Leesfragment: De diepst verborgen herinnering van de mens

14 oktober 2022 , door Mohamed Mbougar Sarr
|

Vandaag verschijnt Mohamed Mbougar Sarrs Prix Goncourt-winnende roman De diepst verborgen herinnering van de mens (La plus secrète mémoire des hommes), vertaald uit het Frans door Jelle Noorman. Update 2 mei 2023: dit boek staat nu op de longlist van de Europese Literatuurprijs 2023. Lees bij ons een fragment!

De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr – de jongste winnaar van de Prix Goncourt sinds 1976 – gaat over de zoektocht naar de verdwenen schrijver van een verloren gewaande cultklassieker. Als de jonge Senegalese, in Parijs woonachtige schrijver Diégane Faye een legendarische literaire klassieker uit 1938 in handen krijgt, móét hij de mysterieuze schrijver ervan zien te vinden. Deze T.C. Elimane werd na de verschijning van zijn roman als ‘de zwarte Rimbaud’ gevierd, maar na een schandaal en de daaropvolgende racistisch getinte haatcampagne is hij van de aardbodem verdwenen. De labyrintische zoektocht naar Elimane zal Diégane tachtig jaar later naar Senegal, Frankrijk en Argentinië voeren, in een verslavend verhaal dat verweven is met de complexe erfenis van het kolonialisme.

 

Boek één

Deel één
Het web van de Spinnenmoeder

 

27 augustus 2018

Van een schrijver en zijn werk kun je in elk geval dit weten: samen begeven ze zich door het volmaaktste labyrint dat je je kunt voorstellen, een lang cirkelvormig traject, waarop hun bestemming samenvalt met hun vertrekpunt: de eenzaamheid. Ik verlaat Amsterdam. Ondanks alles wat ik er aan de weet ben gekomen, is het me nog steeds niet duidelijk of ik Elimane beter heb leren kennen of dat hij een nog groter raadsel is geworden. Ik zou hier de paradox van elke zoektocht naar kennis kunnen aanhalen: hoe meer we over een klein stukje van de wereld ontdekken, des te dieper raken we ervan doordrongen hoe oneindig veel nog onbekend is en hoezeer we in het duister tasten; maar die vergelijking zou slechts ten dele recht doen aan mijn gevoel ten aanzien van die man. In zijn geval is een formulering geboden die nog verder gaat, dat wil zeggen, waaruit nog meer pessimisme spreekt over de mogelijkheid om de ziel van een mens ook maar enigszins te doorgronden. Zijn ziel is als een zwart gat, dat alles wat erbij in de buurt komt als een magneet aantrekt en opslokt. Je buigt je een poos over zijn leven en wanneer je er, ernstig en gelaten en vergrijsd, en misschien zelfs wanhopig, weer afstand van neemt, mompel je: van de menselijke ziel kun je niets weten, er valt niets te weten. Elimane is opgegaan in zijn Nacht. Ik ben gefascineerd door het gemak waarmee hij afscheid nam van de zon. Ik ben gefascineerd door de hemelvaart van zijn schim. Ik ben geobsedeerd door het mysterie van zijn lot. Ik weet niet waarom hij er het zwijgen toe heeft gedaan terwijl hij nog zoveel te zeggen had. Maar bovenal heb ik er moeite mee dat ik zijn voorbeeld niet kan volgen. Wanneer je het pad kruist van iemand die zwijgt, maar dan ook echt zwijgt, kun je niet anders dan twijfelen aan de betekenis – de noodzaak – van je eigen woorden, waarvan je je plotseling afvraagt of ze meer zijn dan een hoop gezanik, een berg taalbagger. Ik houd nu maar mijn muil en laat het even hierbij, Dagboek. De verhalen van de Spinnenmoeder hebben me uitgeput. Amsterdam heeft me afgemat. Mij wacht de weg van de eenzaamheid.

