Leesfragment: Veranderingen

16 april 2019 , door Elizabeth Jane Howard
| |

Nu in de winkel: Inge Koks vertaling van Elizabeth Jane Howards Veranderingen, het slotakkoord van haar autobiografische romanreeks De Cazalets. Lees bij ons een fragment!

Veranderingen van Elizabeth Jane Howard is het vijfde en laatste deel van de De Cazalets-serie. Het is halverwege de jaren vijftig. De baronie is overleden, en met haar lijkt een heel tijdperk voorgoed verdwenen. Hoewel de oorlog al tien jaar achter de Cazalets ligt, voelen haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen nog steeds de naschokken ervan. Het familiebedrijf wankelt, maar de broers Hugh en Edward kunnen het sinds Edwards scheiding van Villy vrijwel nergens over eens worden, en Rupert is te aarzelend om de doorslag te geven. Edwards dochter Louise, inmiddels gescheiden, is de maîtresse van een rijke, getrouwde man. Haar nichten Polly en Clary proberen het huwelijk en moederschap te combineren met hun professionele ambities. Maar het is de opofferingsgezinde Rachel die voor de grootste uitdagingen zal komen te staan wanneer ook het voortbestaan van hun geliefde Home Place op het spel staat.

N.B. Eerder verscheen bij ons al een fragment van het eerste deel Lichte jaren (waarover we ook een recensie publiceerden en vertaalster Inge Kok aan het woord lieten) en het tweede deel Aftellen.

 

Louise

‘Waar ik niet tegen kan is wanneer ze me recht aankijkt en een zin begint met “Eerlijk gezegd…” Er zit geen greintje eerlijkheid in haar!’
Joseph Waring nam haar vermaakt op. Verontwaardiging maakte haar knapper en dat zei hij tegen haar. Ze aten, als zo vaak, in L’Étoile in Charlotte Street, waar het eten goed en, naar Engelse maatstaven, bijzonder en verrukkelijk was. Louise, haar blonde haar strak naar achteren gekamd en vastgezet met een zwarte fluwelen strik, droeg een zwarte jurk met een lage ronde hals en korte mouwen, die allebei waren afgezet met een schulprand van dezelfde stof. Daarin zag ze er heel jong en etherisch uit, maar ze had een eetlust die hem bleef verbazen en die de grote instemming genoot van de eigenaar; hij had op een dag voorgesteld dat ze misschien graag elke dag gratis wilde lunchen – mits ze bereid was dat aan het tafeltje bij het raam te doen. ‘Maar ik zou me net zo’n vrouw in Holland voelen – je weet wel, een publieke vrouw,’ zei ze tegen Joseph, en ze bloosde flauw bij het idee op zich.
Ze hadden elkaar leren kennen op een feest waar Stella haar mee naartoe had genomen. Stella was politiek journalist geworden: ze was een vurige aanhanger van Labour en was er kapot van geweest toen die ‘opgeblazen reactionair Eden’ de verkiezingen had gewonnen, haar geliefde Attlee had verslagen. Ze schreef regelmatig voor de Observer en de Manchester Guardian en recenseerde af en toe boeken voor de New Statesman. Ze was populair en werd gevraagd, of liet zich vragen, op heel wat feesten en soms nam ze Louise mee ‘om haar blik te verruimen’. Louise vond Stella heimelijk een beetje fanatiek, en Stella had de draak gestoken met Louises conservatisme. ‘Natuurlijk zul je op de tory’s stemmen: de meeste tory’s hebben helemaal geen politieke overtuigingen – ze stemmen gewoon zoals hun klasse altijd heeft gedaan.’ Dat snoerde haar de mond omdat het in haar geval waar was. Louise interesseerde zich niet voor politiek en haar familie had – met uitzondering van oom Rupert – altijd op de Conservatieven gestemd.
Op het feest, dat groot was, leken allerlei soorten mensen te zijn. De zaal zag blauw van de rook en er klonk het gestage oceaanachtige geluid van heel veel mensen die zich verstaanbaar probeerden te maken. Louise had zich volkomen verloren gevoeld, was verlamd geweest door een verlegenheid waardoor ze altijd werd overvallen, zoals ze nu inzag, wanneer ze een zaal vol onbekende mensen in liep. Stella was meegevoerd door de stroom waardoor altijd iedereen wordt gegrepen die zich gemakkelijk beweegt, en ze had vrienden begroet, naar collega’s gezwaaid, zichzelf vuur laten geven, gelachen om iets wat iemand tegen haar zei, een glas vruchtensap bemachtigd (ze dronk niet), en zich pas naar Louise omgekeerd toen die praktisch uit het zicht was verdwenen…
‘Ik heb de indruk dat je het niet naar je zin hebt.’
‘Nee – ik, tja – nee. Ik bedoel ja. Ik heb het niet naar mijn zin op dit feest.’
De man die haar had aangesproken had bijna zwart haar en droeg een smoking.
‘Zullen we gaan en ergens anders een veel kleiner feestje beginnen? Geef me je hand.’ En ze merkte dat ze werd weggeleid, de hete, lawaaiige zaal uit naar de hal waar de rekken met jassen waren.
‘Ik heb geen jas.’
‘Ik ook niet.’
‘Waar gaan we heen?’
‘Ik heb een huis in Regent’s Park met wat sandwiches. En een lekker koude fles Krug. Je ziet dat ik je niet echt ontvoer.’
Ze aarzelde. Regent’s Park was vlak bij haar huis. Stella zou na afloop van het feest vrienden mee naar huis kunnen nemen – wat ze vaak deed. Ze had honger. Ze was ook geïntrigeerd. Hij keek haar aan met openlijke bewondering, maar hij stond ook te wachten tot ze haar keus had gemaakt. Dat laatste gaf voor haar de doorslag.
‘Alleen voor een hapje.’
‘Spring er maar in.’
Ze hadden op straat naast een mooi gestroomlijnde donkergrijze auto gestaan.

‘Je bent niet getrouwd, hè?’
Korte taferelen uit haar huwelijk glipten door haar hoofd als een reeks saaie, vervaagde foto’s. ‘Dat ben ik geweest. Nu niet meer. En jij?’
Ze zag niet zozeer maar voelde dat er een scherm werd neergelaten.
‘O ja,’ zei hij. ‘Getrouwd. Een vrouw en drie jongens. Ik houd hen buiten de stad. Ga in het weekeinde naar hen toe. Maar dit is mijn Londense optrekje.’
Ze waren de oprit van een huis op gereden. De rij huizen was geschilderd sinds de oorlog en zag er nu parelachtig en feestelijk uit in het schemerige avondlicht van het voorjaar – als de geglaceerde zijkant van een bruidstaart die nog moet worden versierd, dacht ze.
Enkele treden voerden naar het huis en binnen was een staatsietrap die luxueus was gestoffeerd met een donkerrode loper. Twee trappen op en ze waren in zijn salon. Die werd verlicht door twee lampen op lage tafels, wat de indruk wekte van een geheimzinnige schemering, waarin banken opdoemden, tapijten hun kleurenpracht vertoonden en spiegels zichzelf weerspiegelden, gangen vormden die een anonieme herhaling waren; alleen de schoorsteenmantel van wit marmer lichtte fel op en onthulde een complexe schoonheid. Hij deed nog een lamp aan en ze zag dat de muren waren behangen met tabakkleurige zijde. En daar, op een lage tafel voor een diep donkerbruine bank – hij gebaarde dat ze erop moest gaan zitten – stonden een met een servet afgedekte zilveren schaal en een emmer met een fles.
‘Ik bewaar mijn sandwiches, zoals Peter Sellers zou zeggen, “onder een oogverblindend witte dok”.’ Hij wikkelde het servet rond de hals van de fles en trok de kurk er voorzichtig uit. Hij was er behoorlijk aan gewend om champagne te ontkurken, dacht ze toen hij, na het magische nevelwolkje, keurig twee glazen inschonk zonder er een te laten overlopen.
‘Welnu: ik ben Joseph Waring, en jij bent?’
Dat vertelde ze hem. Ze noemde zich nu weer Cazalet.
‘Goed. Laten we op ons drinken.’ Hij boog naar haar toe om zijn glas naar dat van haar te brengen, en toen hun handen elkaar raakten, besefte ze dat ze hem heel aantrekkelijk vond.
‘Op Louise Cazalet – en mij.’ Hij wachtte even. ‘Jouw beurt.’
Ze voelde zich blozen, wat haar ergerde. ‘Goed. Op jou dan.’
‘Joseph,’ zei hij voor.
‘Joseph Waring.’
‘Nu kunnen we allebei een teug nemen. Ik moet zeggen dat je nogal kwaad klonk. Mag niet hinderen. Neem een sandwich.’ Ze nam er een. Gerookte zalm – heerlijk.
Maar tijdens het eten ervan bleef ze stil door verwarrende gedachten. Hij was getrouwd. Het had geen zin om verliefd op hem te worden. Hoe zou het zijn als hij haar kuste? Waarom waren de champagne en, nog erger, de sandwiches daar neergezet alsof hij van plan was geweest om haar mee te nemen? Maar dat kon niet omdat ze elkaar niet kenden. Dat betekende dat hij van plan was geweest iemand te verleiden – wie dan ook – toen hij naar het feest was gegaan…
‘Ik ben geen publieke vrouw.’ Ze zei het met volle mond, waardoor het er nogal gedempt uit kwam.
Hij maakte een soort snuivend geluid – als het begin van een lach – maar toen zag ze dat hij haar opnam met een zekere genegenheid. ‘Ik heb nooit ook maar een ogenblik gedacht dat je dat was.’ Hij had bruine, vriendelijke ogen.
Ze voelde zich beter, maar was vast van plan dit netelige onderwerp helemaal uit te praten. ‘Hoe komt het dan dat je dit allemaal hebt klaarstaan?’
‘Ach, je weet wel, ik neem graag risico’s. Ik hoopte dat ik iemand zou tegenkomen die de sandwiches waard was, en toen vond ik jou. Drink je glas leeg, dan breng ik je naar huis.’
In de auto voelde ze zich mateloos opgelucht, vrolijk, zorgeloos. Het was een kort ritje naar haar huis in een zijstraat van Baker Street, en nadat ze hem had verteld waar het was, zwegen ze allebei.
‘Dan haal ik je om acht uur op,’ zei hij toen hij meeliep naar haar deur. ‘Om met je uit eten te gaan.’ Hij had het gezegd alsof ze dat al hadden afgesproken.
Dat was het begin geweest. Hij nam haar vrijwel elke week vijf avonden mee uit eten; de laatste twee bracht hij door in de provincie. Op de eerste avond vroeg hij of hij mee naar binnen mocht, en daar had hij haar meteen gekust. En toen waren ze naar bed gegaan. Het had allemaal heel simpel, heel geweldig – en goed geleken.
‘Je zult nooit met hem kunnen trouwen,’ had Stella de volgende ochtend gezegd.
‘Ik wil niet met hem trouwen. Ik wil met niemand trouwen.’
Ze was verliefd en ze was een maîtresse. Dat leek Louise allemaal prima. Maar haar romantische situatie vereiste enkele strenge regels, die ze vastberaden afdwong. Op een avond, vlak voor zijn zomervakantie, nam hij haar mee om een appartement te bekijken waarvan hij zei dat het volgens hem beter voor haar was. Het was inderdaad aantrekkelijk: een verbouwde etage op de eerste verdieping in een halvemaanvormige rij huizen in de buurt van het park. Toen ze vroeg hoeveel het kostte, noemde hij een bedrag dat weliswaar bescheiden was voor de stand ervan, maar veel te duur voor haar was, en dat zei ze. Als hij haar zou mogen helpen? Natuurlijk niet. Ze zou geen onderhouden vrouw worden – geen sprake van. Hij had zijn schouders opgehaald en gezegd dat hij het allicht had kunnen proberen.
’s Zomers huurde hij zes weken een villa op Cap Ferrat om met familie en vrienden op vakantie te gaan. Dat was een zware tijd. Ze stelde zich voor hoe zijn mondaine leven zonder haar verderging, eeuwig leek het wel, terwijl zij in het snikhete appartementje zat van waaruit geen enkele boom te zien was. Ze had niet eens de troost van brieven. Dus toen haar vader dit jaar, haar derde met Joseph, had gevraagd of ze mee wilde naar Zuid- Frankrijk had ze de uitnodiging aanvaard. Maar in de wetenschap dat Diana haar niet mocht, had Louise een onaangename ontmoeting met haar stiefmoeder gehad om haar te zeggen dat ze dacht dat Diana haar daar eigenlijk niet wilde hebben. Dat had geleid tot zo’n ‘eerlijk gezegd’-moment waar ze zich in de Étoile tegen Joseph over beklaagde.
‘Nou, je vader wil je daar duidelijk wel hebben. Dus ga erheen en geniet ervan. Geniet ervan, lieveling.’
Hij noemt me soms ‘lieveling’, maar hij zegt nooit daadwerkelijk dat hij van me houdt, dacht ze later. Terwijl Louise alleen in het bed lag dat nog warm was van hun vrijpartij, moest ze aanvaarden dat hij nooit zou blijven slapen. Hij rookte altijd één sigaret met haar, kleedde zich razendsnel aan en was verdwenen.

 

© 2013 Elizabeth Jane Howard
© 2019 Nederlandse vertaling Inge Kok

pro-mbooks1 : athenaeum