n gruwelijke massa-executie – ‘schiet op en vermoord ze!’ zou hij uitgeroepen hebben toen twee vrouwen niet direct stierven – was hij op zoek gegaan naar moordmethoden die psychisch minder belastend waren voor zijn ss-mannen, en bovendien sneller en goedkoper konden worden uitgevoerd.
Op 8 december 1941 was in Polen het eerste vernietigingskamp Che³mno geopend, waar Joden en Roma werden vermoord in zogeheten ‘gaswagens’, waarvan de uitlaat was gekoppeld aan de afgesloten laadruimte. Tegelijkertijd werd er in Auschwitz – waar nog voornamelijk Poolse politieke gevangenen en Russische krijgsgevangenen werden vastgehouden – geëxperimenteerd met vergassing door Zyklon b, een verdelgingsmiddel voor ongedierte. De resultaten hiervan waren voor de nazi’s zo bemoedigend, dat zij haast durfden te maken met hun voornemen om de Joodse ‘Untermensch’ uit Europa te laten verdwijnen. Bovendien was na de Japanse aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941 ook Amerika betrokken geraakt bij de oorlog – wat het gevoel van urgentie voor de nazi’s nog versterkte.
Himmler was zelf niet aanwezig geweest bij de Wannseeconferentie op 20 januari 1942, waar in een luxueuze villa de hoogste functionarissen van het naziregime op de hoogte werden gebracht van de wijze waarop de Endlösung zou worden georganiseerd. Hij liet zich vertegenwoordigen door Obergruppenführer Reinhard Heydrich, die voorzitter was van de bijeenkomst. Adolf Eichmann, hoofd van het Judenreferat iv b4 van het Berlijnse Reichssicherheitshauptamt, had hard gewerkt om al het cijfermateriaal op tafel te krijgen. ‘Niederlande – 160.800’ stond op het overzichtslijstje van het aantal Joden dat per land in Europa ‘geëvacueerd’ zou moeten worden; een eufemisme dat alle vijftien aanwezigen uitstekend wisten te interpreteren. De sfeer onder de relatief jonge, hoogopgeleide nazi’s was beschaafd en gedecideerd; na afloop werd er bij de open haard een sigaar opgestoken en cognac gedronken. Binnen twee uur was men overeengekomen dat op zo kort mogelijke termijn ‘über 11 million’ Europese Joden door vergassing zouden worden ‘geëlimineerd’.
Half april 1942 had Eichmann een kort bezoek aan Nederland gebracht om in het grootste geheim te praten met Rijkscommissaris Seyss-Inquart en andere belangrijke ss’ers in Den Haag over deportatie van de Nederlandse Joden naar de vernietigingskampen in het oosten. Zijn opdracht was duidelijk. Voor het einde van het jaar moesten zeker vijftienduizend Joden in Nederland worden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, om te beginnen de Duits-Joodse vluchtelingen. Dit aantal werd overigens al snel aangepast. Omdat Frankrijk in gebreke bleef, werd het quotum door Eichmann een paar maanden later verhoogd naar in totaal veertigduizend te ‘evacueren’ Nederlandse Joden in het jaar 1942.
Etty voorvoelde wel dat het bezoek van Himmler weinig goeds voorspelde. ‘De bedreigingen van buiten steeds groter, de terreur stijgt met de dag,’ schreef ze die maandag 18 mei in haar dagboek, zonder verder iets te zeggen over de machtsvertoning van de nazi’s voor haar deur. Ze had besloten zich er niet door te laten intimideren: ‘Ik trek het gebed om me heen als een donkere beschuttende muur, in het gebed trek ik me terug als in een kloostercel en treed dan weer naar buiten, “gesammelter” en sterker en weer bijeengeraapt. Zich terugtrekken binnen de gesloten cel van het gebed, dit wordt voor mij een steeds grotere realiteit en ook noodzakelijkheid.’
Juist op 18 mei was Etty aan een nieuw dagboekschrift begonnen, haar achtste cahier alweer. In de voorgaande tweeënhalve week had ze in een recordtempo haar zevende schrift volgeschreven – tot dan kon ze ten minste vier weken toe met één cahier en meestal nog langer. Kennelijk was er veel dat haar bezighield. Maar wat dat was, zullen we helaas nooit weten, want juist dit zevende schrift is na de oorlog verloren gegaan. Het lag jarenlang ‘als een bijbel’ op het nachtkastje van Johanna Smelik, die er graag in las omdat er ‘dierbare dingen’ in stonden en Etty ‘zo lief’ over haar schreef. Door slordigheid raakte het vervolgens zoek.14 Onuitstaanbaar, want juist aan het einde van cahier zes zadelde Etty de lezer op met een enorme cliffhanger, toen ze schreef dat ze voor het eerst naakt in Spiers armen had gelegen en hij had gefluisterd: wie zart Du, hoe teder jij. Zouden Spier en Etty hun laatste terughoudendheid op lichamelijk gebied dan toch opgeven?
Gelukkig was er in die eerste weken van mei nóg een discipel van Spier die een dagboek bijhield: Etty’s ‘opgewonden en roodharige’ vriendin Leonie Snatager. Op aanraden van Etty was de Joodse Leonie in februari 1942 ook in therapie gegaan bij Spier. Leonie zat nogal met zichzelf in de knoop, en intelligent en gretig als zij was, had zij zich vol overgave in de behandeling gestort. Zij ging bijna wekelijks naar Spier om met hem te praten en te worstelen, en in korte tijd was Spier als therapeut én vriend heel belangrijk voor haar geworden. Op 22 april besloot ook Leonie, op advies van Spier, haar gedachten ‘Tagebuchartig’ op te schrijven. Ze deed dat op een typemachine, soms in het Duits, meestal in het Nederlands. ‘En daar begin ik nu al,’ schreef ze die 22ste april, ‘het is nog geen acht uur, en ik ben pas om vijf uur bij u weggegaan! Maar het enige, waar ik nu naar verlang, is me helemaal uit te schrijven.’
Het ‘therapiedagboek’ van Leonie Snatager lag decennialang in de gangkast van haar oude huis in het Amerikaanse Greenbelt, naast de shampooflessen. Door de ontdekking ervan, tijdens onderzoek voor dit boek, werd een unieke, nieuwe bron van informatie aangeboord. Leonie schreef bijna dagelijks in haar dagboek; van 22 april tot 10 juli 1942 tikte zij precies 284 kantjes vol. Vaak richtte zij zich daarbij direct tot Spier, aan wie zij haar ontboezemingen in het kader van de therapie steeds liet lezen. In het dagboek schreef Leonie echter óók veel over Etty, die vier jaar ouder was en op wie zij, zoals ze zelf zei, ‘een sterke projectie’ had. Leonies aantekeningen bieden daarom een verrassend nieuw perspectief op Etty’s gemoedstoestand in dat allesbeslissende voorjaar van 1942, inclusief de eerste weken van mei, waarover we van Etty zelf geen dagboekaantekeningen hebben.
Etty, Spier en Leonie werden als Joden steeds openlijker bedreigd. Tegelijkertijd raakten zij verwikkeld in een gecompliceerde en gespannen driehoeksverhouding, waarin hun verschillende rollen nog nauwelijks te ontwarren waren. Als secretaresse van Spier werd Etty nauw betrokken bij de behandeling van haar vriendin. Vriendschap, erotiek en therapie: het liep al snel allemaal door elkaar heen. Met als essentiële, steeds dringender wordende vraag: hoe te reageren op de terreur en de dreiging van deportatie? Hoe innerlijk weerbaar te blijven? Wat was de beste verdediging?
Leonie ging lang mee op de weg die Etty voor zichzelf zou kiezen. Ze raakte sterk door haar vriendin en ook Spier beïnvloed. Totdat ze op een cruciaal moment een radicaal andere keuze maakte.
‘Etty was, achteraf gezien, heel gevaarlijk,’ zou Leonie na de oorlog zeggen. ‘Ik zou hier niet zitten, als ik me niet van haar had losgemaakt.’

[…]

 

Copyright © 2022 Judith Koelemeijer/Uitgeverij Balans, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum