Leesfragment: Friday Black

14 september 2019 , door Nana Kwame Adjei-Brenyah
|

Nu in de winkel: Nana Kwame Adjei-Brenyahs Friday Black. Verhalen, vertaald door Jelle Noorman. Vandaag brengen we een fragment.

In twaalf deels surrealistische, deels satirische, maar bovenal vlijmscherpe verhalen stelt Nana Kwame Adjei-Brenyah in Friday Black de uitwassen van racisme en onze consumptiemaatschappij aan de kaak. Hij laat zien hoe het is om jong en zwart te zijn in Amerika. Vijf ongewapende zwarte tieners worden op gruwelijke wijze vermoord door een witte huisvader die zich door hen ‘bedreigd’ voelt – en die uiteindelijk wordt vrijgesproken. De medewerker van een pretpark maakt zich op voor alweer een dag als zondebok en doelwit van de racistische fantasieën van de overwegend witte bezoekers. Een verkoper in een winkelcentrum bereidt zich voor op de Black Friday-uitverkoop en de verwachte hordes zombieachtige, gewelddadige koopjesjagers. De Volkskrant gaf het boek vijf sterren en recenseerde het als ‘briljante miniaturen. Het griezelige zit in de herkenbaarheid’.

 

De Vijf van Finkelstein

Fela, het meisje zonder hoofd, liep op Emmanuel af. Haar hals het kartelspoor van bloederige barbaarsheid. Ze zweeg, maar hij voelde dat ze wachtte tot hij iets zou doen, wat dan ook.
Toen ging zijn telefoon en werd hij wakker.
Hij haalde diep adem en bracht de Zwartheid in zijn stem terug tot 1,5 op een schaal van 1 tot 10. ‘Hallo, hoe maakt u het? Ja, ja, ik heb inderdaad onlangs geinformeerd hoe het ervoor staat met mijn sollicitatie. Aha, juist, prima. Geweldig om te horen. Ik zal er zijn. Een fantastische dag nog.’ Emmanuel rolde zijn bed uit en poetste zijn tanden. Het was stil in huis. zijn ouders waren al naar hun werk.
zijn eerste besluit die morgen had, zoals elke morgen, te maken met zijn Zwartheid. Hij had een gel. kmatig diepbruine huid. In het openbaar, waar mensen hem konden zien, was het onmogelijk om zijn Zwartheid terug te brengen tot iets wat ook maar in de buurt kwam van een 1,5. Maar als hij een das en brogues droeg, aan een stuk door glimlachte, zijn huiskamerstem opzette en zijn handen voortdurend stevig en rustig tegen zijn zij gedrukt hield, kon hij zijn Zwartheid net tot een 4,0 reduceren.
Hoewel Emmanuel blij was dat hij dat sollicitatiegesprek had kunnen scoren, voelde hij zich ook schuldig over het feit dat hij uberhaupt blij kon zijn. De meeste mensen die hij kende waren nog steeds in de rouw door de uitspraak in de zaak Finkelstein: na achtentwintig minuten beraadslagen had een jury van zijn gelijken George Wilson Dunn vrijgesproken van enig vergrijp. Hij was aangeklaagd omdat hij voor de Finkelstein-bibliotheek in Valley Ridge, South Carolina, met een kettingzaag de hoofden van vijf zwarte kinderen zou hebben afgehouwen. Aangezien de kinderen in feite maar wat rondhingen in plaats van in de bibliotheek te zitten lezen, zoals je van productieve leden van de samenleving mocht verwachten, oordeelde de rechtbank dat Dunn zich met reden bedreigd voelde door deze vijf zwarte jongeren en dus het volste recht had zichzelf, zijn vijf uit de bibliotheek geleende dvd’s en zijn kinderen te beschermen door zijn Hawtech PRO 45CC-kettingzaag met een zwaardlengte van 45 centimeter uit de achterbak van zijn Ford F-150 te gaan halen.
De zaak had het land in beroering gebracht en was nog altijd zo’n beetje het enige waar iedereen het over had. Finkelstein domineerde de nieuwscyclus. Aan de ene kant van het mediaspectrum plengden presentatoren openlijk tranen om de kinderen, die wat hen betreft heiligen waren; aan de andere kant vond je types als Brent Kogan, de immer barse en vooringenomen gastheer van What’s the Big Deal?, die tijdens een online forumdiscussie had gezegd: ‘Ja, ja, het waren kinderen, maar aan de andere kant: fuck niggers.’ De meeste nieuwsmedia zaten daar ergens tussenin.
Op de dag van het vonnis hadden Emmanuels familie en vrienden van allerlei verschillende rassen en achtergronden zich rond een televisie geschaard om te kijken naar een zender die het had opgenomen voor de kinderen, die in de volksmond de ‘vijf van Finkelstein’ heetten. Er gingen pizza en drankjes rond. Op het moment dat de uitspraak werd meegedeeld, kreeg Emmanuel een striemend en schurend gevoel in zijn borst. Het brandde. Zijn moeder, die bekendstond als een van de levenslustigste en vrolijkste vrouwen van hun wijk, smeet een volle plastic beker cola door de kamer. Toen de beker neerkwam en de frisdrank in het rond spatte, waren alle blikken op Emmanuels moeder gericht. Dat mevrouw Gyan zo reageerde, betekende dat het waar was: ze hadden verloren. Emmanuels vader liep weg, zich de tranen uit zijn ogen wissend, en Emmanuel voelde hoe het schurende gevoel in zijn borst verstomde tot een koud niets. Op weg naar huis zat zijn vader te vloeken. zijn moeder beukte claxonstoten uit het stuur. Emmanuel ademde in en zag bij iedere straatlantaarn die ze passeerden zijn handen verschijnen, verdwijnen, verschijnen, verdwijnen. hij liet zich overspoelen door de ene na de andere koude golf van het niets dat hij voelde.
Maar nu hij was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij Stich’s, een winkelketen die zich presenteerde als ‘innovatief met een klassieke touch’ en die gespecialiseerd was in vintage sweaters, had Emmanuel iets om over na te denken, iets anders dan de lichamen van die kinderen, onthoofd en langzaam doordrenkt rakend van dik, stuwend, spuitend bloed. In plaats daarvan dacht hij na over wat hij aan zou trekken.
In een vage drang tot solidariteit hees Emmanuel zich in de wijde cargobroek die hij bij een kampeeruitje had gedragen. Daarna stapte hij in zijn lakleren Space Jams, met de nog schone veters, die strak over de zwarte lip geregen waren. Vervolgens trok hij een al lang geleden afgedankte zwarte hoody uit de kast en dook in de opening. Als laatste solidair gebaar zette Emmanuel een grijze snapback cap op, een die leek op de petten die twee van de vijf van Finkelstein hadden gedragen op de dag dat ze waren vermoord — iets waar de advocaat van George Wilson Dunn tijdens de zitting voortdurend de nadruk op had gelegd.
Toen Emmanuel de wereld tegemoet stapte, had zijn Zwartheid een royale 7,6 bereikt. hij voelde zich als Evel Knievel boven aan een springplank. In het winkelcentrum zou hij iets zoeken om aan te trekken voor het sollicitatiegesprek, iets wat hem tot minimaal een 4,2 zou terugbrengen. hij trok de klep van zijn pet naar beneden om zijn ogen af te schermen. hij liep een heuvel op richting Canfield Road, waar hij een bus zou nemen. hij luisterde naar het knerpende grind onder zijn sneakers. Het was lang geleden dat zijn Zwartheid ook maar in de buurt van een 7,0 was gekomen. ‘Ik wil niet dat je iets overkomt. Je moet je leren te bewegen,’ had zijn vader tegen hem gezegd toen hij nog heel jong was. Nog voor hij staartdelingen kon maken, was Emmanuel al ingewijd in de grondbeginselen van zijn Zwartheid: glimlachen wanneer hij boos was, fluisteren wanneer hij wilde schreeuwen. In het begin van zijn middelbareschooltijd had Emmanuel na een uitstapje naar de dierentuin, waar hij was beschuldigd van diefstal van een speelgoedpanda uit de souvenirwinkel, thuis op de oprit zijn laatste baggy jeans verbrand. Zonder met zijn ogen te knipperen had hij toegekeken hoe de sp. kerstof omkrulde en tot as verging. Toen zijn vader naar buiten kwam, had Emmanuel verwacht flink op zijn donder te krijgen. Maar in plaats daarvan kwam zijn vader rustig naast hem staan. ‘Het is belangrijk om dit te leren,’ had zijn vader gezegd, waarna ze samen bleven staan kijken tot het vuur was uitgebrand.

[...]

 

© 2018 Nana Kwame Adjei-Brenyah
© 2019 Nederlandse vertaling Jelle Noorman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum