Leesfragment: Bevrijdingsdag

05 november 2022 , door George Saunders
| |

Nu in onze boekhandels: de nieuwe verhalenbundel van Booker en Folio Prize-winnaar George Saunders, Bevrijdingsdag (Liberation Day), uit het Engels vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Lees bij ons een fragment!

George Saunders is terug, met negen nieuwe verhalen zoals alleen hij die kan schrijven: geestig, vol empathie en buitengewoon origineel. Bevrijdingsdag is een bundel die zijn status als de meester van het korte verhaal meer dan bevestigt.

N.B. Lees op onze site fragmenten uit Lincoln in de bardo en Tien december, en besprekingen door Ruth Kief van Lincolin in de bardo en Daan Stoffelsen van Vos 8.

 

Bevrijdingsdag

Het is dag drie van Interim.
Een tamelijk lang Interim, voor ons.
Heel de dag vragen wij ons af: Wanneer komt meneer U. terug? Naar Podium? Zijn de Untermeyers (meneer U., mevrouw U., volwassen zoon Mike) tevreden? Indien ja, waarom? Indien nee, waarom niet? Wanneer wordt ons volgende keer gevraagd te Spreken? Over wat, in welke smaak?
Vurig vragen wij ons af. Ofschoon niet hardop. Want er kan Straf zijn. Men kan worden Ontprikt ten overstaan van de geschrokken anderen en worden overgebracht naar een tamelijk Strafoord. (Hier bij de Untermeyers een hok in de tuin.) In Straf zit men in duisternis tussen schoffels. Men kan praten. Maar kan niet Spreken. Hoe kon men? Om de specifieke verrukking van Spreken te genieten moet men Opgeprikt zijn. Op de Spreekwand.
Anders spreekt men zo.
Zoals ik nu tegen u spreek.
Alledaags, ongeïnspireerd, zonder greintje schoonheid.

Wij horen meneer U. de gang door komen en vragen ons af: Zal vanavond Gezelschap zijn?
Maar nee. Spoedig ontdekken wij dat het slechts Repetitie is. Meneer U.’s intentie: jammen.
‘Ted, waar zit je, wat doe je?’ informeert mevrouw U. met de boze stem elders in huis.
‘In de Luisterruimte,’ zegt hij. ‘Ik jam.’
‘Nee hè,’ zegt zij.
Men krijgt een bijzonder gevoel wanneer meneer U. je jouw Puls verzonden heeft maar die is nog niet volledig gearriveerd. Als een voordroom of déjà vu is hoe Craig en Lauren en ik het beschreven op de zeldzame gelegenheden dat wij, met gevaar van Straf, onder onszelf spraken. Zo gauw je de Puls volledig ontvangen hebt, komen jouw woorden, niet beoogd maar wel degelijk vloeiend door jou, opgericht als het ware op jou als fundering, aangejaagd door de Puls, gevormd naar het verkozen Onderwerp, zodat wanneer meneer U. zeg Nautisch heeft ingebeld, diegene die hij heeft verkozen om eerst te gaan plotseling van Nautische zaken zal beginnen te Spreken, geheel naar eigen smaak doch buitengewoon veel dwingender dan in Onopgeprikte staat. Meneer U., jammend, kan verkiezen ons allen simultaan Nautisch te laten Spreken; fluisterend dan wel zeer luid; kan Zwenken van rechts naar links (van Craig naar Lauren naar mij, conform onze huidige Opstelling), waarbij elk van ons om beurten onze eigen draai aan Nautisch geeft.
Vanavond heb ik het voordroom/déjà-vugevoel en Over de glibberige uitgestrektheid van het opperdek overhellend van de zoveelste breker, roep ik dan plotseling uit, te midden van een waarlijk Babel van geschreeuwde stemmen in menigerlei taal en tongval, grijpen en lossen behaarde handen glibberig geregende masten terwijl de regen dwars het donkerhouten dek geselt geaderd met antieke touwen groenig van schimmel onder de gelaarsde voeten die rennen ter redding van een falende knoop of steek of worp terwijl elke knaap zich afvraagt of hij de storm zal overleven of een claustrofobisch verstikken zijn lot is en zinkt hij diep om naar kapitein Jas de dieperik in te gaan met zijn rijk betentakelde afgrondschepsels van de...
Terwijl ik Spreek voel ik de blikken van deelneming, van medelijden, afkomstig van Craig en Lauren, blikken die lijken te zeggen: Ofschoon we je niet precies kunnen volgen, doe je het goed, Jeremy, goed Gesproken, je doet duidelijk je best te Spreken van Nautisch, en als het resultaat wat vaag en moeilijk te ontleden is, dan is dat te wijten aan meneer U., die kennelijk je Bloemrijkheid te hoog heeft gedraaid.
Maar ze durven me niet te hard te oordelen.
Want spoedig zullen ook hun Pulsen arriveren.

Tijdens Pauze blijven wij Opgeprikt, wij rusten. Onze huidige Stand: armen en benen wijd uit elkaar, in de vorm van de letter X, elk van ons hangend in een licht uiteenlopende hoek.
Als sterren, of een drietal luitjes die van heel hoog komen vallen.
Meneer U. komt terug met bier en chips.
‘Ik denk,’ zegt hij. ‘Stad. Stadsgezicht. Wat denken jullie?’
De Straf voor spreken geldt permanent en wij knikken slechts, waarmee wij willen zeggen: Zeker, zeker, Stad klinkt goed.
Met Bedieningspaneel kan meneer U. vele schakeringen van Spraak samenstellen. Het is niet alleen Stad waarover ik nu (weer als eerste, merk ik tot mijn genoegen op) begin te Spreken; het is Stad plus Droevig plus Zomer; een dominante inkleuring van groenblauw; Stad noord-zuid aangelegd langs een brede rivier. Ik moet Spreken in korte, krachtige zinnen. Lauren, in mijn voetspoor, Spreekt ook over een noord-zuid geneigde, rivieromspannende Stad, maar plus Honger, Regen, Exaltatie: haar hele Passage bestaat uit één lange zin. Craig is Stad oost-west aangelegd, wit, Winter, rivierloos, onder de voet gelopen door katten, met afwisselend korte en lange zinnen, en aan het besluit van zijn Passage begint hij te rijmen, of te trachten te rijmen, en tevens Spreekt hij, of doet een poging tot Spreken – meneer U. probeert hem te laten Spreken – in vijfvoetige jamben (!).
Als Finale Spreken we alle drie tegelijkertijd over onze Steden terwijl meneer U. ons Crescendo inbelt, zodat na afloop alle drie onze kelen bijzonder zeer doen, zo energiek laat meneer U. ons aan het slot Spreken.
Meneer U. heeft Opgenomen. Hij speelt ons een flard voor. Is tevreden. Derhalve zijn wij tevreden. Wie zou er niet tevreden zijn? Nou ja, mevrouw U. Hij roept haar binnen, speelt haar de flard voor.
‘Dat zijn lukrake geluiden, Ted,’ zegt zij voor zij naar buiten loopt.
Wij kijken nauwlettend naar meneer U. Is hij gepikeerd? Hij maakt die indruk. Maar gelooft nog steeds in ons. Dat zien wij aan zijn glimlach, die zegt: Heeft ze ooit een stuk van ons mooi gevonden?
En wij glimlachen terug: Nog nooit.
Meneer U. bestijgt de trapleer en stopt in alle drie onze monden een hoestbonbon. Jean, de meid, komt binnen met drie sponzen aan stokken, waarmee zij onze lippen bevochtigt, en dan is het Diner, en zij voedert ons door onze Persoonlijke Voederbuizen te koppelen aan de driekoppige Hoofdvoederbuis die uit haar grote pot Dinermelange komt.
Verwijdert zich dan om haar boek te lezen terwijl wij Dineren.
Ofschoon zeer van keel zijn wij uitgelaten: Interim is voorbij.
Opnieuw voelen wij ons nuttig, creatief, deel van een team.

’s Avonds laat piept de deur. Mevrouw U. komt binnen in nachtgewaad. Ze stapt direct op mij af, als altijd.
‘Jeremy,’ fluistert zij. ‘Ben je wakker? Ik wil je niet storen. Maar.’
‘Ik ben wakker,’ fluister ik.’s Avonds laat piept de deur. Mevrouw U. komt binnen in nachtgewaad. Ze stapt direct op mij af, als altijd.
‘Jeremy,’ fluistert zij. ‘Ben je wakker? Ik wil je niet storen. Maar.’
‘Ik ben wakker,’ fluister ik.
Langzaam, teneinde stilte te bewaren, rolt ze Podium dichterbij, stelt hem in. Ze steekt een microfoon in een standaard bij mijn lippen en tooit zich met een koptelefoon om de anderen niet te storen of meneer U. opmerkzaam te maken. Tegenover me gezeten op de vloer reikt ze naar achter en boven om op Bedieningspaneel te drukken op Start.
Vanavond is het Landelijk plus Antiek; ondertonen van Ontsnapping.
Ik begin te Spreken (of liever gezegd, conform haar Instellingen, te Fluisteren in de microfoon): over haar Schoonheid, en wij ontmoeten elkaar aan een bladstil meer in Italië; in eenvoudige, objectieve zinnen, want wij zijn boerenmensen; over de verafgelegen heuvelen waarover wij ooit, beloof ik haar, zullen wegtrekken; meer over haar Schoonheid; met werkelijk hoge Detaillering, en wanneer ik haar Schoonheid beschrijf (haar heupen, haar borsten, hoe haar haar valt over haar schouders in het vroege morgenlicht, hoe ik me voel als ik haar tegenover me aan de dorpstafel zie op feestdagen) merk ik dat ik seksueel opgewonden raak, net als zij, maar ook dat ik, als ik het zo mag zeggen, verliefd op haar begin te worden, zoals zij geloof ik verliefd op mij begint te worden, zelfs al wil haar familie, haar boerenmensenfamilie, er niets van hebben omdat ze gekoppeld is aan een eigenwijze drol van een kerel, zoon van de rijkste familie uit het stadje, en wanneer wij hand in hand door een kudde schapen wandelen toebehorend aan zijn familie, die ook de molen in de verte bezit, leunt ze tegen mij aan, wat zoveel wil zeggen als (dit alles Fluister ik in de microfoon): Ik wil hem en zijn schapen niet, ik wil jou alleen.

[…]

 

Oorspronkelijke tekst © George Saunders, 2022
Nederlandse vertaling © Erik Bindervoet, Robbert-Jan Henkes en De Geus bv, Amsterdam 2022

pro-mbooks1 : athenaeum