Leesfragment: Reistijd, bedtijd, ijstijd

14 september 2020 , door Marjolijn van Heemstra
| |

Morgen verschijnt de nieuwe dichtbundel van Marjolijn van Heemstra: Reistijd, bedtijd, ijstijd. Wij publiceren twee gedichten voor uit de eerste afdeling, ‘Er zijn — er niet meer zijn’.

In een poging de tijd te grijpen, geven we hem namen. Maar de tijd luistert niet. Of luisteren wij niet? Marjolijn van Heemstra (Jo Peters Poëzieprijs voor Als Mozes had doorgevraagd (2009)) gaat in deze bundel op zoek naar wat ons steeds ontglipt.

N.B. We bespraken Van Heemstra's roman En we noemen hem, dat ook met de BNG Bank Literatuurprijs bekroond werd, en we publiceerden voor.

 

1
Er zijn — er niet meer zijn

 

Kras

Het is moeilijk te bevatten dat dit bestaan,
de volledige weg van schreeuw tot zucht,
zal worden samengevat in een kleine
streep van geboorte- naar sterftejaar.
Een godgans leven uitgedrukt in de smalste
horizon van is naar is geweest, eenzame
kras tussen bron en zee.

 

Wat als

Wat als alles andersom blijkt te zijn,
alles en vooral de tijd:
de mythen science fiction,
wij op weg naar een verleden.
Als het nieuws ons dieper brengt
door de schacht van het voorbije
en onze ruimteschepen zeilen
naar de allereerste kou.
Als kennis mij verwijdert
van wat ik zonder woorden wist,
als elke cirkel om de zon mij verwijdert
van dat licht, als ik dag na dag
mijn voorland uitreis,
elk ding begint met wat het wordt
en groeit naar wat het was.
Is overal niet het bewijs?
Niets vernieuwt zich met de jaren.
Het krast en slijt, ook ik
droog langzaam uit mijn vorm
tot de toekomst niet meer past.
Wat als wij de laatste krimp zijn
van een stoffige implosie,
het finale inhaleren
van de vroegste hap naar adem?

 

Lente

Het is steeds dezelfde vogel die mijn lente openbreekt, elke eerste warme
ochtend (altijd voor ik het verwacht): het exact zelfde zingen. Hoog, vol
knoppen en verbazing. Zijn klankkast van wervels vlak bij mijn raam.

De winter wordt zompig met de jaren, de zomer schilfert vast aan
herfst, hun geluiden zijn vermolmd, verdroogd, maar de lente komt
onveranderd binnen, overrompelt mijn oren met begin.

 

© 2020, Marjolijn van Heemstra

pro-mbooks1 : athenaeum