Leesfragment: De zwijger. Het leven van Willem van Oranje

10 november 2021 , door René van Stipriaan
| | |

16 november verschijnt het nieuwe boek van René van Stipriaan, De zwijger. Het leven van Willem van Oranje. Wij publiceren voor.

Omstreeks 1560 was Willem van Oranje de rijkste en meest veelbelovende edelman van de Nederlanden. Omstreeks 1560 was Willem van Oranje de rijkste en meest veelbelovende edelman van de Nederlanden. Nog geen tien jaar later was hij zo goed als alles kwijt. Wat was er gebeurd? En wie wilde hem nog helpen? Oranje keerde zich tegen het bewind van de Spaanse koning Filips ii, dat in zijn ogen despotisch en geldbelust was. Hij vond niet alleen medestanders onder andere edelen, maar ook onder gewone burgers. Vanaf 1566, met de Beeldenstorm, kwamen de Nederlanden in opstand tegen Spanje. Filips ii stuurde er de gevreesde hertog van Alva met een grote troepenmacht op af. In Mechelen en Zutphen werd een slachting aangericht, die het verzet alleen maar vastberadener maakte. Wat dreef Oranje? Hij was beslist geen heilige en riep in zijn tijd meer weerzin op dan wel wordt aangenomen. Protestantse bolwerken als Gent en Antwerpen, die ooit zijn trouwste bondgenoten waren, keerden zich uiteindelijk van hem af.

In De zwijger ontrafelt René van Stipriaan de duizelingwekkende loopbaan van een van de meest onverzettelijke figuren uit de wereldgeschiedenis: zijn ambities, successen, manipulaties, nederlagen. En ook de spanningen in zijn familie, zijn bizarre huwelijksleven – en zijn neiging om, als het erop aankwam, in het verborgene te opereren.

N.B. Update: De zwijger is bekroond met de Libris Geschiedenisprijs 2022 en de Nederlandse Biografieprijs 2022. 21 december 2022 interviewt Michel Krielaars René van Stipriaan bij Het Martyrium. Lees op Athenaeum.nl voorpublicaties uit Ooggetuigen van de Gouden Eeuw. De wonderjaren van de Republiek (samenstelling), Ooggetuigen van de Tachtigjarige Oorlog (samenstelling met Luc Panhuysen), De hartenjager. Leven, werk en roem van Gerbrandt Adriaensz. Bredero en Lof der botheid.

 

Inleiding

Een nieuwe stad

Niets in Philippeville herinnert aan de man die deze stad stichtte. Het uitgestrekte centrale plein heeft een klein muziekkoepeltje, geen standbeeld. Willem van Oranje leeft hier niet, geen park, school of steeg is naar hem vernoemd. Op het plein komen tien straten uit in een regelmatig patroon als een mooi spinnenweb. De bijna tienduizend inwoners tuffen er dagelijks overheen. Alles gaat hier per auto. Dat kan ook gemakkelijk, want het wegennet is berekend op snelle verplaatsingen.
Op 24 september 1555 bepaalde Willem van Oranje waar het plein kwam te liggen, waar de vestingmuren en de vijf bastions werden aangelegd die de stad veiligheid gingen bieden en eventuele belagers de moed ontnemen. Op aanwijzing van Oranje en zijn ingenieur Bastien werden in een paar uur tijd stokken in de grond geslagen die het stratenplan voor eeuwen vastlegden. Het graven en metselen kon beginnen.
1555 is het jaar waarin Willem van Oranje de geschiedenis binnenkomt, met enige bravoure, want niet alles wat hij in deze dagen besliste voor de bouw van Philippeville was goed afgestemd met zijn superieuren. De vesting, een kleine vijftig kilometer ten zuidwesten van Namen, werd aanzienlijk groter dan zijn baas Karel v voor ogen stond, meer een stad dan een verdedigingswerk. Maar Oranje genoot het vertrouwen van de keizer. Kort daarvoor had Karel hem tot kapitein-generaal, opperbevelhebber, van het Maasleger gemaakt, een duizelingwekkend hoge positie voor iemand van 22 jaar oud. Er liepen in dat leger mannen met meer ervaring rond, meer uren te paard, meer uren aan het front, met een betere kijk op strategie. En met meer kijk op de listen en rookgordijnen die een hoge edelman moet inzetten om zijn doel te bereiken. In oorlogstijd en ook in vredestijd. Karel zal hebben gezien dat Oranje snel leerde, en dat het dragen van verantwoordelijkheid het leerproces nog aanzienlijk kon bespoedigen. De tegenwerking van jaloerse medeofficieren moest hij maar met daden en charme zien te overwinnen. Oranje wist er vaart in te krijgen. Ondanks het bar slechte weer – het regende al weken bijna onophoudelijk, de legerkampen waren één grote modderbende en de veelal onverharde wegen in de streek waren nauwelijks nog begaanbaar – kreeg de vesting snel contouren. Om de paar dagen deed Oranje verslag van de voortgang aan Brussel. Verslagen die gingen over het weer, geldzorgen, gebrek aan goed personeel, en over Franse legereenheden, die vanuit het zuiden probeerden de rust te verstoren.
Wat waren in deze herfstige dagen in 1555 Oranjes vooruitzichten? De bouw van de legerplaats zou binnen een paar maanden zover zijn dat hij de leiding aan anderen kon overlaten, en de oorlog met de Fransen moest wel een keer uitlopen op vrede. In vredestijd behelsde het leven van een hoge edelman als Willem van Oranje het adviseren van de vorst in het dagelijks bestuur, het bedrijven van diplomatie in de Europese regeringscentra, en het beheren van zijn eigen bezittingen. Daarbij werd hij omringd door hovelingen en rentmeesters die hem veel praktisch werk uit handen namen.
De bezittingen van Willem van Oranje bestonden uit tientallen grote en kleinere graafschappen, baronieën en heerlijkheden. De pachtsommen brachten zoveel op dat hij er in Breda in het familieslot van de Nassaus als een vorst van kon leven, met een omvangrijke hofhouding, een verzameling kunstvoorwerpen en boeken, een groot aantal voor de jacht afgerichte roofvogels, en meer van dat soort parafernalia die tot de voorrechten van de hoge adel behoorden. Regelmatig werd hij ontboden naar Brussel, waar werd vergaderd, de politieke onderonsjes plaatsvonden, maar ook uitbundig feest werd gevierd. Zo’n leven, vol grandeur en vrolijke kameraadschap, alles wijst erop dat Oranje er goed mee uit de voeten kon.
Maar voorlopig zat hij in de nattigheid van zijn legerkamp op een steenworp afstand van de stad in aanbouw. Er werd veel grond verplaatst, en de omtrekken van bastions en verbindingsmuren werden steeds beter zichtbaar. De directe omgeving leverde voldoende natuursteen, die werd aangevoerd op alles wat maar rijden kon. Op 20 oktober ontving hij een schrijven van landvoogdes Maria van Hongarije, die hem meldde dat nu stond te gebeuren wat al enkele maanden in de lucht hing. De keizer ging zijn positie als heer van de Nederlanden overdragen aan zijn zoon Filips. Of Oranje maar zo snel mogelijk naar Brussel wilde komen om de plechtigheid bij te wonen.
Vijf dagen later, vrijdag 25 oktober 1555, hadden afgevaardigden van de Nederlandse gewesten, samen met de ridders van de orde van het Gulden Vlies en leden van de voornaamste advieslichamen, zich verzameld in de grote zaal van het Paleis op de Koudenberg. Om drie uur trad de keizer binnen, moeizaam lopend, met de hand rustend op de schouder van Willem van Oranje. In de uren daarna werd met lange toespraken teruggekeken op de regering van Karel v, en meteen ook aannemelijk gemaakt dat dit leven van lange reizen naar alle uithoeken van zijn rijk, het voeren van vele oorlogen en het dragen van immense verantwoordelijkheden, vroegtijdig tot een einde moest komen. Dat een vorst bij leven afstand deed van zijn positie en dus van zijn macht, was een unicum. Karel was 55 jaar, maar was niet meer in staat een paard te bestijgen. Hij leed aan jicht, aan aambeien, en was lichamelijk en geestelijk uitgeput. Het werd die middag breeduit besproken. De vertegenwoordigers van de gewesten en andere genodigden, zo’n duizend in totaal, hoorden het bewogen aan, en er waren er verscheidenen die het niet drooghielden, ook de keizer niet.
Oranje was een dag later alweer terug in zijn vesting in aanbouw. Er was in die paar etmalen te Brussel veel veranderd. De keizer was niet langer zijn hoogste baas – dat was de formele kant. Karel had de macht over de Nederlanden in handen gelegd van zijn zoon Filips, iemand die in veel opzichten op zijn vader leek, ook volgens strikte richtlijnen door zijn vader was opgevoed. Maar Filips was toch anders, een andere persoonlijkheid, een ander mens, een andere superieur om je toe te verhouden. Het communiceren ging bij voorbaat al moeilijk omdat Filips geen Frans sprak, en ook geen Nederlands of Duits. De moeizame omgang met de in Spanje opgevoede en wat stuurse Filips was onderwerp van gesprek in Brussel. Landvoogdes Maria van Hongarije, die ruim twintig jaar lang in opdracht van haar broer Karel v de Nederlanden had bestuurd, was in vertrouwde kring weinig te spreken over haar neef. Ze had twijfels of hij wel tegen zijn zware taak was opgewassen.
Het gezag van Filips was in die dagen niet vanzelfsprekend, terwijl het gezag en het publieke charisma van zijn vader door de jaren heen legendarische proporties hadden aangenomen. Ook Willem van Oranje moet een bruuske overgang hebben ervaren, maar was niet van plan daarvan veel te laten merken. Nog diezelfde avond, 26 oktober, schreef hij zijn nieuwe vorst een brief. Een brief zoals hij er daarvoor tientallen aan de keizer en de landvoogdes had geschreven. Hij meldde dat hij goed was teruggekeerd in het legerkamp, en dat er onder het voetvolk wat problemen waren ontstaan. Niets bijzonders, zulke dingen gebeurden voortdurend. Een dag later schreef Filips een brief waarin hij mededeelde dat Oranje zijn positie als opperbevelhebber zou behouden.
Zo had het door kunnen gaan. Hier en daar een akkefietje, maar elkaar wel in ere houden. Op het hoogste niveau hoef je geen vrienden te zijn. Toch ontstond er in de jaren daarop eerst veel wederzijds onbehagen, daarna irritatie, en al snel een echt conflict, waarin steeds meer wantrouwen en persoonlijke afkeer begonnen mee te spelen. Nog weer later raakte de onenigheid tussen beide mannen verbonden met verschillende andere conflicten die in de Nederlanden smeulden en op een ontbranding afgingen. Oranje richtte intussen zijn ongenoegen niet rechtstreeks op Filips, maar op diens belangrijkste dienaar in de Nederlanden, kardinaal Granvelle. Dit kluwen aan conflicten werd omstreeks 1564 onbeheersbaar, en in de twintig jaren die volgden, haalden Filips en Willem het slechtste in elkaar boven. En ze wisten grote groepen mensen, en grote delen van Europa, in hun conflict mee te trekken.
Is het denkbaar dat de Nederlandse Opstand, die zo bloedig zou verlopen en zo lang voortduurde, zijn kiem had in een nauwelijks nader te omschrijven incompatibilité d’humeur van twee ambitieuze mannen? Zijn er geen grotere factoren zoals de opkomst van het protestantisme, het groeiend zelfbewustzijn van de Nederlandse koopmansklasse, of de frustraties van de steeds aan invloed inboetende adel, die meer aanspraak maken op het predicaat ‘hoofdoorzaak van de Nederlandse Opstand’? Het debat over de verschillende aanleidingen voor de heftige erupties van geweld die zich decennialang overal in de Nederlanden voordeden, gaat inmiddels eeuwen voort. De aanhoudende ambitie om één hoofdoorzaak aan te wijzen, één mechanisme te benoemen, waaruit alle gebeurtenissen begrepen kunnen worden, maakt dat de discussie nooit een einde zal krijgen. De diepere oorzaken waren vele. Maar de factor toeval laat zich ook niet wegredeneren: foute taxaties, verstoorde communicatie, uitgelekte strijdplannen, vergissingen, flaters en ook stom geluk en botte pech hebben de loop van de gebeurtenissen in deze jaren vaak beslissend gestuurd. Oranje kan gezien worden als degene die als geen ander zicht had op de grote vraagstukken van zijn tijd, en als geen ander gebruik wist te maken van de kansen die hem geboden werden, maar ook regelmatig ervoer dat het geluk hem danig in de steek liet.
De hoofdstukken die volgen zullen duidelijk moeten maken hoe Oranje de loop van de geschiedenis beïnvloedde, niet alleen door eigen daden, maar ook door de waardering en de tegenwerking die zijn persoon bij anderen opriep. Dit relaas van de belangrijkste levensfeiten in de context van het grotere geschiedverhaal is wat een biografie van Willem van Oranje minimaal moet bieden. Het wordt al moeilijker wanneer we proberen zijn ambities en overtuigingen te reconstrueren, en daarin enige samenhang te ontdekken. Dat is van oudsher de moeilijkste opgave gebleken. Daarbij is het aannemelijk dat zijn ambities en overtuigingen zich meermalen diepgaand hebben gewijzigd. Oranje heeft in geschrifte weinig prijsgegeven over zijn diepste drijfveren. En daardoor is er voor historici veel ruimte gebleven allerlei uiteenlopende zaken te beweren over zijn geloofsopvattingen, over zijn politieke ambities, en over zijn karaktereigenschappen. Tot in onze tijd. Willem van Oranje ging onder tijdgenoten al door voor ondoorgrondelijk. ‘Oranje is een vos,’ stelde een Utrechts kerkdienaar al in 1564 vast, ‘hij heeft heel andere dingen in de zin dan je zou vermoeden.’7 Dat bleek ook voor veel historici en biografen die zijn loopbaan bestudeerden een nauwelijks te ontlopen valkuil te zijn. Steeds doken er weer feiten op die fundamenteel tegenstrijdig leken met andere feiten. Het stelt de historicus en de biograaf voor lastige keuzes. Lange tijd werden die tegenstrijdigheden opgelost door Oranje ideologisch toe te eigenen; katholieken zagen in hem een sluw en hypocriet opererend egoïst; calvinisten creëerden een protestantse Oranje die zich opofferde voor de zaak van de gereformeerden; de minstens even prominente groep van liberale geschiedschrijvers zag in Oranje de behoedzame grondlegger van de Nederlandse Republiek en van de moderne Nederlandse natie zoals die in de negentiende eeuw gestalte kreeg. De keuze van het ideologisch perspectief bepaalde welke feiten wel en welke niet in het verhaal konden worden ingepast. Een paar rafeltjes en losse eindjes werden wel getolereerd, maar uiteindelijk moest er een coherent verhaal ontstaan.

In 1555, ergens in de dagen dat Karel v de macht overdroeg aan zijn zoon, werd Willem van Oranje geportretteerd door Anthonis Mor. Vol in het harnas, generaalsstaf in de rechterhand. De linkerhand rustend op zijn rood bepluimde helm. Zoals veel portretten die Mor maakte van machtsdragers, straalt dit schilderij gezag en zelfvertrouwen uit. Maar er ligt in het gezicht ook iets zachts en kwetsbaars, al was het maar het nauwelijks doorkomende vlasbaardje, dat de jeugd van Willem verraadt, terwijl de schilder subtiel de vervaarlijke generaalsstaf deels onder de lijst laat verdwijnen. Het is Willem van Oranje in de rol van bevelhebber. Zoals hij in zijn leven vele rollen aannam, en ook snel van rol kon wisselen. Het werd edelen die veel aan het vorstelijk hof verkeerden ook van alle kanten voorgehouden. Overeind blijven in het verwerven van de beste posities en de grootste gunsten – het ging het beste wanneer je goed toneel kon spelen. Juist in de vroege zestiende eeuw wijdden auteurs als Niccolò Machiavelli, Desiderius Erasmus en Baldassare Castiglione hieraan uitgebreide verhandelingen, waarin beschrijving, afkeuring en aanbeveling van dit hoofse theater naadloos in elkaar overgingen. Want uiteraard was iedereen zich ervan bewust dat dit veinzen op gespannen voet stond met het christelijk gebod oprecht te leven. Maar de wereld was nu eenmaal verdorven, en wie zijn doel wilde bereiken kon niet anders dan de strategieën van de tegenstander proberen te doorgronden om ze vervolgens te gebruiken tot eigen voordeel.
Machiavelli, Erasmus en Castiglione markeren het begin van een tijdperk waarin steeds meer informatie steeds sneller, over steeds grotere afstanden door Europa bewoog. Wie begreep hoe dit werkte, begreep ook hoe dit systeem gemanipuleerd kon worden. Willem van Oranje werd hierin een grootmeester. Wat hij op het slagveld, in de economie en in de internationale politiek tekortkwam, compenseerde hij voor een belangrijk deel met zijn beheersing van informatiestromen. En dat was een kwestie van het leveren van maatwerk, iedere dag weer. Het was ook weten hoe de waarheid gebogen kon worden.
Het leven van Willem van Oranje kon niet anders zijn dan een dubbelleven. Een biografie van Willem van Oranje kan niet anders zijn dan een geschiedenis waarin daden en bedoelingen nogal eens uiteenlopen. Zit er een systeem in? Kan Oranje worden gezien als een coherent denkend en opererend persoon, of komen we uiteindelijk uit bij een aaneenschakeling van opportunistische bewegingen, met steeds een onvoorspelbare uitkomst? Het verloop van de Opstand vanaf omstreeks 1560 lijkt in de richting van het laatste te wijzen. Een biografie van Willem van Oranje zal de vraag moeten beantwoorden waar in zijn overwegingen ideële motieven leidend waren, en waar het eigenbelang het overnam. En ook dan moeten we er rekening mee houden dat eigenbelang regelmatig verpakt werd in een hooggestemd verhaal. Daar wordt voor zijn biograaf het leven van Oranje complex. Welke weergave van de feiten is te vertrouwen, wanneer ook zoveel leugens, dwaalsporen, veinzerijen en valse geruchten tot de historische feiten behoren?

[...]

 

© 2021 René van Stipriaan

pro-mbooks1 : athenaeum