Leesfragment: Duizend manen

24 maart 2020 , door Sebastian Barry
|

Vandaag in de winkel: Sebastian Barry's Duizend manen (A Thousand Moons, vertaald door Jan Willem Reitsma). Wij brengen een fragment.

Winona Cole, een indiaans weesmeisje, groeit op in een onconventioneel huishouden in Tennessee. Op een kleine boerderij weten haar adoptievader John Cole en zijn wapenbroeder Thomas McNulty maar net de touwtjes aan elkaar te knopen, met de hulp van twee vrijgemaakte slaven, broer en zus Bouguereau.
Dit liefdevolle, samengeraapte gezin doet zijn uiterste best de wrede buitenwereld en de vaak pijnlijke herinneringen aan het verleden op afstand te houden. Tennessee is echter nog altijd in de greep van de nasleep van de burgeroorlog. Als Winona slachtoffer wordt van een gewelddadige overval en daarna ook Tennyson Bouguereau, besluit Winona het heft in eigen handen te nemen. Gewapend met een mes, Tennysons geweer en de moed van haar beroemde krijgshaftige moeder gaat ze op zoek naar gerechtigheid, en naar wie ze eigenlijk is.

N.B. Eerder brachten we een fragment uit Dagen zonder eind (Costa Book Award of the Year) en lichtte Johannes Jonkers zijn vertaling van de eerste zinnen van De tijdelijke gentleman toe.

 

1

Ik ben Winona.
In vroegere tijden was ik Ojinjintka, wat roos betekent. Thomas McNulty deed heel hard zijn best die naam uit te spreken, maar hij kon het niet, en dus gaf hij mij de naam van mijn dode nicht, want die ging beter over zijn tong. Winona betekent eerstgeboren. Ik was niet eerstgeboren.
Mijn moeder, mijn oudere zus, mijn nichten, mijn tantes, allemaal waren ze gedood. Ze waren zielen van de Lakota die vroeger op die oude prairies woonden. Ik was niet te jong om me dat te herinneren – ik was pakweg zes of zeven – maar evengoed bewaarde ik er geen herinneringen aan. Ik wist dat het gebeurd was, omdat de militairen me na afloop mee het fort in hadden genomen en omdat ik een wees was.
Een klein meisje kan menig ommekeer lijden. Toen ik later bij mijn volk terugkwam kon ik geen gesprek met hen voeren. Ik weet nog dat ik met de andere vrouwen in de tipi zat en dat ik ze geen antwoord wist te geven. Ik was toen al een jaar of dertien. Na een paar dagen vond ik de woorden weer. De vrouwen vlogen op me af en omhelsden me alsof ik nog maar net bij ze was aangekomen. Pas toen ik onze taal sprak, konden ze mij echt zien. Toen haalde Thomas McNulty me weer op en nam hij me mee terug naar Tennessee.
Zelfs als je voortkomt uit bloedvergieten en rampspoed moet je uiteindelijk leren leven. Je moet om je heen kijken, zien hoe het ervoor staat, dingen verbouwen of dingen kopen, afhankelijk van het geval.
Het stadje vlak bij ons in de buurt in Tennessee heette Paris. De boerderij van Lige Magan stond daar zo’n zeven mijl vandaan. Het was al heel wat jaren sinds de oorlog maar in de stad wemelde het nog steeds van de onbeschofte militairen uit het Noorden die niets uitvoerden, en de verslagen zuiderlingen vormden een soort geheime aanwezigheid, hoewel ze niet in uniform waren. Landlopers op elke zandweggetje. En staatsmilities die het op die landlopers voorzien hadden.
Het was een stad waar sowieso veel ogen naar je keken, een plek vol onrust.
Als je bij een kruidenier verschijnt om dingen te kopen moet je het beste Engels kunnen want anders gaat het mis. In het fort had Mrs Neale me mijn eerste Engelse woordjes gegeven. Later voorzag John Cole me van twee boeken met grammatica. Die heb ik lang en grondig ingekeken.
Het is al erg om een indiaanse te zijn, je hoeft niet ook nog te krassen als een raaf. De blanke mensen in Paris spraken zelf ook niet allemaal zo goed. Sommigen waren van elders gekomen. Duitsers, Zweden. Sommigen waren Iers, zoals Thomas McNulty, en leerden pas Engels toen ze Amerika bereikten.
Maar als jonge indiaanse moest ik blijkbaar praten als een keizerin. Natuurlijk had ik mijn lijstje met boodschappen kunnen aanbieden dat Rosalee Bouguereau die op de boerderij van Lige werkte had opgeschreven. Maar praten was beter.
Wat er anders gebeurde, was dat ik bij elk bezoek aan de stad in elkaar geslagen zou worden. Daar beschermde het Engels me tegen. Een of andere ongekamde boerenknecht keek je aan en zag de donkere huid en het zwarte haar en meende dat hij het recht had jou verrot te slaan en te schoppen. Dan riep niemand boe tegen hem. Ook geen sheriff of hulpsheriff.
Het was geen misdaad om een indiaan te slaan, helemaal niet.
Al was John Cole op pad geweest als militair en al was hij een goede boer, in de stad werd hij rot bejegend omdat zijn grootmoeder of de vrouw vóór zijn grootmoeder een indiaanse was. Dat stond een beetje op zijn gezicht geschreven. Zelfs Engels bood hem geen bescherming. Misschien omdat hij een grote volwassen kerel was, kon hij niet de hele tijd op genade rekenen. Hij had een lieflijk gezicht, en de mensen zeiden dat ook, vooral Thomas McNulty, maar ik denk dat de stadsmensen daar soms de indiaan in konden zien. Ze sloegen hem heel erg en dan was hij enkel een plank ellende in bed en Thomas Mc- Nulty zwoer dat hij de stad in ging om iemand te vermoorden.
Maar Thomas McNulty zijn tekortkoming was dat hij arm was. We waren allemaal arm. Lige Magan was best arm, en die bezát de boerderij, en wij waren nog armer dan Lige.
Erger arm dan Lige.
Wanneer een arme iets doet moet hij dat stilletjes doen. Wanneer een arme bijvoorbeeld een moord pleegt, moet hij dat heel stilletjes doen en net zo snel wegrennen als de hertjes die het woud uit komen drijven.
Bovendien had Thomas in de gevangenis van Leavenworth gezeten wegens desertie, dus van de uniformen in de stad werd hij schichtig, ook al zei hij altijd dat hij van het leger hield.
Zelf was ik nog minder dan Rosalee Bouguereau. Zij was een heilige van een vrouw met een zwarte huid wat ik je zeg. Ze ging vroeger met het geweer van haar broer konijnen schieten in de bossen achter de boerderij van Lige. Tijdens de befaamde veldslag tegen Tach Petrie – in elk geval befaamd bij ons thuis, toen hij en zijn handlangers ons bedoelden te beroven en met onverzoenlijke opzet naar ons huis oprukten – blonk ze uit door de geweren sneller te herladen dan wie dan ook ooit tevoren – volgens John Cole.
Maar vóór de oorlog was ze slavin en een slavin is natuurlijk het allerminste in de ogen van blanke mensen.
En ik was dus nog minder.
In de ogen van de stadbewoners was ik niet meer dan as uit een indiaans vuur. Indianen waren allang in grote massa’s uit de provincie Henry verdwenen. Cherokee. Chickasaw. De mensen vonden het maar niks dat er as was teruggewaaid.

[...]

 

Oorspronkelijke titel A Thousand Moons
Copyright © 2020 Sebastian Barry
Copyright translation © 2020 Jan Willem Reitsma / Em. Querido’s Uitgeverij BV, Weteringschans 259, 1017 XJ Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum