Leesfragment: Stendhal. Een zwervende gelukzoeker

01 december 2021 , door Jan Fontijn
| | | |

2 december verschijnt het nieuwe boek van Jan Fontijn: Stendhal. Een zwervende gelukzoeker. Wij publiceren voor!

Ruim zestig jaar geleden ontdekte Jan Fontijn tijdens zijn universitaire studie Nederlandse taal en letterkunde het werk van Stendhal. Hij deed die ontdekking toen hij het werk van Du Perron las, die enthousiast over de Franse auteur schreef. Ook na zijn universitaire studie bleven de persoonlijkheid en het literaire werk van Stendhal Fontijn boeien, zoals niet alleen zijn boeken Opgebouwd uit hetzelfde (2011) en Moederskinderen (2019) bewijzen, maar ook zijn nieuwste boek. In Stendhal. Een zwervende gelukzoeker komen het leven en werk van Stendhal ruim aan bod, zoals Stendhals fascinatie voor Napoleon en voor de inwoners en de kunst van Italië, die door Stendhal in boeiende reportages vaak lovend werden beschreven. Veel kritischer zijn de reportages van zijn reis per calèche door Frankrijk in Mémoires d'un touriste.

In een afzonderlijk hoofdstuk analyseert Fontijn de romans van Stendhal. Uitvoerig gaat hij in op Stendhals opvattingen over de vrouw en de liefde, zoals deze in De l'amour beschreven zijn en door Simone de Beauvoir van commentaar zijn voorzien. Stendhal. Een zwervende gelukzoeker is een persoonlijk boek over belangrijke facetten van Stendhals leven en werk.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Onrust. Het leven van Jacob Israël de Haan, 1881 - 1924.

 

1 Mijn ontdekking van Stendhal

Het werk en de persoonlijkheid van Stendhal, pseudoniem van Henri Beyle, leerde ik voor het eerst kennen omstreeks 1960, toen ik voor mijn bijvak geschiedenis werkcolleges over egodocumenten volgde van de historicus en schrijver Jacques Presser. Egodocumenten zijn dagboeken, brieven en autobiografieën. Presser was toen juist zelf bezig met bronnenonderzoek voor zijn boek Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Aan Presser was in het begin van het college-uur soms duidelijk te zien dat hij gebukt ging onder de verschrikkelijke gegevens die hij bij zijn onderzoek was tegengekomen.
Ik kreeg als opdracht een referaat te houden over de correspondentie tussen de in 1783 geboren Henri en zijn drie jaar jongere zusje Pauline. Vanaf het eerste ogenblik dat ik Stendhals boeken las, was ik gefascineerd door zijn persoonlijkheid, zijn levenshouding en zijn stijl. Ik las alles wat ik in die weken van zijn werk in handen kon krijgen. Het referaat dat ik toen hield werd de basis voor het essay dat ik vele jaren later schreef over Stendhal en zijn zusje Pauline en dat opgenomen werd in mijn in 2011 gepubliceerde boek Opgebouwd uit hetzelfde, essays over broers en zusters in de literatuur. Dat ik dat onderwerp gekozen had, was niet zo vreemd. Ik kwam uit een gezin met zes zusters. Tot in mijn verste herinneringen was ik altijd door hen omringd. Ik schreef over hen in de preambule van mijn boek: ‘Het huis was vervuld van hun hoge stemmen, scherp contrasterend met de zware bassen van mijn vijf broers.’ Mijn houding ten opzichte van mijn zusters was vol ambivalentie. Hun manier van kijken, van spreken waren mij vertrouwd. We hadden immers zo veel gemeenschappelijke ervaringen, deelden min of meer dezelfde opvoeding en kwamen uit dezelfde moeder voort. Ik ontdekte echter weldra dat de zusters in bepaalde opzichten mij vreemd waren, dat het andere wezens waren met een totaal eigen wereld, met compleet andere interesses en niet te vergeten een totaal ander lichaam.
Henri Beyle deed zijn uiterste best om thuis te raken in de wereld van zijn jongere zusje. Zijn brieven aan zijn zusje Pauline stonden vol raadgevingen, ook stilistische. Om een goede brievenstijl te hebben, zo hield hij haar voor, moest men precies schrijven wat men aan iemand zou zeggen wanneer men hem ontmoette. Ga niet naar woorden zoeken, je moet die ‘esprit si naturel’ cultiveren, je moet jezelf zijn, je moet durven je zeer verborgen gedachten onder woorden te brengen. Wat je schrijft, aldus haar broer, is pas goed indien de woorden precies weergeven wat je voelt. En dat verwoorden moet zo eenvoudig mogelijk zijn.
Wat een meesterlijke levensles!
Henri Beyle had met zijn brieven aan Pauline verschillende doelen voor ogen: allereerst om van zijn zusje een zelfstandige vrouw te maken die zich in Parijs kon handhaven. Daarbij wilde hij zijn zusje, die vaak depressief was, aanmoedigen en vormen. Dankzij die brieven aan haar was hij ook in staat zijn eigen levensfilosofie, het ‘beylisme’, preciezer te formuleren. Die brieven aan haar waren verder uiterst belangrijk omdat hij in zijn brieven kon vertellen wat hij allemaal meemaakte, onder andere wat hij als soldaat in het leger van Napoleon in de tocht naar Rusland allemaal moest doorstaan. Hij drukte Pauline op het hart die brieven van hem goed te bewaren.
Wat was ik toentertijd blij dat ik dankzij de opdracht in de colleges van Presser vertrouwd raakte met de persoonlijkheid en de opvattingen van Stendhal, diens zoektocht naar geluk! Tijdens de voorbereiding van mijn referaat op het college van Presser viel het me op dat Stendhal, hoe jong ook, geen hemelbestormer was maar een zeer pragmatisch ingesteld persoon. Iets wat opmerkelijk was in de tijd van het romantische Sturm und Drang en sentimentalisme. Hij hield zijn zusje voor zich aan te passen aan de situatie die zich voordeed en daaraan zo veel mogelijk geluk te ontlenen. Hij waarschuwde haar dat ze weldra in haar leven zou leren wat lijden was. Een zekere onverschilligheid was de enige manier om in het leven enig geluk te vinden. Er zijn in de wereld vele droogstoppels, zo schreef hij haar, die slechts gevoelig zijn voor twee hartstochten: ijdelheid en geldzucht.
De jonge Stendhal was ook open in zijn brieven aan zijn zusje over zijn eigen zoeken naar het levensgeluk. Hij schreef haar: ‘Men kan het geluk in zijn buik vinden, in de liefde of in het hoofd; met een beetje handigheid kan men van elk van die drie vormen van geluk een beetje nemen en een lot tot stand brengen dat aangenaam is en niet afhankelijk van de slechtheid van de mensen.’ Hij schreef haar vervolgens over zijn ups en downs en zijn pogingen om de donkere kanten van het leven te ontvluchten. Er was voor hem een vaste waarheid: alle mensen zijn koud, middelmatig en eropuit om kwaad te doen bij mensen die zij gelukkig achten.
De praktische adviezen aan zijn geliefde zusje waren in de loop der jaren niet van cynisme ontbloot. Leer om hypocriet te zijn, schreef hij haar op een bepaald moment. Ze moest leren zich in de grote wereld te handhaven. Alles wat hij zelf in de high society van Parijs geleerd had, wilde hij aan haar doorgeven. Ook schreef hij haar hoe zij zich in gezelschap moest gedragen en hoe zij de ‘ennui’, de verveling, kon verdrijven. Hij overstelpte haar in zijn brieven met een indrukwekkende lijst van schrijvers en boeken: Plutarchus, Corneille, Voltaire, Homerus, Hobbes, Saint-Simon, Bernardin de Saint-Pierre enzovoort. Hij waarschuwde haar dat de ziel een vuur is, dat dooft wanneer men het niet opstookt.
Ik liet tijdens mijn referaat op het college van Presser goed uitkomen dat Stendhal de studie van de geschiedenis zeer belangrijk vond voor zijn zusje. Het was de basis, aldus Stendhal, van menige conversatie en essentieel voor haar beoordelingsvermogen. Om de nieuwe tijd te doorgronden en te beschrijven zou er in de geschiedschrijving van de moderne tijd een nieuwe taal geschapen moeten worden. De tijd was gekomen om de geschiedenis te schrijven met dezelfde filosofische oprechtheid als een chemisch traktaat. Hij schreef haar dat vrouwen geen vrijheid hadden; tot hun veertigste moesten ze het huishouden doen voor een stelletje dwazen, die de reputatie van hun vrouwen, hun hoogste goed, te grabbel gooiden. Die lieden hadden verachting voor een vrouw die beter opgeleid was dan zij waren.
Ik was toentertijd zo enthousiast over de ideeën van Stendhal en zijn stijl dat ik in antiquariaten en op boekenveilingen alles kocht wat met hem en zijn werk te maken had.

Du Perron

Mijn enthousiasme over Stendhal werd nog groter toen ik ontdekte dat Du Perron, een van mijn favoriete Nederlandse schrijvers, een grote bewondering voor Stendhal had. De naam Stendhal was ik als student in zijn werk tegengekomen toen ik Du Perrons schitterende gedicht ‘Gebed bij de harde dood’ las. Nooit werd in de Nederlandse literatuur de angst voor de dood beter verwoord dan in dat lange gedicht dat Du Perron twaalf jaar voor zijn eigen dood schreef. De voorlaatste strofe luidt:

De dood is altijd kort, duurt hoogstens één seconde,
men is dood of niet dood, zoals Stendhal ons leert.
De foltering vooraf is langer aan de orde,
en iemand die, als Job, ontzaglijk blasfemeert,
kan zeggen: “God mijn Heer, dit is Uw grootste zonde!”

Du Perron refereerde hier aan de plotselinge dood van Stendhal op woensdag 23 maart 1842. De schrijver, 59 jaar oud, werd dinsdag 22 maart om zeven uur ’s avonds door een beroerte getroffen op het trottoir van rue Neuve-des-Capucines in Parijs. Men bracht hem naar het hotel waar hij de volgende dag stierf.
Het werk en de persoonlijkheid van Du Perron fascineerde me zo dat ik als student mijn scriptie aan hem wijdde. Het werd me al snel duidelijk dat ik om Du Perron en zijn werk goed te kennen, mij ook in het werk en leven van Stendhal moest verdiepen, daar Du Perron idolaat was van de Fransman.
Hoezeer Du Perron vanaf het begin van zijn literaire carrière gefascineerd was door Stendhal blijkt wel uit het feit dat hij Cahiers van een lezer, de tekst waarin hij haarscherp zijn literaire oordelen formuleerde, door een treffend citaat van Stendhal liet voorafgaan. Het luidt als volgt: ‘Weet je niet dat mijn vrienden mijn woorden altijd zullen begrijpen door mijn karakter, maar niet mijn karakter door mijn woorden.’

[...]

 

© 2021 Jan Fontijn

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum