Leesfragment: De stotteraar

10 november 2020 , door Charles Lewinsky
|

Nu in de winkel: De stotteraar van Charles Lewinsky (Der Stotterer, vertaald door Herman Vinckers, die er elders op de site een toelichting bij geeft)! Lees bij ons een fragment.

Omdat hij al sinds zijn vroegste jeugd ernstig stottert, heeft Johannes Hosea Stärckle in de loop van zijn leven geleerd volledig op de macht van het geschreven woord te vertrouwen. Al voor verliefde klasgenoten schrijft hij liefdesbrieven, niet vrijwillig, maar om niet steeds gepest of in elkaar geslagen te worden. De Bijbel kent hij uit zijn hoofd en zijn epistels zijn kwistig doorspekt met Bijbelse citaten. Zonder enige scrupules zet hij zijn schrijftalent in als noodweer en om zijn carrière vooruit te helpen. Een geval van bedrog – hij noemt het liever een ongelukkige onzorgvuldigheid – brengt hem in de gevangenis. Met brieven, bekentenissen en verzonnen verhalen probeert hij daar de mensen voor zich te winnen die over zijn lot kunnen beslissen: de gevangenispastoor, de drugsbaas, en de uitgever.

Het schrijfplezier spat er vanaf in De stotteraar: een roman over de macht van woorden, filosofisch en speels tegelijk.

N.B. Eerder publiceerden we voorpublicaties uit Tien-en-een-nacht, Alleen maar helden, Terugkeer ongewenst en De verborgen geschiedenis van Courtillon.

 

