Leesfragment: De juiste houding

07 januari 2021 , door Britta Böhler
|

Nu in de winkel: de tweede roman van Britta Böhler, De juiste houding. Lees bij ons een fragment en bestel om thuis te laten bezorgen.

lias Andriessen is al vanaf zijn tienerjaren gefascineerd door het terugvinden van gestolen kunst. Geboren in Amsterdam maar woonachtig in de Verenigde Staten, wijdde hij zijn carrière aan het opsporen en terugvorderen van gestolen kunstwerken. Voor hem was dit altijd veel meer dan alleen een baan: vluchtend voor de nazi’s moest zijn familie haar eigen kunstcollectie achterlaten om die vervolgens nooit meer terug te vinden.

Inmiddels heeft Elias zijn succesvolle advocatenpraktijk ingeruild voor een rustige baan als professor aan de universiteit in een poging de relatie met zijn dochter Mia te herstellen, met wie hij na zijn scheiding het contact verloor. Wanneer hij de flamboyante Tony Barbas en zijn vrouw Isabel ontmoet, neemt het leven van Elias een onverwachte wending. Tony beweert een beroemd schilderij van Franz Marc te hebben teruggevonden, spoorloos verdwenen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij heeft de hulp van Elias hard nodig om een deal te sluiten met de oorspronkelijke bezitter, een Berlijns museum. Al snel raken Elias en zijn dochter verstrikt in Tony’s wereld waar niets is wat het lijkt.

De roman speelt zich af in de Verenigde Staten, vlak voordat Donald Trump aan de macht komt, en verkent de vragen ‘wat is echt?’ en ‘wat is nep?’ en de moeilijke keuzes die gepaard gaan met het zoeken naar de waarheid.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Böhlers romandebuut De beslissing en uit Heldhaftig, de thriller die ze schreef met Rodney Bolt.

 

Deel 1
Maart 2015

Vrijdag 20 maart
Hoofdstuk 1

Elias haalde het kaartje er voor de tweede keer doorheen, maar het apparaat weigerde te gehoorzamen. De beveiliger schudde zijn hoofd en kwam uit zijn hokje.
‘Dit is niet bepaald een van uw talenten, professor Anderson,’ zei hij. ‘Al de derde keer deze week, toch?’
Elias glimlachte verontschuldigend. Hij corrigeerde de vervorming van zijn Nederlandse achternaam niet. Het in zijn vaderland heel gebruikelijke ‘Andriessen’ leek te obscuur voor Amerikanen om zich te herinneren.
‘Laat mij maar even,’ zei de beveiliger. Hij wreef met het kaartje over de mouw van zijn uniform en haalde het langzaam door de gleuf. Het apparaat gaf hem onmiddellijk groen licht.
‘Ziet u wel?’ zei de beveiliger terwijl hij Elias het kaartje teruggaf. ‘Je moet het gewoon op de juiste manier doen.’
Elias knikte een bedankje en liep haastig het gebouw in. De beveiliger had natuurlijk gelijk. Hij had hier inderdaad geen talent voor. Klaarblijkelijk.
De universiteit had afgelopen herfst een nieuw beveiligingssysteem laten installeren, na het ‘incident’, zoals de decaan van de rechtenfaculteit het had genoemd in zijn mail waarin hij de nieuwe maatregelen aankondigde. Er werden veiligheidsdeuren geplaatst, alle medewerkers kregen een sleutelkaart en studenten of bezoekers moesten zich met een identiteitsbewijs melden bij de beveiliger. Veel universiteiten en middelbare scholen hadden zo’n protocol en sommige hadden zelfs metaaldetectors geïnstalleerd, maar vóór Ray Meyer werd Beauville te provinciaals geacht voor een schietpartij à la Columbine. Elias vond dit zinloze maatregelen, die mensen in slaap susten met een vals gevoel van veiligheid. Een sleutelkaart zou hem er toch niet van weerhouden een wapen mee te nemen in zijn aktetas?
Hij was de stad uit geweest voor een congres toen het gebeurde, maar Ray, die Elias zich vaag herinnerde als de assistent-bibliothecaris, was die fatale ochtend kennelijk even na halfacht binnengekomen, gewapend met een pistool en een geweer. De meeste faculteitsleden waren er nog niet, maar Ray had twee universiteitsmedewerkers gedood, de conciërge die na zijn ochtenddienst net op het punt stond het gebouw te verlaten en de uitzendkracht van de bibliotheek die op weg was naar de wc.
Paula, de secretaresse van de rechtenfaculteit, die altijd zo’n uur eerder op haar werk was dan de rest, had de schoten gehoord toen ze het faculteitsgebouw binnenkwam. Ze zag Ray langs de twee bloederige lichamen lopen die languit op de vloer van de gang lagen, in de richting van de bibliotheek. Ze trok haar schoenen uit en volgde hem ongemerkt door de gang en toen Ray de bibliotheek was binnengegaan – waar gelukkig niemand was omdat de hoofdbibliothecaris zich die week had ziek gemeld – deed ze de deur achter hem op slot en belde de politie. Ray werd doodgeschoten toen hij weigerde zijn wapens neer te leggen. Tijdens de herdenkingsdienst twee weken later schonk de faculteit Paula een bronskleurig beeld van een adelaar op een rots, zijn metalen vleugels wijd gespreid. In de rots was haar naam gegraveerd. Paula moest snikken toen de decaan haar de adelaar overhandigde en haar prees voor haar uitzonderlijke moed.
Later las Elias in de plaatselijke krant dat Ray tweeënveertig was geweest en dat hij meer dan tien jaar in de bibliotheek had gewerkt maar twee weken voor de schietpartij was ontslagen vanwege zijn veelvuldige afwezigheid. Ray was een ‘rustige, vriendelijke man’, verklaarde zijn buurman tegen de krant, ‘maar ik denk dat het na dat hele scheidingsgedoe extra hard bij hem aankwam dat hij ontslagen werd’. Volgens het artikel had Ray een nare scheiding achter de rug en had zijn exvrouw hem gedwongen hun huis te verkopen; ze was vervolgens naar Zuid-Amerika verhuisd waar ze de opbrengst van de verkoop aan Mai Tais besteedde.

Twee studenten wachtten hem op voor zijn kantoor. Met hun hoofden dicht bijeen leunden ze tegen de muur en bogen zich over de smartphone die de jongen in zijn hand had. Het meisje was minstens een kop groter dan haar blonde, mollige metgezel. Ze droeg zilverkleurige enkellaarzen en een veel te grote zwarte jurk. (Hoewel zijn meeste studenten begin twintig waren, dacht Elias altijd over hen als ‘jongens’ en ‘meisjes’. Natuurlijk zou hij hen nooit als zodanig aanspreken, een klacht zat in een klein hoekje, maar ze zagen er allemaal zo jong en zo onschuldig uit dat hij hen nog steeds als kinderen beschouwde.) De jongen wees naar iets op zijn telefoon en lachte. Het meisje haalde alleen haar schouders op; haar gezichtsuitdrukking bleef strak en ze zag eruit als iemand die voortdurend inwendig fronste. Ze deed Elias aan Mia denken, al had zijn dochter nooit haar haar blauw geverfd. Althans niet voor zover hij wist.
Toen de studenten hem zagen, stak de jongen de telefoon in zijn zak en begroetten ze Elias allebei met een monter ‘Hallo, professor Andriessen’. Elias glimlachte naar hen terug terwijl hij zijn jas uittrok en zijn hand in de zak stak voor de deursleutel. Hij hanneste met het slot en liet bijna de sleutel vallen. Verdomme, hoe heetten ze nou ook alweer? Dylan en Jennifer? Nee, dat klonk niet juist. Maar wel iets met een ‘D’ en een ‘J’, daar was hij zeker van. David? Jasmine? Nee, dat klonk ook niet juist.
Ze hadden afgelopen semester allebei zijn colleges ‘Kunstdiefstal en de Unidroit-beginselen’ gevolgd en hij herinnerde zich dat ze elke week vroeg waren binnengekomen en naast elkaar waren gaan zitten op de tweede rij. De jongen had heel weinig gezegd tijdens zijn colleges en het meisje evenmin, maar wel had zij op de eerste dag kattig commentaar geleverd op de leeslijst. Hij wilde dat hij beter was in het onthouden van namen. Gezichten onthouden ging hem goed af, en hij kon zich ook vaak de situaties herinneren waarin hij mensen had ontmoet, maar zelfs als hij hen al diverse keren had gesproken vergat hij de namen van mensen.
Het slot gaf eindelijk mee en Elias duwde de deur open om hen binnen te laten. De jongen draaide zich om en wilde de deur achter hen dichtdoen, maar Elias gebaarde dat hij hem open moest laten. Ook al werd het meisje vergezeld door de jongen, het was tegenwoordig beter iedere schijn te vermijden.

[...]

 

© 2021 Britta Böhler

pro-mbooks1 : athenaeum