Leesfragment: Els Borst

01 november 2021 , door Nele Beyen
| | |

4 november verschijnt Nele Beyens biografie Els Borst. Medicus in de politiek. Wij publiceren voor.

Els Borst (1932-2014) was van 1994 tot 2002 namens D66 minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de paarse kabinetten-Kok. Zij werd door veel Nederlanders als een van de betrouwbaarste politici gezien, en stond aan de basis van ons huidige zorgstelsel.

Toen Borst op tweeënzestigjarige leeftijd minister werd, had zij een lange carrière in de gezondheidszorg achter de rug. Opgeleid als arts was zij onder meer medisch directeur van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht, vicevoorzitter van de Gezondheidsraad en bijzonder hoogleraar evaluatie-onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. Als minister voerde zij de wettelijke regeling voor euthanasie en hulp bij zelfdoding in, de eerste ter wereld. Zij maakte serieus werk van tabaksontmoediging, voerde een donorregistratie in, gaf patiënten medezeggenschap in de zorg, bereidde de invoering van de basisverzekering voor, en dit is nog slechts een selectie. Wie was deze vrouw, wat dreef haar en hoe kreeg ze dat allemaal voor elkaar terwijl ze drie kinderen opvoedde en voor haar zieke man zorgde?

Nele Beyens schreef een pakkende biografie, waarbij ze ook gebruik mocht maken van de persoonlijke archieven van Els Borst en haar familie. Els Borst. Een medicus in de politiek biedt daarnaast een fascinerende blik op ruim zestig jaar geschiedenis van de Nederlandse zorgsector.

 

Inleiding

‘Als ik mag kiezen hoe ik doodga, zou ik het van tevoren willen weten, zodat ik nog even afscheid kan nemen.’ Zo sprak Els Borst-Eilers in 1997, dan minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (vws), in een interview met de Volkskrant. Afscheid nemen was haar echter niet gegund. In de avond van zaterdag 8 februari 2014 werd zij volkomen onverwachts gewelddadig om het leven gebracht. Els Borst-Eilers was op dat moment 81 jaar oud en leidde nog een zeer actief leven. Eerder die dag had ze in de beurs van Berlage in Amsterdam nog een D66-congres bezocht. Op de eerste rij had ze gezeten, recht in het beeld van de camera, tussen partijleider Alexander Pechtold en Tweede Kamerlid Pia Dijkstra in. In een herdenkingstoespraak benadrukte Pechtold achteraf dat Borst daar niet zat ‘als gearriveerd partijprominent’, maar ‘als gewoon, betrokken lid’: ‘Congreskrant onder de arm. Moties en amendementen goed bestudeerd. Stemformulieren in de tas’. Kortom: Borst was klaar voor ‘een dagje “politiek zaken doen”’.
Tussendoor dronk ze die dag nog even koffie met een van haar kleindochters, Els Neefjes, die inmiddels ook tot de partij was toegetreden, en sprak ze met oude vrienden zoals Thom de Graaf en Carla Pauw. Ze lunchte met Roger van Boxtel want met hem wilde ze het euthanasiebeleid nog eens doornemen. De knmg, de beroepsvereniging van de Nederlandse artsen, interpreteerde de regels namelijk anders dan bij de vormgeving van de euthanasieregeling was bedoeld en dat kon ze niet zomaar op z’n beloop laten.
’s Avonds, bij thuiskomst van het congres, is Els Borst in haar eigen garage overmeesterd en neergestoken, maar haar lichaam werd pas twee dagen later gevonden door twee bezorgde vriendinnen. De dag voordien was ze zonder zich af te melden niet verschenen op een huiskamerconcert in de buurt. Ook op een afspraak om te nordic walken in de nabijgelegen bossen was ze niet komen opdagen. Hoewel de vriendinnen wel wisten dat de oudminister het op haar 81e vaak nog druk had met commissies en besturen vonden ze dit voor de nauwgezette Els Borst wel heel ongewoon. Na enkele onsuccesvolle telefoontjes gingen ze samen op onderzoek uit.
Wat er precies was gebeurd bleef voor het publiek lang onduidelijk. Politie en Openbaar Ministerie brachten slechts mondjesmaat informatie naar buiten. Zo maakten zij pas op 13 februari bekend dat Borst ‘waarschijnlijk’ door een misdrijf was gestorven. Wie dat had gedaan en waarom zou pas veel later blijken. In de garage van Borst en op haar lichaam vond de politie dna-sporen van de vermoedelijke dader, maar een match was in de databanken van de politie niet te vinden. Daarom zocht men naar de vrouw met een rode jas en een rode hoofddoek die op 8 februari in de buurt van Borsts woning zou zijn gesignaleerd, naar een mogelijke connectie met de vele inbraken in de buurt en naar de mogelijkheid van een politieke moord. En dan was er nog dat verhaal over de ‘verwarde man’ die anderhalve week voor de moord, op 29 januari, al om zeven uur ’s ochtends bij Els Borst aan de deur had gestaan. Laconiek had ze daarover tegen allerlei mensen verteld hoe hij eerst het adres van Wim Kok en daarna dat van Jan Peter Balkenende had gevraagd. Onverrichter zake had ze hem weer weggestuurd. Maar geen van deze aanwijzingen leverde iets op. Na maanden van vruchteloos zoeken werd op 7 oktober 2014, via het televisieprogramma Opsporing Verzocht, de bevolking ingeschakeld. 10.000 euro werd uitgeloofd voor de gouden tip, maar ook dit bracht het onderzoek niet verder.
Bijna een jaar na de feiten, eind januari 2015, volgde een doorbraak. In een live uitgezonden persconferentie verklaarde plaatsvervangend politiechef voor Midden-Nederland, Willem Woelders, dat er een verdachte in beeld was. Het Nederlands Forensisch Instituut had een match gevonden voor het betreffende dna-profiel. Het ging om Bart van U. die op dat moment in Rotterdam in hechtenis zat voor de moord op diens zus, Loïs. De 43-jarige Loïs, Directeur Maatschappij voor de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk, had haar broer – een man met zware psychische problemen – in huis genomen, maar bij een ruzie had deze laatste een mes gegrepen en zijn zus dusdanig verwond dat zij daaraan was overleden.
Bij het onderzoek naar de moord op Loïs wilde de dader nog wel enigszins meewerken, maar in het onderzoek naar de moord op Els Borst beriep hij zich lange tijd op zijn zwijgrecht. Tot 4 februari 2016; die dag bekende hij achter gesloten deuren ook Borst te hebben neergestoken. Hij achtte haar verantwoordelijk voor de euthanasiewet en verklaarde een ‘goddelijke opdracht’ te hebben gekregen om haar te doden. Voor D66-leider Pechtold bevestigde deze bekentenis zijn ‘meest bange vermoedens’: ‘Els is om het leven gebracht vanwege haar maatschappelijk en politiek baanbrekende werk op het gebied van euthanasie.’ Hoe serieus de door de dader naar voren geschoven motivatie moet worden genomen, is echter onduidelijk. De man – weliswaar strenggelovig – leed aan waanbeelden, vermoordde zijn zus naar eigen zeggen in een vlaag van woede over een pak eierkoeken en had het in de rechtszaal over de meest onsamenhangende en niet ter zake doende dingen, van zijn belastingen tot aan ‘een filmpje met een goedje waarmee je ledematen kan laten aangroeien’. Ook kwam deze motivatie pas twee jaar na de feiten.
De rechtbank van Rotterdam beoordeelde de dader op 13 april 2016 als ‘volledig ontoerekenbaar’. Bewezen was dat hij zowel zijn zus als Els Borst om het leven bracht, maar volgens de rechtbank gebeurde dat in beide gevallen ‘vanuit een plotselinge gemoedsopwelling’. Vanwege die ontoerekeningsvatbaarheid ontsloeg de rechtbank hem van alle rechtsvervolging, maar legde hem wel tbs met dwangverpleging op. Het Openbaar Ministerie, dat zelf acht jaar cel had geëist, ging hiertegen in beroep. Het Gerechtshof in Den Haag behandelde de zaak opnieuw en in tegenstelling tot de rechtbank van Rotterdam volgde het Hof de conclusie van het Pieter Baan Centrum, die de dader weliswaar sterk vermínderd, maar niet vollédig ontoerekeningsvatbaar achtte. Daarom kwam het Hof op 16 maart 2017 uiteindelijk tot een veroordeling van acht jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging.
Het onderzoek naar de moord op Els Borst was daarmee afgerond, maar de hele zaak had nog een heel andere kwestie naar boven gebracht. Tijdens het onderzoek was immers gebleken dat de dader reeds een bijzonder kleurrijk verleden had waarin zowel politie als Openbaar Ministerie zware steken hadden laten vallen. De dader was geen onbekende bij justitie. In 2012 was hij al eens veroordeeld voor wapenbezit. De straf die hij in eerste aanleg had gekregen – tien maanden gevangenis waarvan vier maanden voorwaardelijk – had hij uitgezeten, maar in hoger beroep werd die straf verzwaard. Het Gerechtshof Den Haag veroordeelde hem op 25 september 2012 tot een gevangenisstraf van drie jaar en vaardigde een bevel tot onmiddellijke gevangenneming uit. Hij werd daarna echter nooit in hechtenis genomen. In de loop der jaren heeft hij zich daarom meermaals zelf gemeld bij de politie, maar die heeft hem telkens weer naar huis gestuurd. Ook was bij Van U. – anders dan de regels voorschrijven – nooit dna-materiaal afgenomen. Of dit alles ook betekent dat de moord op Els Borst voorkomen had kunnen worden, zoals zijn advocate suggereerde, is onduidelijk, maar die op Loïs in elk geval wel. Als haar broers dna in 2012 wel was afgenomen was de politie hem meteen na de moord op Borst op het spoor gekomen. Dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding hiervan een bijzondere ondercommissie instelde, de zogenoemde commissie Hoekstra, verbaast dan ook niet.

‘Een dame die wat voorstelde’

De moord op Els Borst is een van de meest opzienbarende misdrijven in Nederland van de laatste jaren en is door de Nederlandse bevolking massaal met afgrijzen ontvangen. Wekenlang volgden de media de verwikkelingen in het onderzoek op de voet, enkele duizenden mensen betuigden hun medeleven via een online condoleanceregister en in vrijwel alle kranten en tijdschriften verschenen in memoriams of interviews met bekenden. Bij een herdenkingsbijeenkomst in de Domkerk in Utrecht namen enkele honderden mensen afscheid. De herinneringen aan Borst tierden welig en daaruit rees het beeld op van een oprechte en wijze dame die tot aan haar dood met tomeloze energie, humor en waardigheid had gewerkt aan datgene waar zij in geloofde.
Bewondering staat bij de meeste van deze herinneringen voorop. Collegapolitici spraken van ‘een bijzondere vrouw met grote verdiensten voor de samenleving’ of ‘een bijzondere politica’. Partijgenoten noemden haar ‘een fantastische minister en vicepremier’, een ‘lieve wijze vrouw’, of zelfs ‘een monument van een vrouw’. Thom de Graaf bijvoorbeeld omschreef haar als ‘mild, aimabel en wijs, maar ook resoluut, scherp en ongeduldig’. In de kranten werden deze omschrijvingen herhaald, en eigen karakteriseringen werden er nog aan toegevoegd. ‘Grensverleggend op alle terreinen van zorg’, schreef de Volkskrant bijvoorbeeld en in het nrc Handelsblad werd ze instemmend omschreven als ‘rustig, pragmatisch, niet van de politieke spelletjes’. Zelfs het Reformatorisch Dagblad kopte bewonderend: ‘Bescheiden en toch beslist’.
De redenen voor al deze bewondering liepen uiteen. Een eerste reden was de appreciatie voor haar wapenfeiten als minister op medisch-ethisch gebied, zoals de regeling voor medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen, de orgaandonatie en vooral de totstandkoming van de euthanasiewetgeving. Deze laatste wet, waarin bepaald werd dat hulp bij levensbeëindiging niet langer strafbaar was zolang bepaalde zorgvuldigheidseisen gerespecteerd bleven, was ongetwijfeld Borsts bekendste wapenfeit. Daar werd ze vaak mee vereenzelvigd. ‘Dankzij haar is in onze wetgeving geregeld dat een menswaardig levenseinde mogelijk is,’ schreef Frans Timmermans – op dat moment Tweede Kamerlid voor de PvdA – daarover op Facebook, min of meer onmiddellijk na de bekendmaking van Borsts overlijden. nrc Handelsblad kopte een dag later: ‘Ze zal herinnerd worden als de minister die in 2001 de eerste euthanasiewet ter wereld mogelijk maakte’. Toen de politie enkele dagen na de vondst van haar lichaam bevestigde dat de doodsoorzaak een misdrijf betrof, kregen de bewonderende uitlatingen voor haar inzet op euthanasiegebied een meer wrange bijklank. De anonieme ‘Vroegindeweij’ verwoordde het in het condoleanceregister als volgt: ‘Woorden schieten te kort, als je je bedenkt hoe Els Borst heeft gestreden om zieke mensen waardig te mogen laten heengaan en ze nu zelf op zo’n onwaardige manier uit het leven werd weggenomen.’
Een tweede terugkerend thema bij de herdenkingsportretten is dat van de ‘menselijkheid’. Velen was het opgevallen hoe Borst als een minister de wereld van de politiek een menselijk gezicht had gegeven. Vooral in het digitale condoleanceregister komt dit naar voren. ‘Een aimabel politica’, ‘een warme persoonlijkheid’, ‘bijzonder zachtmoedige vrouw’ of ‘een bijzonder integere politica met het hart op de juiste plaats’, het zijn maar enkele van de omschrijvingen waarmee Borst door de Nederlandse bevolking werd omschreven.21 In het spoor daarvan maakten ook verscheidene patiëntenorganisaties voor wie Borst in het verleden een en ander had betekend hun dankbetuigingen openbaar. De Stichting hiv Monitoring bijvoorbeeld bracht ‘haar persoonlijke inzet als minister voor het in Nederland vroegtijdig beschikbaar maken van hiv-protease remmers’ in herinnering. Het inloophuis Haaglanden op zijn beurt, een ontmoetingsplek voor kankerpatiënten en hun naasten, roemde Borst voor haar ‘enorme impuls’ aan de belangenbehartiging voor kankerpatiënten en de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (nvve) dankte Borst voor haar ‘betrokkenheid bij “de goede dood”’.
Anderen bewonderden Borst vanuit een meer feministisch perspectief. Hier was een vrouw, geboren in de jaren dertig van de vorige eeuw, die zich had weten te onderscheiden in een mannenwereld. Kortom: ‘een sieraad voor de vrouwenbeweging’. Borsts professionele loopbaan lijkt inderdaad een succesverhaal zoals de voortreksters van de tweede feministische golf het graag zagen. Als eerste vrouw in Nederland was ze medisch directeur van een academisch ziekenhuis, en hoewel vrouwelijke ministers sinds de jaren zeventig geen uitzondering meer zijn, was ze in 1998 wel de eerste vrouwelijke informateur. Bovendien was ze bij de verkiezingen van dat jaar de enige vrouwelijke lijstrekker en werd ze in Paars ii samen met Annemarie Jorritsma de eerste vrouwelijke vicepremier. Na haar politieke loopbaan werd ze – als tweede vrouw – nog minister van staat en in 2012 mocht ze de Aletta Jacobsprijs in ontvangst nemen.
Bij haar D66-collega’s lijkt vooral haar optreden als lijsttrekker bewondering te hebben geoogst. D66 verloor in 1998 weliswaar behoorlijk wat zetels, maar toen Borst werd aangewezen als lijsttrekker – nadat Hans van Mierlo had aangegeven dat het voor hem genoeg was geweest – stond de partij er in de peilingen nog veel slechter voor. Lijsttrekker Borst had het tij dus weten te keren, maar vooral: ze had stand weten te houden tussen de grote stemmentrekkers Wim Kok (PvdA) en Frits Bolkestein (vvd). Daarbij maakte ze juist ook gebruik van haar vrouw-zijn. Iconisch was de uitspraak waarmee ze zich distantieerde van de manier waarop Kok en Bolkestein tegen elkaar opboksten. ‘Het zijn net twee mannen die een wedstrijd doen wie ideologisch het verst kan plassen,’ sprak Borst op een campagnebijeenkomst in Nijmegen, en daar leek zij zich als vrouw toch boven te stellen.25 Of dit alles ook werkelijk betekent dat Borst zich feminist voelde, zich als dusdanig opstelde, of de vrouwenzaak een bijzonder warm hart toe droeg, is daarmee nog niet gezegd. Maar anderen zagen in haar op dit gebied in elk geval wel een voorbeeld. Ook was het voldoende om de historisch-sociologe en overtuigd feminist Jolande Withuis in 1998 te verleiden tot een stemadvies voor Borst. Withuis zag het als een ‘democratisch-feministisch belang van de eerste orde’ dat het cda nooit meer zou regeren en alleen een stem voor D66 kon dat garanderen. ‘Kies de minister-president. Kies Els Borst,’ eindigde ze haar column in Opzij ferm.
Dat Borst als minister – vooral vanwege de euthanasiewetgeving – ook heel wat mensen tegen zich in het harnas heeft gejaagd, werd in de nasleep van haar overlijden ook weer in herinnering geroepen. Nog in diezelfde week van Borsts overlijden noemde een dominee uit Montfoort, A.T. van Andel, haar in het lokale blaadje van de Hersteld Hervormde Gemeente een ‘engel des doods’. Het was volgens hem ‘geen toeval’ dat zij ‘geen natuurlijke dood stierf ’: ‘God laat niet met Zich spotten’. ‘Een mens kan niet ongestraft doen en laten wat ze wil,’ voegde hij er voor de camera van rtv Utrecht nog aan toe.
Reacties als deze zijn een uitzondering en dominee Van Andel werd al snel door zijn eigen kerk tot de orde geroepen. Maar het is duidelijk dat Borst bij de gelovige gemeenschappen in Nederland niet altijd een graag geziene figuur was. ‘Minister Borst van Volksgezondheid sympathiek, maar erg ruimdenkend’, kopte het Reformatorisch Dagblad al in 1995, en dat was niet bedoeld als aanbeveling. Terugkijkend op de nalatenschap van Borst sprak de oud-fractieleider van de ChristenUnie, Leen van Dijke, dan ook niet over Borsts verwezenlijkingen, maar over ‘wat zij heeft áángericht’. Oud-sgpleider Bas van der Vlies op zijn beurt vatte het als volgt samen: ‘Tussen ons en haar lag een onoverbrugbare kloof.’ Desalniettemin wisten beiden oudpolitici Borst ook te waarderen. Hoe anders ze over sommige zaken ook dachten, Borst benaderde hen altijd met respect. Haar oprechte omgangsvorm en vooral haar inhoudelijke deskundigheid hadden ook op hen indruk gemaakt. ‘Als je haar ontmoette, kwam je een dame tegen die wat voorstelde,’ moest Van Dijke toegeven.

Biografie

Over deze ‘dame die wat voorstelde’ gaat dit boek. Els Borst-Eilers, het meisje uit de Amsterdamse middenklasse dat het wist te schoppen tot minister van staat. Zoals gebruikelijk in een biografie zal hierbij een chronologisch perspectief worden gehanteerd. We volgen Els Eilers van haar kinderjaren tot haar status van gerespecteerde oude dame, die op haar 78e nog borstkanker wist te overleven en vervolgens weer doorging. Een heel scala aan aspecten uit haar leven zal worden onderzocht: familie, huwelijk, carrière, vriendschappen, hobby’s, interesses, overtuigingen, dromen, engagement, et cetera. Maar bij de behandeling daarvan worden wel keuzen gemaakt. De focus ligt op Borsts werkzame leven, eerst in de gezondheidszorg en later in de politiek, en het zwaartepunt van het boek ligt bij haar ministerschap, dat duurde van 1994 tot 2002.
Het belangrijkste sociale domein in het (professionele) leven van Els Borst-Eilers was dat van de gezondheidszorg. In de loop van Borsts leven hebben zich daarin enorme ontwikkelingen voorgedaan. Artsen zijn vandaag de dag niet langer de alwetende paternalistische verantwoordelijken aan het ziekbed zoals we die in de vijftiger jaren zagen. Door toenemende medische specialisatie is de zorg zeer versnipperd geraakt en worden patiënten steeds vaker van de ene arts naar de andere doorverwezen – met alle gevolgen van dien, financieel en anderszins. Om de uitgaven in de zorg in de hand te houden, hebben de overheid en de verzekeringsmaatschappijen zich sinds de jaren tachtig bovendien een steeds prominentere plaats toegeëigend in het besluitvormingsproces over medische behandelingen. En ook patiënten laten zich niet langer zonder meer leiden door medische experts. Zij hebben zich inmiddels verenigd in professionele lobby- en hulporganisaties die hun stempel proberen te drukken op de organisatie en de inhoud van de zorg.
In de loop van haar leven heeft Borst binnen de gezondheidszorg een divers scala aan posities ingenomen. Zo was zij in de jaren vijftig medisch student, in de jaren zestig, zeventig en tachtig achtereenvolgens laboratoriumonderzoeker en medisch bestuurder, eerst van de Utrechtse Bloedbank, later van het hele Academisch Ziekenhuis Utrecht (azu), een van de grootste ziekenhuizen van Nederland van die tijd. Vervolgens werd zij vicevoorzitter van de Gezondheidsraad – en daarmee topadviseur voor de regering –, hoogleraar op het gebied van het medisch onderzoek en ten slotte minister van Volksgezondheid. En alsof dat nog niet genoeg was, ontwikkelde ze zich na haar ministerschap tot drijvende kracht achter de ontwikkeling van de patiëntenorganisaties en werd ze voorzitter van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (nfk).
Praktiserend arts – in de zin van een arts die eigen patiënten behandelt – was Borst niet, maar daarbuiten nam ze in de loop van haar carrière zo ongeveer elke denkbare positie in de gezondheidszorg in: student, docent, onderzoeker, adviseur, manager, politiek verantwoordelijke, patiënt en vertegenwoordiger van patiënten. Vanuit elk van deze posities keek Els Borst- Eilers naar de Nederlandse gezondheidszorg en in elk van deze posities vroeg zij zich af op welke manier ze aan de werking en de verbetering ervan kon bijdragen. Dit biedt de mogelijkheid om in deze biografie – aan de hand van het leven van Els Borst-Eilers – een blik te werpen op de ontwikkelingen in de Nederlandse gezondheidszorg in de tweede helft van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw. Borsts loopbaan fungeert dan als het ware als een venster van waaruit we deze historische ontwikkelingen kunnen aanschouwen, analyseren en begrijpen.

 

© 2021 Nele Beyens

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum