Leesfragment: De herinnerde soldaat

20 juli 2020 , door Anjet Daanje
|

Voor vakantiegeluk hoef je niet ver te reizen — als je een goed boek bij je hebt. Lees bij ons een fragment uit De herinnerde soldaat van Anjet Daanje.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt vlak achter de Belgische frontlinie een soldaat gevonden. Hij is niet gewond, maar weet niet wie hij is. Men brengt hem naar een gesticht voor krankzinnigen. Vier jaar na de oorlog zet de directeur van dat gesticht een advertentie in de krant, in de hoop op die manier familie te vinden. Dan blijkt dat zijn naam Amand Coppens is, en dat hij een vrouw, Julienne, heeft en twee kinderen. Julienne heeft acht jaar op hem gewacht en wanhopig naar hem gezocht en neemt hem, tegen het advies van de artsen in, diezelfde dag nog mee naar huis. Hij herinnert zich haar niet, en ook het huis waarin hij met haar blijkt te wonen, herkent hij niet. Het is een vreemde, ongemakkelijke situatie, ook voor haar. Hij blijkt een fotostudio te hebben, waar hij nu in uniform voor een geschilderd slagvelddecor met oorlogsweduwen op de foto gaat. Zijn vrouw vertelt hem over hun verleden en hij probeert de man te worden die hij ooit was, die zij in hem ziet, en zo worden ze opnieuw verliefd, veel verliefder dan ze ooit waren toen ze jaren geleden met elkaar trouwden.

Naarmate hij zich meer op zijn gemak voelt in zijn nieuwe leven krijgt hij vaker nachtmerries over zijn tijd in de loopgraven. Hij heeft, zoals veel soldaten in de Eerste Wereldoorlog, afschuwelijke dingen gedaan. Het ergste vindt hij nog wel dat hij, als hij afgaat op zijn nachtmerries, van die gruwelijkheden heeft genoten; dat kan hij zichzelf niet vergeven.

De herinnerde soldaat is een roman over het begrip ‘identiteit’. Amand heeft geen echte identiteit omdat hij geen herinneringen van voor 1918 heeft. Hij moet zich in de wereld zien te redden zonder het houvast van het verleden. Anjet Daanje beschrijft het verhaal vanuit het perspectief van Amand, waarbij als in een gedachtestroom de gebeurtenissen, herinneringen en nachtmerries in elkaar overvloeien. Dat geeft deze roman een geheel eigen, sensitieve stijl. Het is een Nederlandse roman van Europese allure.

N.B. Lees ook onze boekverkopersbesprekingen van De herinnerde soldaat door Marius Desmet en onze Haarlemse collega's Annetje Rubens en Ilja Velthuis en onze voorpublicatie uit Delle Weel.

 

1

Misschien is dit de laatste keer dat hij als de man die Noen Merckem wordt genoemd door deze vertrouwde gang loopt, de deur daar aan zijn linkerhand met die vriendelijke ruitjes kan het einde van zijn bestaan betekenen, alsof hij met knikkende knieën naar het schavot wordt gevoerd, zo voelt hij zich ineens, de hoop die hem vergezelde, de overtuiging dat alles nieuw en onvoorstelbaar veel beter en eindelijk normaal zou worden, dat hij die alledaagse deur binnen zou gaan en een ander zou zijn als hij weer naar buiten kwam, een man met een gezin en een huis en een leven buiten deze muren, het vloeit ineens allemaal uit hem. En hij blijft staan op de zonbevlekte tegels en broeder Reginald keert zich naar hem toe en ziet de radeloosheid op zijn gezicht en hij zegt zacht dat God hem nooit zwaarder zal beproeven dan hij dragen kan, en hij knikt er bemoedigend bij, en Noen zwijgt, want erg veel geruststellende voorbeelden van Gods opvattingen over draaglijkheid heeft hij in de vier jaar dat hij hier nu is niet gezien.
En zijn hart bonst in zijn keel terwijl hij op de stoel in de spreekkamer van dokter De Moor zit en hij staart naar de gekleurde tegels op de vloer, het zich herhalende patroon, de voorspelbaarheid ervan, en hij probeert de deur uit zijn hoofd te bannen die vanaf een paar meter afstand naar hem gluurt en roerloos wacht en straks open zal gaan en haar binnen zal laten. De tuinen, hij is in de tuinen, op zijn knieën wiedt hij onkruid en het regent zacht, de kroppen sla, de andijvie, de kool, de bonen, alles is met dikke waterdruppels bedekt en hij ziet ze langzaam naar beneden rollen, hun dood in de zwarte aarde tegemoet. En juist als de stilte in de tuin haar naderende komst onmogelijk heeft gemaakt, ondenkbaar zoals een verzinsel dat dagenlang zijn gedachten heeft beheerst en plots bij het ontwaken zijn macht over hem blijkt te hebben verloren, juist dan hoort hij haar stem op de gang. Ze praat met dokter De Moor en ze naderen de deur, een schrille, onaangename stem heeft ze, ze lijkt niet aan te voelen dat alles hier zo min mogelijk geluid behoort te maken, de mensen en de voetstappen en de dingen en zelfs de nachtmerries, alsof je benauwend lang je hoofd onder de dekens ver stopt, zo voelt het soms, en als het stormt en zijn zaalgenoten onrustig en angstig zijn, gaat Noen stiekem de tuin in om naar het gehuil van de wind rond het gebouw te luisteren en zich voor even een levend deel van de wereld te voelen.
En ze heeft het over haar man, Kamiel noemt ze hem, nooit heeft ze in zijn dood kunnen geloven, zegt ze, ze heeft het geprobeerd, maar ze bleef over hem dromen zoals toen hij nog bij haar was, en dan ’s ochtends was het alsof hij haar ’s nachts had bezocht om haar moed in te spreken. En ze houdt stil voor de deur en hij ziet door het hekwerk van het ruitje haar silhouet, een broos vrouwenhoofd, een hoed met uitbundige bloemen en een brede rand, en zijn adem gaat jachtig door zijn keel, en zij, zij moet net zo zenuwachtig zijn als hij, hij denkt het in haar stem te horen, en hij voelt een zacht medeleven met haar, en bij de gedachte aan haar angst, wordt de zijne minder. En de klink aan de andere zijde van de deur wordt naar beneden geduwd en broeder Reginald gebaart naar hem dat hij moet opstaan, en de deur gaat open en dokter De Moor doet een pas opzij en laat haar voorgaan.
En ze is mooi, hij had zich alleen een onbestemde voorstelling van zijn vrouw gemaakt, zoals een figuur in een droom, meer gevoel dan tastbare contouren, maar ze was nooit zoals zij, met donker haar, in kunstig golvende strengen opgestoken, elegant en slank, en smaakvol gekleed. En ze durft niet naar hem op te kijken, terwijl ze over de drempel stapt is hij zich bewust van haar blik die op zijn grove gestichtsschoenen rust en omhoogkruipt langs de pijpen van zijn broek en op de hoogte van zijn knieën blijft hangen, en dokter De Moor sluit de deur geruisloos achter haar, en met de moed der wanhoop besluit ze dat dit dan maar het moment moet zijn. Ze slaat haar ogen op en huiverig kijkt ze hem in zijn gezicht, ze heeft grote, donkerbruine ogen, de kleur van natte aarde, en zij moet het zijn, dat kan niet anders, van haar zou hij kunnen houden, oprecht en veel, en een last valt van zijn schouders en hij glimlacht voorzichtig naar haar.
Maar zij staart hem aan en een diepe ontgoocheling zakt over haar mooie trekken, zo diep dat alle schoonheid uit haar vloeit, en haar donkere ogen vullen zich met tranen en ze schudt haar hoofd, niet zoals bij een ontkenning, maar onbeheerst alsof ze zichzelf wil straff en omdat ze wekenlang domme, naïeve gedachten heeft gekoesterd, gedachten die ze nu ver van zich wil werpen. En ze wendt zich tot dokter De Moor, en ze begint over haar Kamiel te praten, bezwerend, alsof ze hoopt dat als ze straks opnieuw naar hem zal durven kijken hij in haar man zal zijn veranderd, en haar schelle stem vult de spreekkamer, haar Kamiel, zegt ze, was een held die voor het vaderland vocht, hij off erde zich op voor zijn kameraden, hij deelde zijn laatste eten met hen, bracht gewonden met gevaar voor eigen leven terug in de loopgraaf, dat hebben ze haar na zijn vermissing geschreven, zegt ze. En ze spreekt het niet uit, maar het klinkt in ieder woord door, deze man, deze simpele man die hier voor haar staat in zijn armzalige gestichtskleding, zou nooit aan de eisen kunnen voldoen die zij aan haar Kamiel stelt, sinds december 1917 wordt hij vermist en bijna vijf jaar heeft ze de tijd gehad om hem te vervolmaken, hij is haar kunstwerk, haar toevluchtsoord, en ze is verontwaardigd dat dokter De Moor haar er met die advertentie toe heeft overgehaald om te geloven dat haar Kamiel de vorm van een krankzinnige met geheugenverlies zou kunnen aannemen.
En dokter De Moor luistert geduldig naar haar, zijn blik op haar gezicht gericht en hij lijkt haar woorden vriendelijk te wegen, zoals ook bij gesprekken met zijn patiënten, maar uit ervaring weet Noen dat hij na de eerste zin al een diagnose heeft gesteld en na de tweede zijn gedachten de vrije loop heeft gelaten en niets meer hoort, alleen dat wat zijn diagnose bevestigt.
En ook Noen kan niet naar haar luisteren, het gevoel dat hij deze pijn bij haar heeft veroorzaakt, deze immense teleurstelling die ze minuten en minutenlang probeert weg te praten en die ze zich tot het eind van haar leven zal blijven herinneren, dringt zich beklemmend aan hem op, niets heeft hij gedaan, alleen hier gezeten en op haar gewacht, en hij is niemand, hij bestaat niet en toch is het blijkbaar mogelijk dat hij de verkeerde is, en hij zegt tegen haar dat het hem spijt, en haar woordenvloed stopt onthutst en ze keert zich half naar hem toe, maar ze durft het niet aan en haar blik raakt zijn linkeroor en maakt dan haastig rechtsomkeert, alsof hij de materialisatie van haar grootste nachtmerrie is, en hij zwijgt en buigt zijn hoofd en hij tuurt naar het tegelpatroon en hij probeert haar en haar leed te vergeten.
En het duurt lang voordat ze gaat, dokter De Moor doet verschillende pogingen om het gesprek beleefd af te kappen, maar ze blijft maar praten, en niet eenmaal wendt ze zich tot Noen, voor wie ze was gekomen, ze is bang voor hem en tegelijkertijd durft ze het idee dat hij haar Kamiel zou zijn niet op te geven en zich zonder de illusies van een uur geleden aan de dag uit te leveren, en ze praat maar door, ze praat maar door. En uiteindelijk zegt dokter De Moor dat de volgende vrouw op hem zit te wachten, en ze zwijgt geschokt, de volgende vrouw, en even gelooft Noen dat ze zal gaan huilen, ze vertrekt haar gezicht in een gepijnigde grimas, en hij kan haar verdriet niet aanzien, hij gaat op de stoel zitten en en steunt zijn hoofd in zijn handen en pas als hij de deur hoort sluiten durft hij op te kijken, en ze is weg, en het is alsof ze zijn verlangens met zich mee heeft genomen, de stille tuin in de regen is verdwenen, de wereld buiten de muren, de volgende vrouw, en hij wacht.

 

© Anjet Daanje 2020

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum