Leesfragment: De tuinen van Buitenzorg

29 januari 2021 , door Jan Brokken
|

2 februari verschijnt het nieuwe boek van Jan Brokken, De tuinen van Buitenzorg. Wij publiceren voor en bezorgen thuis. 

Toen de 23-jarige Olga en de twee jaar oudere Han in 1935 naar Nederlands-Indië verhuisden, was het alsof de ene na de andere wereld voor hen openging, in een bijna duizelingwekkend tempo. De eerste maanden brachten ze door op Java, later woonden ze in Makassar, waar Han als theoloog onderzoek deed. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verwoestte de wereld waarin Olga en Han volledig waren opgegaan. In 1947 moesten ze terugkeren naar Nederland.

Olga is de moeder van Jan Brokken vóór ze zijn moeder werd. Na het overlijden van zijn ouders overhandigde tante Nora hem de brieven en foto’s die haar zus Olga haar vanuit Buitenzorg en Makassar schreef. Teder, sensitief en tastend zoekt Brokken in die brieven naar de vrouw die gedurende haar leven altijd een onbekende voor hem was gebleven. Brokken verweeft Olga’s verhaal op ingenieuze wijze met beschouwingen over muziek, literatuur, cultuur en geschiedenis, zoals over componist Leopold Godowsky die in de ban raakte van de gamelan en de moeder van Hella S. Haasse, die de bekendste concertpianist van Indië was.

De tuinen van Buitenzorg is een juweel van een boek, van een schrijver op de toppen van zijn kunnen.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Stedevaart en De kozakkentuin, en besprak Joop Hopster De rechtvaardigen en De vergelding en Pieter Hoexum Het hoe.

 

Uit: Jan Brokken, De tuinen van Buitenzorg

1

Op een late zomermorgen hoor ik op de radio een pianostuk dat geschreven is door een componist van Poolse origine en de titel ‘De tuinen van Buitenzorg’ draagt. Een wonderbaarlijk mooi stuk van een minuut of vijf dat ik onmiddellijk associeer met het ruisen van palmen, een specifiek geluid dat, schreef mijn moeder ooit in een brief, aan harken doet denken, aan geduldig bladeren harken. Ik zet de radio harder en ben in één keer terug in de Kebun Raya Bogor, de majestueuze hortus botanicus van Bogor.
Tot 1949, het jaar van de Indonesische onafhankelijkheid, heette het ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg. Ik hoorde mijn ouders er verscheidene malen over praten, ofschoon met grote tussenpozen, om niet toe te geven aan het onmogelijke verlangen naar wat voorbij was. Aan het begin van hun veertienjarig verblijf in Indië brachten ze afwisselend vijf maanden in Batavia en zes weken in Buitenzorg door. Dankzij de ligging op driehonderd meter hoogte was Buitenzorg merkbaar koeler dan Batavia, ook al regende en onweerde het er erg vaak en voelde de lucht klam aan. De natuur was van een overweldigende pracht.
Terwijl mijn vader ‘nastudeerde’ aan de Hogere Theologische School in Buitenzorg, wandelde mijn moeder – nu ja, de jonge vrouw die mijn moeder zou worden – alle dagen in de tuinen. Of speelde dicht bij ’s Lands Plantentuin haar eerste potjes badminton, een sport die toen net populair aan het worden was in Azië en door zowel vrouwen als mannen werd beoefend, al dan niet in gemengd dubbel, wat huiveringwekkend modern was in die jaren. Badminton wordt meestal binnen gespeeld vanwege de windgevoeligheid van de shuttle, maar in de nabijheid van zoveel palmen en bamboehagen in Buitenzorg deed mijn moeder het buiten.
Olga was in 1935 een vrouw – ik zou bijna schrijven: een meisje – van drieëntwintig voor wie het leven plotseling vaart en diepgang begon te krijgen en voor wie de ene na de andere wereld openging, in een bijna duizelingwekkend tempo. Vierenveertig jaar later, toen ik op het punt stond naar Indonesië te vertrekken, vertelde ze me dat ze in de tuinen van Buitenzorg op slag verliefd was geraakt op de tropen, niet alleen gevoelsmatig maar ook zintuiglijk, door alle geuren. De omvang van de hortus botanicus was enorm, zevenentachtig hectare, en ’s Lands Plantentuin liep over in de paleistuin van de Gouverneur-Generaal, waardoor het geheel nog veel groter oogde. Wandelend langs vijvers, met waterlelies zo groot en fel van kleur dat ze als vuurwerk uit het water leken te schieten, begon ze iets van de uitzinnigheid van de tropen te begrijpen. Het rood van de bloemen was roder dan bloed.
Van de soorten planten en bomen die ze passeerde, zag ze de meeste voor het eerst. Ik stel me voor dat ze onder een witte parasol liep en een hoed van gaas droeg met brede randen die haar zowel tegen de zon als tegen de muggen beschermde – haar huid was witter dan sneeuw en kon bijzonder slecht tegen een overmaat aan uv, iets wat ik van haar heb geërfd. Ze zal zich niettemin vaak voorovergebogen hebben om een naam te lezen en in haar hoofd te prenten. Niemand in de tropen kan louter in de schaduw leven.
Vóór haar vertrek had ze in drie jaar tijd Maleis geleerd. Ze had zich in 1932 met mijn vader verloofd, en op dat moment stond al vast dat hun toekomst in Indië zou liggen. Ook wisten ze al geruime tijd wat hun eerste, voorlopige standplaats zou worden: Makassar, de hoofdstad van Celebes. Na hun verblijf op Java zouden ze er met een mailboot heen varen, een reis van drie dagen en nachten.
Olga had een enorme achterstand aan kennis in te halen. Mijn grootvader was met alleen een zakje aarde en verder met helemaal niets uit Tsarskoje Selo naar Nederland gekomen en had onderdak gevonden bij een schoenmaker in Leiden, die hem het vak had geleerd. In het nabijgelegen Oegstgeest was hij schoenen gaan repareren, in een werkplaats die de gehele benedenverdieping van een woonhuis in beslag nam en die hij aanduidde als ‘mijn atelier’. Kort na zijn huwelijk met een niet onbemiddelde boerendochter uit Noord- Holland was hij een schoenenwinkel begonnen in de voornaamste winkelstraat van het dorp, maar het bestaan bleef een gevecht voor hem en hij vreesde ieder moment weer met lege handen te staan. Over zijn vier dochters had hij een salomonsoordeel geveld: de oudste mocht doorleren voor onderwijzeres, de tweede (mijn moeder) moest het doen met een diploma huishoudschool, maar mocht weer wel haar pianostudie afmaken waaraan ze op achtjarige leeftijd was begonnen, de derde kon naar de kweekschool voor kleuterleidsters en de vierde ten slotte moest het doen met twee jaar huishoudschool. Opleiding, bewezen ze met zijn vieren, zegt ook niet alles; je kunt nooit voorspellen hoe het in je verdere leven loopt. De jongste zus, mijn tante Galina, die er qua opleiding het poverst van af was gekomen, zou als rijkste sterven, en mijn moeder als meest ontwikkelde.
Naast Maleis leerde Olga Makassaars in woord en geschrift. Het laatste betekende dat ze zich het Brahmischrift moest eigen maken, iets wat haar uiteindelijk vijf jaar zou kosten maar grote voldoening gaf. Mijn vader, de intellectueel, kreeg het niet onder de knie. Brahmi is een abugida, een schriftsysteem waarin de belangrijkste tekens de medeklinkers zijn; ook het Arabisch kent dit schrift, dat van rechts naar links wordt geschreven. Vergeleken met het Makassaars vond Olga het Maleis een makkie – dat hanteert het Latijnse schrift. Door het Makassaars werd ze nieuwsgierig naar het Boeginees, dat weer een ander schrift heeft, het Lontara, dat dichter bij het Oud-Javaans en het Soendanees ligt dan bij het Makassaars. Het Boeginees, dat door zo’n anderhalf miljoen mensen in het zuidwesten van Celebes werd gesproken, kon Olga na jaren inspanning verstaan en langzaam spreken. Schrijven kon ze het niet en met lezen bleef ze moeite houden, maar ze kende de taal toch voldoende om in contact te kunnen treden met Boeginezen, een volk van vorsten, vissers, boeren en bovenal van roekeloze varensgasten die alle zeeën van Azië bevoeren op driemasters die sinds de 18de eeuw niet noemenswaardig waren veranderd. Ze volgde cursussen Duits en Engels, Indische cultuurgeschiedenis, Aziatische godsdiensten en een cursus ehbo voor de tropen. Ze nam ook nog eens orgelles zodat ze in de kerk van Makassar het gezang kon begeleiden, want ja, mijn ouders geloofden dat ze een beschavingsmissie hadden te vervullen in een uithoek van de Indische archipel. Ze deden het uit overtuiging; in hun bagage ging een hoop idealisme mee, ofschoon ze zich in Buitenzorg al een tikkeltje ongerust afvroegen hoe het allemaal zou uitpakken.

 

© 2021 Jan Brokken

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum