Leesfragment: Vuur

06 januari 2021 , door Ignaas Devisch
|

7 januari verschijnt het nieuwe boek van Ignaas Devisch: Vuur. Een vergeten vraagstuk. Wij publiceren voor.

In oude tijden was vuur een bron van vrees en fascinatie. Er werden talloze mythen en verhalen verteld en geschreven waarin het vuur was toebedeeld aan God of de goden. Zo bleek vuur een krachtig instrument. Toen de moderne mens, geholpen door wetenschap en techniek, het vuur eenmaal had getemd, leken alle problemen verholpen: de controle over vuur en verbranding zorgde voor vrijheid en vooruitgang. Waar hadden we ons nog zorgen om te maken? Die achteloosheid krijgen we nu als een boemerang in ons gezicht terug: het massale gebruik van fossiele brandstoffen is ziekmakend voor mens én milieu.

In Vuur ontwikkelt Ignaas Devisch, geïnspireerd door denkers als Peter Sloterdijk en Bruno Latour, een nieuw idee over de plaats van vuur in onze wereld. Als we onze levensstandaard willen behouden, kunnen we niet zonder een nieuwe bron die onze vrijheid en welvaart in stand houdt zonder de wereld en onszelf te vernietigen. De grootste vuurbol uit ons sterrenstelsel – de zon – heeft dit potentieel. Kunnen we leren het heliocentrisme werkelijk te omarmen?

 

Proloog:
na ons de zonvloed

‘Le soleil brillera toujours!/De zon schijnt altijd!’ (Eugène Pottier, L’internationale, 1871)

Nadenken over vuur

Heb je ooit over vuur nagedacht? Dan bedoel ik niet als kind, wanneer ze je waarschuwden voor de gevaren ervan of toen je als puber in een woedebui dacht: ik steek de boel in de fik. Ik heb het over daarna, tijdens je verdere leven. De kans is groot dat de aanwezigheid van vuur voor jou – zoals voor zovelen – vanzelfsprekend is. We hebben het tenslotte onder controle en het zit veilig weggestopt achter glas of metaal.
Is vuur dan nog een vraagstuk? Jazeker, en misschien zelfs meer dan ooit – maar we zijn het vergeten of we proberen dat te doen. Al wordt dat met de dag moeilijker. Wie gezellig thuis zit met een wijntje bij de haard kan inmiddels niet meer om de vraag heen of het haardvuur nog wel aan mag. Mogelijk haal je je schouders op bij de berichten over de vervuilende gevolgen van dat huiselijk vuur, of gooi je er uit balorigheid nog een blokje meer tegenaan. Helaas is de lol er dan toch al een beetje af en ben je ongewild meer met vuur bezig dan je lief is.
Toegegeven, vuur interesseerde mij tot voor kort ook niet echt, in elk geval niet als filosofisch probleem. En daarin sta ik niet alleen. Wie zoekt naar filosofieboeken over vuur komt van een koude kermis thuis. Ten onrechte, want zonder vuur geen leven en geen beschaving. Het biedt warmte, comfort, energie en bescherming. Vuur zorgt voor energie en maakt dat we in het moderne tijdperk vrij kunnen bewegen, eten wat we willen en de grillen van de natuur niet langer hoeven vrezen – tenminste, wie het geluk heeft vermogend te zijn. Maar waarom denken we er niet langer over na?
Lange tijd was vuur een onbeheersbare kracht en zorgde het vooral voor angst en afhankelijkheid. Daarmee heeft de moderne mens afgerekend. Vuur is voortaan van ons. We beheersen het en scheppen er dag in dag uit een wereld mee die gemaakt is op onze maat en niet op die van bovennatuurlijke krachten of van goden die hoog in de bergen leven. Door de beheersing van het vuur konden we afscheid nemen van de goden en als vrije mensen een comfortabel leven leiden.
Maar vuur heeft een januskop: het is tegelijk een hongerige muil die vernietigend te werk gaat. Als een zwart gat slorpt het dingen op die daarna nooit meer terugkeren, of enkel als residu. Denk aan de enorme bosbranden in Australië in het najaar van 2019: meer dan tien miljoen hectare ging in vlammen op en ongeveer een miljard dieren lieten er het leven. Of denk aan de brand in de Notre-Dame in Parijs: in enkele uren werd een monument in de as gelegd om er misschien nooit meer uit te verrijzen.
Vuur doet er wezenlijk toe en het is zonder meer een vergissing dat we er niet (meer) grondig over nadenken.
Daar moeten we wat aan doen want de tijd dringt. Hoewel het einde van het fossiele tijdperk stilaan in zicht is, zijn we nog steeds niet klaar om de wereld op een andere manier te organiseren. Dat we onze verhouding tot vuur fundamenteel moeten heroverwegen is echter al een tijdje zonneklaar. De technische beheersing van het vuur heeft inderdaad voor welvaart en vooruitgang gezorgd, maar tijdens de twintigste eeuw bracht de massale verbranding van fossiele grondstoffen twee fundamentele problemen met zich mee: de fossiele bronnen raken uitgeput en het gebruik ervan maakt ons en het klimaat ziek. Indien we uitgaan van de voorspellingen en de vraag naar energie niet kleiner wordt, moeten we op zoek naar andere energiebronnen, die ons op een veilige en duurzame manier van energie voorzien, zodat we onze levensstandaard kunnen behouden en zelfs uitbreiden naar de rest van de wereld.
Tot vandaag de dag richten we onze aandacht vooral op aardse bronnen – ten onrechte. De zon kan en mag niet ontbreken in dit verhaal.
Zo’n kleine vijfhonderd jaar geleden verscheen De revolutionibus orbium coelestium (Over de omwentelingen der hemellichamen) van Nicolaus Copernicus (1473-1543). Hierin liet hij zien dat niet de aarde maar de zon (helios) de spil is van ons zonnestelsel en alle planeten daaromheen draaien. Het heliocentrisme was een feit. Een half millennium later zijn we echter nog steeds geen echte heliocentristen, en na enkele eeuwen van grootverbruik hebben we de fossiele vuurbronnen bijna opgestookt. En dat terwijl wij energie nodig hebben om vrije mensen te zijn. Ontneem ons het vuur en we blijven hopeloos achter.
Er zal iets moeten gebeuren wat veel verder gaat dan wat bijsturingen hier en daar.
We moeten het roer omgooien, en de zon zou wel eens een sleutelrol in die ommezwaai kunnen spelen. De zon is voor ons het eeuwig brandend vuur waarnaar we op deze planeet steeds amechtiger op zoek zijn. We wroeten steeds dieper om de resterende fossiele bronnen op te pompen, terwijl we iets wat zo helder is over het hoofd zien: de zon is de grootste vuurbol van ons planetenstelsel. Ze hangt boven ons, zomaar, gratis en met een energievoorraad die in ruime mate onze behoeften overstijgt, en gaat naar schatting nog minstens vijf miljard jaar mee.

De zon herinterpreteren

In Wat gebeurde er in de 20e eeuw? roept de Duitse filosoof Peter Sloterdijk op tot het uitwerken van ‘een nieuwe interpretatie van de zon’. Dit klinkt als mystiek voor gevorderden, maar dat is slechts schijn. Volgens Sloterdijk moeten we een fundamentele omslag maken in ons denken en handelen en zal de zon daarin een centrale rol spelen. Onze relatie tot vuur is vastgelopen op het idee dat we op deze planeet alles zelf onder controle hebben en dat we van niets of niemand nog afhankelijk zijn.
Langzaam maar zeker raakten de verhalen over vuur op de achtergrond. Die vergetelheid heeft ervoor gezorgd dat we de afgelopen eeuwen de destructieve kanten van vuur naast ons neer hebben gelegd. We hebben ze letterlijk niet gezien of niet willen zien. Die negatie loopt niet toevallig samen met de ratio - neel-industriële benadering van vuur die vanaf de zeventiende eeuw langzaam maar zeker de overhand kreeg. Sinds enkele eeuwen is vuur niet langer het object van religieuze, mythologische of filosofische beschouwing, maar vooral een technische kwestie: hoe kunnen we het beheersen?
Het temmen van het vuur leek ons aanvankelijk vleugels te geven. We waren van God los en in ruil daarvoor kregen we meer welvaart, meer vrijheid en een comfortabel leven. Gedurende enkele eeuwen hebben we ons kunnen gedragen als een kind dat uit huis gaat en niet langer hoeft te gehoorzamen aan ouderlijk gezag. Dan mag de stop eraf en kan het feest beginnen. Een fijne tijd natuurlijk, maar ooit moet je écht op eigen benen staan.
Nu het einde van de fossiele voorraden stilaan in zicht komt, is de tijd hiervoor aangebroken. We zullen een nieuw pad moeten inslaan om welvaart en vooruitgang voor iedereen te garanderen.
Dus moeten we onze blik verruimen en dat is waarvoor Sloterdijk onze aandacht vraagt: waarom kijken we weinig of überhaupt niet naar de grootste vuurbron van ons planetenstelsel? Wat maakt dat we de zon niet centraal stellen in onze manier van leven? Is het omdat vuur veilig verborgen zit in machines en controlekamers en we daardoor vergeten zijn dat het niet vanzelf komt, en dat we telkens weer iets moeten vernietigen – verbranden – om ons van energie te voorzien? Die vragen reiken verder dan de zoektocht naar nieuwe technologie of andere energiebronnen. Ze hebben te maken met de vraag van Nietzsche waarmee ik dit boek aanvatte: ‘Wat hebben wij gedaan, toen wij deze aarde van haar zon loskoppelden? In welke richting beweegt zij zich nu? In welke richting bewegen wij ons?’
Enkel een nieuwe filosofie van het vuur en een nieuwe interpretatie van de zon zullen ons in staat stellen deze en andere vragen op te helderen en de zon een centrale plaats te geven. We moeten ons weer de vragen stellen die in de oude mythes de hoofdrol speelden: hoe verhouden we ons tot het vuur en de zon, en tot waar reiken onze mogelijkheden? De zon een centrale plaats geven in ons denken en handelen – heliocentrisme dus – wordt een van de grote filosofische en maatschappelijke uitdagingen in de eenentwintigste eeuw.
Zeker, er zijn talloze boeken en rapporten verschenen over het klimaat, maar de fundamentele rol van vuur als materiële grondslag voor de vrijheidsbeleving van de moderne mens blijft grotendeels onbesproken. We debatteren over ecologische problemen om ze beter te beheersen of ons gedrag te veranderen, maar alles begint bij de vraag waar de energie vandaan komt. Nog maar weinig mensen denken bovendien bij energieverbruik aan vuur. Terwijl tot op de dag van vandaag de crux van ons fossiele tijdperk daarin zit: we moeten iets verbranden om het feest gaande te houden. Van die destructieve grondhouding moeten we zien af te komen. Vergelijk onze tocht op aarde met de koers van een ruimteschip: dan zou je mogen verwachten dat we weten waarheen we varen en in geval van nood de zuurstofmaskers vanzelf uit het plafond zullen vallen. Helaas is dat niet zo. Bovendien is er geen evacuatieplan voorzien en nergens op ons schip staan pijltjes naar de nooduitgangen, want die zijn er niet.
Met het besef dat wij de astronauten van dienst zijn zit er niets anders op dan allemaal én een beetje ingenieur én een beetje filosoof te worden en ons bezig te gaan houden met het uitstippelen van een gepaste koers voor het ruimteschip.
We kunnen bijvoorbeeld opnieuw omhoog leren kijken en onze verbeelding op de zon loslaten. Omhoogkijken is voor moderne mensen niet vanzelfsprekend. De focus lag en ligt op de mens zelf omdat we de goden, die van oudsher ergens ver boven ons beslisten hoe we dienden te leven, het bos in hebben gestuurd. Logisch, maar nu hebben we een andere houding nodig om onze problemen op te lossen.
Nadenken over vuur gaat bijgevolg om zoveel meer dan een technisch debat over de vraag of we erin slagen de zonne-energie doelmatig aan te wenden. Onze levenswijze staat op het spel. We moeten daarom de enorme uitdaging die de energietransitie opwerpt, kaderen in een diepgaande reflectie op onze manier van leven. Dit betekent niet dat we moeten terugkeren naar de goden van weleer, maar dat we ons moeten afvragen hoe te leven in een wereld waarin we nog altijd in grote mate afhankelijk zijn van een aantal materiële voorwaarden, zelfs al beheersen we die grotendeels. Toen we in het voorjaar van 2020 kennismaakten met Covid-19 werd duidelijk dat we in interactie leven met andere materie en daar rekening mee te houden hebben. Zonder materie geen leven. Zonder zon geen energie.

[...]

 

Copyright © 2021 Ignaas Devisch

pro-mbooks1 : athenaeum