 

I

De Afrikaanse auteurs van mijn generatie, die je binnenkort al niet meer de jonge garde kunt noemen, hebben dankzij T.C. Elimane de kans gekregen elkaar in vrome, bloederige literaire steekspelen aan hun spies te rijgen. Zijn boek hield het midden tussen een kathedraal en een strijdperk; we betraden het als de graftombe van een god en eindigden er geknield in het bloed dat we hadden geplengd ter ere van het meesterwerk. Eén enkele pagina volstond om ons ervan te overtuigen dat we een schrijver lazen, een hapax, zo’n ster die slechts eenmaal aan het firmament van de literatuur verschijnt. Ik herinner me een van de vele etentjes die we doorbrachten in het gezelschap van zijn boek. In het heetst van de discussie had Béatrice, de sensuele, energieke Béatrice Nanga die me naar ik hoopte ooit tussen haar borsten zou verstikken, met uitgeslagen klauwen verkondigd dat alleen de werken van ware schrijvers het waard waren om met getrokken messen te bediscussiëren, dat alleen die als een exquise drank het bloed verhitten en dat we de literatuur te schande zouden maken als we ons, omwille van een slappe, weekdierwaardige consensus, onttrokken aan de vurige confrontatie waartoe ze opriepen. Een ware schrijver, had ze eraan toegevoegd, zet aan tot dodelijke discussies onder ware lezers, die altijd met elkaar in oorlog zijn; als je het er niet voor overhebt om kapot te gaan in het strijdperk en als een buzkashi-ruiter zijn karkas in de wacht te slepen, dan kun je wat mij betreft oprotten en creperen in die lauwe pis die jullie voor speciaalbier aanzien: dan ben je allesbehalve een lezer, laat staan een schrijver. Ik viel Béatrice Nanga bij in haar vlammende reprimande. T.C. Elimane was geen klassiek auteur maar een cultschrijver. De literaire mythe is een speeltafel. Elimane was aangeschoven en had de drie grootste troeven neergelegd die je maar in handen kon hebben: ten eerste had hij een naam met geheimzinnige initialen gekozen; ten tweede had hij slechts één boek geschreven; en ten slotte was hij spoorloos verdwenen. Ja, het was het waard om je vol overgave in het spel te storten en te proberen zijn karkas te bemachtigen. Je kon betwijfelen of er ooit werkelijk een T.C. Elimane had bestaan en je kon je afvragen of dat niet een pseudoniem was geweest dat een auteur zich had aangemeten om het literaire wereldje een loer te draaien of de rug toe te keren, maar over de krachtige waarheid van zijn boek was geen twijfel mogelijk: zodra je het had dichtgeslagen, stroomde het leven, woest en puur, terug in je ziel. Het blijft een boeiende vraag of Homerus werkelijk heeft bestaan of niet. Maar voor het enthousiasme van zijn lezer maakt het geen verschil; want wie of wat Homerus ook was, die lezer is hem dankbaar omdat hij de Ilias en de Odyssee heeft geschreven. Zo doet de persoon, de mystificatie of de legende achter T.C. Elimane er evenmin veel toe: het gaat om zijn naam, waaraan we het werk te danken hebben dat onze kijk op de literatuur heeft veranderd. Misschien wel onze kijk op het leven. Het labyrint der onmenselijkheid: zo heette het, en we deden ons eraan tegoed zoals lamantijnen zich laven aan een bron. In den beginne was er een profetie, en er was een Koning; en de profetie vertelde de Koning dat de aarde hem de absolute macht zou geven, maar in ruil daarvoor de as van grijsaards zou opeisen, en de Koning stemde hiermee in. Onmiddellijk richtte hij brandstapels op voor de oudsten in zijn rijk, waarna hij hun overblijfselen rond zijn paleis verstrooide, en algauw ontstond daar een bos, een griezelig bos, dat men het labyrint der onmenselijkheid noemde.

 

II

Hoe hebben we elkaar ontmoet, dat boek en ik? Bij toeval, zoals iedereen. Maar ik zal niet vergeten wat de Spinnenmoeder tegen me zei: toeval is slechts een lotsbestemming waar je geen weet van hebt. De eerste keer dat ik Het labyrint der onmenselijkheid las, is nog maar heel kort geleden, iets meer dan een maand terug. Toch zal ik niet beweren dat ik voordat ik het boek las nooit van Elimane had gehoord: op de middelbare school kende ik zijn naam al. Hij kwam voor in het Handboek van de negerliteratuur, een van die onverwoestbare bloemlezingen die sinds het koloniale tijdperk voor scholieren in Franstalig Afrika als literair naslagwerk dienden. Het was in 2008, toen ik in de voorlaatste klas zat van een militaire kostschool in Noord-Senegal. Ik kreeg belangstelling voor de literatuur en koesterde de puberdroom om dichter te worden; een ambitie die uiterst banaal bleek wanneer je de allergrootste dichters ontdekte en wanneer je in een land woonde waar altijd het hinderlijke spook van Senghor rondwaarde – een land, kortom, waar het gedicht een van de meest waardevaste middelen was in het verleidingsspel. Het was de tijd waarin je meisjes versierde met uit het hoofd geleerde of zelfgeschreven kwatrijnen. Om die reden begon ik me te verliezen in poëziebloemlezingen, rijm- en synoniemenwoordenboeken en lexicons van obscure woorden. De rijmelarijen waaraan ik me bezondigde, vormden wanstaltige accenten in twijfelachtige hendekasyllaben vol ‘buikzieke tranen’, ‘schizocarpe hemelen’ en ‘hyaliene dageraden’. Ik pasticheerde, parodieerde, plagieerde. Ik bladerde als een bezetene door mijn Handboek van de negerliteratuur. En daarin stuitte ik voor het eerst, te midden van de klassieke meesters van de zwarte letteren, tussen Tchichellé Tchivéla en Tchicaya U Tam’si, op de mij onbekende naam T.C. Elimane. Het commentaar dat aan hem was gewijd, viel in die bloemlezing zo uit de toon dat ik de tijd nam om het helemaal te lezen. Het luidde (ik heb mijn schoolboek bewaard): T.C. Elimane is geboren in Senegal. Hij ontving een beurs om in Parijs te studeren, waar hij in 1938 een boek publiceerde dat werd gekenmerkt door een uitzonderlijk tragisch lot, Het labyrint der onmenselijkheid. En wat voor een boek! Het meesterwerk van een jonge neger uit Afrika! Een ongekende sensatie in Frankrijk! Het gaf aanleiding tot een van die literaire twisten waarvan alleen dat land de kunst en het genoegen verstaat. Het labyrint der onmenselijkheid kende evenveel pleitbezorgers als criticasters. Maar hoewel er werd gefluisterd dat er prestigieuze prijzen in het verschiet lagen voor de auteur en zijn boek, maakte een duistere kwestie een eind aan hun opmars. Het werk werd door het slijk gehaald, en de jonge auteur verdween van het literaire toneel. Vervolgens brak de oorlog uit. Sinds eind 1938 heeft niemand ooit meer iets van deze T.C. Elimane vernomen. Ondanks interessante hypothesen blijft het een raadsel wat er van hem is geworden (over deze kwestie leze men bijvoorbeeld de uitstekende korte verhandeling van de journaliste B. Bollème: Wie was de zwarte Rimbaud werkelijk? De odyssee van een fantoom, Éditions de la Sonde, 1948). Gecompromitteerd door de ontstane polemiek haalde de uitgever het boek uit de verkoop en vernietigde de hele oplage. Het labyrint der onmenselijkheid is nooit opnieuw uitgegeven. Het werk is tegenwoordig onvindbaar. Laat ons het hier herhalen: deze vroegrijpe schrijver had talent. Misschien was hij wel een genie. Het is jammer dat hij zijn genialiteit heeft gebruikt om de wanhoop te schilderen: zijn al te pessimistische boek voedde het koloniale beeld van een duister, gewelddadig en barbaars Afrika. Een continent dat al zozeer had geleden, dat nog altijd leed en nog meer leed tegemoetging, mocht van zijn schrijvers verwachten dat ze een positievere voorstelling van zaken gaven. Na het lezen van die regels besloot ik onmiddellijk dat ik het stofspoor van Elimane wilde volgen, of eigenlijk het spoor van zijn fantoom.

[…]

 

© 2021 Éditions Philippe Rey, Parijs
© 2022 Nederlandse vertaling Jelle Noorman

pro-mbooks1 : athenaeum