Voor de padre

Oké. Natuurlijk doe ik het. Ik zou wel gek zijn als ik het niet deed.
Nog even ter bevestiging van onze afspraak: u zorgt dat ik dat baantje in de bibliotheek krijg en ik beloof verhalen uit mijn leven voor u op te schrijven. Omdat ik – uw formulering – een begaafdheid voor schrijven heb. Een talent dat ik niet mag verspillen. Zegt u.
Geloof me, padre, ik heb mijn talenten tot nu toe ook niet verspild. Dat ik een keer pech heb gehad en daarom hier ben beland, was een ongelukkig toeval.
Het is een faire deal. Win-win. U wilt resultaat van uw werk zien en denkt in mij het juiste object te hebben gevonden. ‘Ik heb een beter mens van hem gemaakt,’ wilt u kunnen zeggen. Prima. Dat is uw beroep, en het is niet strafbaar om dat te proberen.
Ik van mijn kant heb een interessantere werkplek nodig. Door van ’s morgens tot ’s avonds nummerborden te stansen wordt een denkend mens simpel. Twaalf euro zesendertig per dag, en slechts de helft daarvan mag worden uitgegeven. ‘Zodat jullie voldoende achter de hand hebben voor de tijd na jullie invrijheidstelling.’ Natuurlijk. Voldoende voor die ene nacht in een bordeel, die je nodig hebt zodra je hieruit komt. ‘Op de vruchtenpers gaan,’ noemen ze dat. Ik had nog nooit van die uitdrukking gehoord.
Ik hou van woorden. Ik hou van lezen en ik hou van schrijven. Als ik schrijf, stotter ik niet. Win-win.
Een kleine extra voorwaarde: als u in deze aantekeningen dingen te lezen krijgt die u niet leuk vindt, moet u niet met een opgeheven vinger tekeergaan. Ik zeg het maar meteen: er zal een hoop in staan dat u niet leuk vindt. Afgesproken?
Afgesproken.
Daar staat tegenover dat ik u niet zal vervelen, dat beloof ik. Al kan ik niet garanderen dat u altijd de waarheid te lezen zult krijgen. Maar u zult het verschil wel opmerken. ‘U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.’ Johannes, hoofdstuk 8, vers 32. Waarbij die vrijheid wel relatief is. Ook als ik me uitstekend gedraag, moet ik nog tweeënhalf jaar zitten. Ik ben vastbesloten me voorbeeldig te gedragen. Elke zondag naar de kerkdienst.
En op donderdag naar uw gesprekskring, waar u ons ertoe wilt bewegen de misdaad los te laten, zoals de Anonieme Alcoholisten hun klanten het zuipen willen afleren. Is het niet zo, padre, dat ik de interessantste deelnemer ben die u daar ooit hebt gehad? Ik weet overtuigend berouw te tonen en een paar van de ervaringen waarover ik u verteld heb, zijn zelfs echt gebeurd.
Ik heb u na afloop van die gesprekken weleens geschreven, omdat ik me vanwege mijn gestotter niet goed had kunnen uitdrukken. U vond het fascinerend dat ik zo goed de weg weet in de Bijbel. Ik heb u tot op heden niet verteld waar deze bijzondere kennis vandaan komt, u hield al dat rondstrooien van citaten voor vroomheid. Maar daar heeft het niets mee te maken. Integendeel. Uitleg volgt. Lukas, hoofdstuk 21, vers 19. Zoek het maar op als u het niet uit uw hoofd weet.
Ook met mijn gestotter heb ik mezelf interessant gemaakt voor u. Je moet met je talenten woekeren. Ik stotter echt. Best erg zelfs. En niemand kan daar iets aan veranderen.
Stotteren, ook wel balbuties genaamd, is een manier van spreken die ...
Ach, zoek het maar op internet op. Trefwoord: ‘clonisch stotteren’.
Zolang ik het me kan herinneren, spreek ik zo hakkelend. Alleen als baby moet ik net zo gegild hebben als ieder ander. Ik heb het soort kinderjaren gehad dat reden tot gillen geeft.
Wees maar niet bang, dit wordt geen klaagzang over een moeilijke jeugd die me onvermijdelijk op het verkeerde pad heeft gebracht. Dat lied kunt u vast niet meer horen, zo vaak zal het voor u gezongen zijn. Ik heb in de rechtbank niet staan janken en zal het bij u ook niet doen. Hoewel u zich vanwege uw beroep wel zou moeten laten inpakken door gejank.
Nietwaar, padre?
Als kleine jongen droomde ik ervan om priester te worden. Kunt u zich dat voorstellen? Een stotteraar op de kansel? ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Gee... Gee... Gee...’ Lewis Carroll, die van Alice in Wonderland, wilde ook geestelijke worden, maar kwam vanwege zijn gestotter niet voor het beroep in aanmerking. Ik kan een hoop beroemde mensen met dezelfde eigenaardigheid voor u opsommen. Winston Churchill. Marilyn Monroe. Ik bevind me in goed gezelschap. Schrijvers, politici, acteurs. Allemaal activiteiten waar liegen bij het beeld hoort dat men van dit beroep heeft. Een onderschatte kunstvorm.
Ik zou een goede voorganger zijn geweest, want je hoeft er immers niet gelovig voor te zijn. Je moet je alleen in andere mensen kunnen verplaatsen. Een voorwaarde die de beroepen van geestelijke en oplichter met elkaar gemeen hebben.
Bent u nu beledigd? Vat het op als een bewijs van mijn eerlijkheid.
Waar moet ik beginnen? Bij mijn jeugd, neem ik aan.
In het gezin waar ik uit voortkom heerste een hokjesgeest als in een kruiswoordpuzzel. Eén horizontaal, zes letters: ‘De natuurlijke vijanden van elk kind.’
ouders.
Mijn vader kamde zijn haren over zijn kale schedel heen. Meer valt er over zijn karakter niet te zeggen. Hij was ervan overtuigd dat dat niemand zou opvallen. Maar God, die immers van boven op de mensen neerkijkt, ziet alles. Ook kale schedels. Hoewel de God die mijn vader in elkaar had geflanst, altijd op zijn hand was. Een hogere instantie die elk proces in zijn voordeel besliste. ‘Ik ben een zondaar,’ zei hij graag en dan verwachtte hij tegenspraak. Want wat hij werkelijkbedoelde,was: ‘Eigenlijk ben ik een heilige.’ Hij was een pietepeuterige boekhouder wat betreft zijn eigen deugdzame daden. En hij wás ook boekhouder.
Als u zich een voorstelling van hem wilt maken ...
U kunt zich maar beter geen voorstelling van hem maken. Het was geen man die onvergetelijke indrukken achterliet. Behalve op mijn huid.
Mijn moeder droeg jasschorten. Daarmee is ook zij uitvoerig beschreven.
Ik had een broer en een zus, van wie er nog een leeft. Mijn zus, die ouder was, trouwde toen ze achttien was, had op haar vierentwintigste drie kinderen en werd op haar zesentwintigste overreden door een tram. Uiteraard een ongeluk, iets anders had niet in hun wereldbeeld gepast. Mijn broer leeft nog, als je het een leven kunt noemen. Hij had graag gestudeerd voor voorbeeldfiguur, met als bijvak huichelarij, en alleen omdat deze vakkencombinatie op de universiteit niet bestaat, is hij maar leraar geworden. Duits en godsdienst. Vreet zich er elke dag over op dat hij niet kan lesgeven volgens Spreuken 23:13. ‘Onthoud een jongeman geen vermaning, als u hem met de stok slaat, zal hij niet sterven.’
Dat was een lievelingscitaat van mijn vader. Wij waren lid van een gemeente met slagvaardige argumenten.
Het zal u opgevallen zijn dat ik niemand van mijn familieleden bij de naam noem. Dat is maar beter ook. Aan mijn eigen dubbele Bijbelse voornaam heb ik altijd een hekel gehad. Johannes Hosea. Het zou verboden moeten zijn om een kind zo te noemen. Johannes Hosea Stärckle.
Mijn ouders ... Laten we zeggen: mijn verwekkers. Mijn producenten. Die er geen vermoeden van hadden in wat voor weinig stichtelijke film ik ooit de hoofdrol zou spelen. Hoewel ze me vanaf het begin tot het slechtste in staat achtten. Niet alleen omdat ik stotterde. Maar ook daarom.
Ze waren actieve leden van onze kerk. Die geen sekte was, wat ze voortdurend benadrukten. Het was dé kerk, de enige waar de Bijbel werd opgevat zoals die volgens hen opgevat moest worden, namelijk letterlijk. Jullie zullen geen andere boeken naast mij hebben, niet in jullie huizen en niet in jullie hoofden. Daarom, padre, ben ik zoveel beter met deze citaten dan u. U hebt dit schijnheilige gedoe pas als Hans geleerd, ik al als Hansje.
De gemeente bestaat niet meer, daar heb ik voor gezorgd. Dat moet ik u een andere keer vertellen. Daarnet ging de bel die aankondigt dat het licht uitgaat, en over vijf minuten wordt het hier binnen donker. Echt flauwekul, want buiten is het nog licht. Zou het nog licht zijn. Als we naar buiten zouden mogen.

[...]

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum