Leesfragment: Kaart van Canada

26 september 2019 , door Dorthe Nors
| |

Ellen Deckwitz interviewt donderdag 3 oktober vanaf 19.30 bij Athenaeum Boekhandel & Nieuwscentrum writer in residence Dorthe Nors, over haar nieuwe verhalenbundel Kaart van Canada. 1 oktober verschijnt het boek, vandaag publiceren we voor.

Kaart van Canada bevat veertien verhalen die op uiteenlopende wijze varianten van menselijk verlangen blootleggen. Zo is er een werknemer van een groot bedrijf die droomt over de wereld buiten zijn kantoor, een vrouw die verlangt naar liefde die kietelt als een watersproeier en iemand die hoopt zich nuttig te maken door een zieke kennis tot het eind toe te verzorgen. Dorthe Nors weet als geen ander grote thema’s klein te verwoorden en toont zich wederom meester van het korte verhaal. Kaart van Canada is een verrijking van haar rijzende, eigenzinnige oeuvre.

N.B. Lees op Athenaeum.nl een fragment uit Nors' roman Spiegel spiegel schouder.

 

Verdichtvogels

Op een vroege zaterdagmorgen reed ik vanaf de grens langs de kust naar Thy. Ik reed langs velden vol trekvogels. De ganzen trekken niet meer weg. Ze kunnen net zo goed op de weilanden van de boeren blijven, denken ze, dus nu zitten ze daar de hele winter met duizenden winterzaad en oude maiskolven te eten. Ze stampen de aarde aan. Er ontstaat een soort verdichting.
Toen ik met de veerpont het Thyborøn-kanaal overstak, bedacht ik dat het eigenlijk best een eind rijden was voor een vrouw met wie je maar een enkele keer de nacht hebt doorgebracht. Maar het leven gaat verder en Anja was lief, zoals ze ons bediende tijdens het seminar in het nationaal park. Na het diner wilde ze dansen en ze was erg uitgelaten toen we over de kraaiheide liepen. Ze wilde niet naar het hotel, maar er waren een paar schuilhutjes in het gebied. Ik liep niet over van enthousiasme, maar haar ex-man had de kinderen dit weekend. En zij had het zomerhuis van haar familie.
Kom, had ze in de telefoon gefluisterd.
Er is een sterke getijdenstroming in de Limfjord. Ik moest me vasthouden aan de reling. Het leek of de fjord een rivier was die naar de Noordzee stroomde en op de landtong Agger Tange zag ik hoe alles wat niet meer weg hoeft te vliegen in de binnenmeertjes lag en ik hier best had kunnen blijven als zij niet bij de inrit van een zomerhuis iets verder noordwaarts tussen het helmgras had gestaan.
Daar ben ik dan, zei ik toen ik het duin op liep.
Ze droeg een lichte jurk met felgele bloemen. Het was een leuke jurk en ze zei dat ik er nog net zo uitzag als laatst en dat het haar vreselijk speet. Er was sprake van een soort dubbele boeking. Ze was vergeten dat haar moeder en zo zouden komen. Het spijt me zo vreselijk, zei ze en ze vond het jammer dat mijn mobiel uit stond.
In het zomerhuis stond een vrouw met blauwe kleren en een gecoiffeerde pony. Ze stond daar met zo'n afgedankte mok die je altijd in zomerhuisjes aantreft. Het was haar moeder. Vóór haar stond Anja's zus te gebaren en achter haar zus zat haar nichtje in een krakende rotanstoel. Buiten in de duinen waren haar zwager en neefje een balletje aan het trappen.
Ik was helemaal vergeten dat we een feest hadden. Mijn tante wordt tachtig, zei Anja terwijl ze over haar voorhoofd wreef. Er was een lunch in een restaurant in de buurt. Ze moest er wel heen. In elk geval een paar uurtjes. Ik kon lekker in het huis blijven. Je mag met alle plezier mee, zei Anja's moeder op me af lopend. In onze familie kan er altijd iemand aanschuiven.
Ik gaf haar moeder een hand, daarna haar zus. Ik begroette haar nichtje en haar zwager toen die binnenstapte met de jongen. Anja zegt dat je bij de Natuurbescherming werkt, zei hij. Wat gaan jullie aan de brandganzen doen?
Nog voor ik kon antwoorden trok Anja me het terras op. Ze zei dat ze het begreep als ik nu liever naar huis wilde. Het speet haar dat ze er zo'n potje van maakte, maar ze kon er niet onderuit. Ik zei dat ze er lief uitzag met die sproeten op haar neus. Ze zei dat haar tante net weduwe was geworden. Toen prikte ze met een wijsvinger in mijn handpalm en ik greep haar vinger vast.

Toen Anja me even later achter de buitendouche kuste, ontstond er een vrolijke verwarring. Het was geen geslaagde kus. De gele bloemen op de mouwen van haar jurk waren ergens te aanwezig onder mijn handen. Ik vind het zo stom, fluisterde ze en achter de houten wand besloten de anderen dat ze wel samen naar het restaurant konden rijden. Niet iedereen paste in de Audi van haar zwager, dus ik belandde op de passagiersstoel in Anja's auto, haar moeder achter me met haar handen op mijn neksteun.
In het kielzog van haar zwager namen we de grote kustweg naar het noorden. Zo reden we een poosje door het nationaal park. Vanaf de achterbank had Anja's moeder het over het uitzicht en plaatsnamen en ze wilde weten waar ik nu precies woonde. In Tøndermarsken, antwoordde ik. Alleen toch, vroeg ze en ik bevestigde dat ik weduwnaar was. Ik merkte ook op dat mijn vrouw dominee was geweest, maar dat viel niet zo in de smaak. Toen zei Anja's moeder iets over een stuk dat ze in de streekkrant had gelezen. Het ging over wolven en de manier waarop die op grote afstand met elkaar communiceren door te huilen. Het zijn sociale dieren, zei ze.
Zo reden we achter haar zwager aan tot hij afsloeg naar een parkeerplaats. Anja overlegde met hem, terwijl haar moeder zich bezorgd afvroeg of we het voorgerecht wel zouden halen. Ik keek naar de bloemen op de jurk van Anja en naar de zwerm vogels boven de vegetatie. In de winter zouden ze blijven hangen, verdichtvogels.
De kwestie was dat haar zwager per ongeluk naar het noorden was gereden en na een tochtje van een half uur de verkeerde kant op kwamen we aan terwijl het voorgerecht allang geserveerd was. Toen we de eetzaal doorkruisten, klonk er applaus en was er algeheel vermaak. Als ik geweten had wie de andere gasten waren, had ik een beetje de clown uitgehangen, maar van de aanwezige gezichten was alleen dat van Anja me enigszins vertrouwd, en zij keek niet op.
Er waren plaatsen vrijgehouden voor de familie. Zelf ging ik op de enige lege stoel zitten aan de tafel die niet de hoofdtafel was. Links van een kleine man die zich voorstelde als een neef van de koude kant van de familie. Hij zei dat ik op de plek van zijn vrouw was gaan zitten. Ze komt nooit meer ergens, legde hij uit en toen draaide ik me naar rechts waar een man met een baard zat. Hierna belandde er een vis op mijn bord. Proost! klonk het tegenover me, ik keek in een rimpelig gezicht, het was een vrouw. Fijn dat jullie het gehaald hebben, zei ze.
Ik gaf een klopje op Anja's hand elke keer dat die in het voorbijgaan op mijn schouder rustte. Het spijt me zo vreselijk, fluisterde ze en er werd dan telkens naar ons gekeken, dus Anja stopte ermee en ik vond dat ik niet naar haar toe kon gaan.
Zo verstreek de middag. Ik ging een paar keer naar het toilet om de tijd te doden en toen ik daar stond en opnieuw probeerde te plassen, ging er een man het hokje naast me in die zijn broek openritste. Er klonk een luid geklater. Zelf rondde ik discreet af, trok door, deed de deur van het slot, maar niet snel genoeg om haar zwager te ontlopen.
O, ben jij het? zei hij toen hij naar de wastafel liep. Nu hebben we samen gepist. Ik zei dat dat bijna net zo goed was als bloed mengen, waarna we terugliepen naar het feest. Daar was de koffie geserveerd.
Wat gaan jullie aan de brandganzen doen? vroeg hij en hij trok me mee naar een leeg tafeleinde. En aan de wilde zwanen en de kleine rietganzen? Ik heb opnieuw moeten inzaaien. Mijn buurman ook. Ik keek naar Anja, die druk in gesprek was aan de hoofdtafel. Wat vinden de landbouworganisaties dat we eraan moeten doen? vroeg ik hem. Kunnen we gif spuiten? zei hij lachend.
Ik voer dit gesprek elke dag en wees hem erop dat het toch door het klimaat kwam. Toen wilde hij weten of het ook de schuld van het klimaat was dat de wolf teruggekomen was om zijn koeien de stuipen op het lijf te jagen. Ik gaf, zoals gewoonlijk, als argument dat de wolf zich aangepast had aan een Europa in vredestijd en hij beweerde, zoals gewoonlijk, dat hij zijn kinderen niet meer in het bos liet spelen. Ten slotte zei hij: Ik hoop dat je een mooi uitzicht hebt vanuit je ivoren torentje en we mogen Anja graag, dat mag je gerust weten. Had je niet beter naar een weduwenbal in Zuid-Jutland kunnen gaan?
Vanuit mijn ooghoek kon ik Anja zien. De gele bloemen verspreidden zich over haar jurk en leken op kruipganzerik. Daar hield ze van en ik zie ze altijd als ik de kwelder in ga. Ze bloeien rijk tussen de bodemvegetatie en er was iets met haar gezicht, vooral met haar mond. Ze was rusteloos. Wilde altijd ergens anders heen. Een keer fluisterde ze in een gezelschap tegen me dat ze zich naakt voelde zonder haar uniform en naar huis wilde. Ze had de gewoonte me achter te laten, ook in bed. Als haar benen rusteloos werden onder de deken, legde ik mijn handen erop, zei: Nog even. Maar dat was tevergeefs en nu zat Anja daar in de schoot van haar familie een servetje in stukjes te scheuren.
Ik stelde haar voor om eventjes naar het water te lopen. Ze keek schuin naar haar tante en moeder en stond even later in het tegenlicht langs de vloedlijn. Zoals ze daar en profil stond, besloten we dat ze me beter naar het zomerhuis kon terugbrengen. Mijn auto stond daar immers. Ik vind het zo vreselijk vervelend, zei ze een paar keer onderweg en ik zei dat dat niet nodig was: Ik heb toch een leuk uitje gehad.
Het was nog steeds warm toen ik naar het zuiden reed en ergens op Agger Tange stopte ik op een parkeerplaats. Er stond een licht briesje. Een pad liep het landschap in. Ik volgde het pad tot het in de duinen verdween. Toen trok ik mijn schoenen uit. Bij de bran- ding van die groepen meeuwen, die, als ze niet op de wind zeilen, stil op het strand voor zich uit staan te kijken. Vreemd verlaten en altijd gespitst op vis. Daarna piste ik en stapte weer in mijn auto. Daar zat ik dan langs de secundaire weg 181, naar het zuiden. De sleutel in het contact, de zonsondergang, de nacht.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum