Leesfragment: Alle tijd

20 september 2019 , door Ronald Giphart
|

24 september verschijnt de nieuwe roman van Ronald Giphart: Alle tijd. Wij publiceren voor.

Hun vriendschap begon bij de ontelbare avonden in hun stamcafé, avonden die nooit ophielden. Ze raakten verslaafd aan het goede leven en de saamhorigheid. Ze wisten niet hoe of wat, maar wel dat er iedere dag iets memorabels zou gebeuren. Toen de zes mannen begin jaren negentig besloten een bierbrouwerij te beginnen in een werfkelder in Utrecht, werden ze naast vrienden ook zakenpartners. Vijfentwintig jaar later zijn ze op weg naar een boshut in Duitsland om nog één weekend samen te zijn, voordat ze het contract voor de verkoop van de brouwerij tekenen. Tijdens dit weekend reflecteren ze op de vriendschap en op het leven.

In een virtuoze stijl en in een bijzonder meeslepend wij-perspectief neemt Ronald Giphart ons mee in zes met elkaar verweven levens. Alle tijd is een uiterst giphartiaanse, vitale roman over ambitie, vriendschap en liefde.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Lieve, IJsland en De wake.

 

1989

Ons verhaal begint eigenlijk rond het jaar 1000, toen de buurtschap Stathe – een uit houten bouwsels bestaande handelswijk direct naast de bisschoppelijke burcht van Utrecht – werd geplaagd door dichtslibbende toevoerwegen, een ontwikkeling die funest was voor kooplieden en de plaatselijke nijverheid. De rivieren om de oude middeleeuwse stad raakten steeds minder goed bevaarbaar en het voortbestaan van Stathe werd bedreigd. De bewoners van Utrecht kwamen daarom met het plan een gracht te graven tussen de hoofdstroom van de Rijn – die toen nog direct langs de nederzetting liep – en de Vecht, een stukje verderop. Het verbindende kanaaltje zou niet meer dan een paar honderd meter lang hoeven te zijn voor een opgekalefaterde doorstroming.
Natuurlijk was er verzet tegen het plan, zoals er ook toen al over alles werd gediscussieerd. Wie zou het betalen? Wie zou ervan profiteren? Wat vond de bisschop ervan? Zou er tol worden geheven? Wat deed dat met de handel?
Uiteindelijk werd de beslissing genomen, waarna de graafwerkzaamheden begonnen aan de gewenste waterdoorgang, die toen nog Gracht werd genoemd en pas veel later de naam Oudegracht kreeg. Hadden de tegenstanders hun zin gehad dan zouden wij elkaar bijna duizend jaar later waarschijnlijk niet hebben ontmoet.

In de zomer van 1989 kwam Düran Stojanović aan in Utrecht, een onbeduidende crimineel die voor de rest van onze geschiedenis van geen enkel belang is, behalve dat hij op zijn manier een rol speelde bij het ontstaan van onze vriendschap. Stojanović was een paar maanden actief in Utrecht en omstreken. Na een paar gemakkelijke kraken in ’t Gooi, maakte hij de fout in te breken bij een bedrijfspand aan de Nieuwegracht in de binnenstad van Utrecht. Waarom hij bij een eenvoudige kraak een pistool bij zich had heeft hij later tegenover de rechter niet duidelijk kunnen maken, maar feit was dat hij een handwapen van Tsjechische makelij bij zich droeg. De CZ-75, het paradepaardje van wapenfabrikant Česká Zbrojovka Uherský Brod, was ontworpen in 1975 en sindsdien waren er duizenden over Europa verspreid, omdat het pistool bekendstond om zijn nauwkeurigheid en betrouwbaarheid.
Toen Düran Stojanović tijdens zijn bezigheden door een bewaker werd gesnapt, richtte hij zonder scrupules zijn wapen op de man en vuurde hij het af. Gelukkig bleek hij een slechte schutter en het roemruchte pistool was achteraf toch niet zo enorm betrouwbaar, want Stojanović begon verbeten de trekker over te halen, maar de CZ weigerde subiet alsof het geen zin had een onschuldige opzichter de dood in te jagen. Daarom zette de rondzwervende Joegoslaaf het op een rennen. In zijn vlucht werd hij gevolgd door de surveillant, die via zijn portofoon kans zag de centrale te waarschuwen, waarop prompt het halve hoofdbureau van de gemeentepolitie uitrukte op zoek naar de schietende inbreker. De opgejaagde crimineel maakte een lange omweg door het centrum, tot hij zich klem liep bij de Oudegracht. Van vier zijden naderden politiemannen, waarop de inbreker met een kalm gebaar zijn pistool in het water wierp en zich vervolgens overgaf. Zittend op zijn knieën werd hij ingerekend.
Geen van de agenten durfde achteraf te zweren dat hij met eigen ogen had gezien dat Stojanović zijn wapen in de gracht had gegooid. De hoofdcommissaris wilde echt dat het pistool gevonden werd, en daarom gaf hij duikers de opdracht te gaan zoeken. De hele dag bleven de kikvorsmannen het proberen, maar toen er bij zonsondergang nog steeds niets was gevonden rees de vraag of Düran Stojanović zijn pistool wel daadwerkelijk in het water had geworpen. Dat hij had geschoten stond vast – daarvan getuigde een kogelgat in een muur van het bedrijf waar hij inbrak – maar zijn pistool bleef zoek. De zogenoemde driehoek van burgemeester, officier van justitie en hoofdcommissaris besloot dat de CZ-75 boven water moest komen en met een voor de overheid ongekende daadkracht werden door een gespecialiseerde dienst van Rijkswaterstaat twee weken later in de gracht met behulp van een hei-installatie enorme houten schotten geplaatst, ter hoogte van de bruggen waartussen het weggeworpen pistool zou moeten liggen. Bij de Jansbrug, stroomafwaarts van de Bezembrug, verschenen twee enorme afwatergeneratoren, die rekening konden houden met de vele brasems, voornen en andere vissen in de Utrechtse grachten. Om te voorkomen dat door het wegvallen van de waterdruk de ruim duizend jaar oude kadewanden zouden overhellen en instorten werden er over het water aangevoerde joekels van houten stempelbalken bevestigd.
Op een woensdagochtend begon men vijftigduizend liter water per uur uit het afgezette stuk gracht te pompen. Twee dagen later was het waterpeil dusdanig gedaald dat de drassige kleibodem in zicht kwam. Inmiddels had zich in de hele stad rondgezongen dat er midden in het centrum iets bijzonders gebeurde. Niet alleen burgers kwamen een kijkje nemen, ook stroomden uit verschillende geledingen nieuwsgierige onderzoekers toe. De Nederlandse Vereniging van Archeologen was verheugd én bezorgd over de onverwachtse blootlegging van de middeleeuwse kade, mediëvisten waren benieuwd naar gebruikte steensoorten en bouwtechnieken, de Gemeentereiniging was vooral geïnteresseerd naar de mate van vervuiling van het tijdelijk gedempte stuk en rivierbiologen wilden kijken naar de bodemflora en ‑fauna, want zo’n uitgelezen kans kregen ze niet vaak.
Op vrijdagavond was het stuk gracht zo goed als leeggepompt. Het ongeveer drie meter diepe lege bassin bood een vervreemdende aanblik. Omdat de gemeente het jaar daarvoor nog met een speciale grijparmboot wrakken uit de gracht had geschept, bleek het aantal fietsen op de bodem wel mee te vallen: er staken een paar frames op uit de vaalgroengrauwe blubber, maar er was geen sprake van een kerkhof. Verspreid in de lege gracht lagen enkele houtbalken en ondefinieerbare bemodderde voorwerpen. Hier en daar scharrelden krabbetjes en in een paar ondiepe plassen sprongen visjes spartelend voor hun leven. De toeschouwers langs de relingen van de werven om de gracht heen stroomden die avond toe. Honderden pomptoeristen wilden allemaal zien wat in duizend jaar niemand voor hen had mogen aanschouwen: de bodem. Wij waren erbij.

*

Er lagen zes lijken. Althans, vijf rompen en een zogenoemd overzichtspreparaat. ‘Lijken’ hoorde trouwens bij de verboden woorden, net als ‘doden’. De begeleidende medici spraken liever van ‘stoffelijke overschotten’ en ‘lichamen’.
Stipt om negen uur ’s ochtends op de dag van onze ontmoeting opende dr. Demesmaeker, de Vlaamse hoogleraar die al jaren dissectieonderwijs gaf aan de Universiteit van Utrecht, de deur van wat de grote snijzaal werd genoemd, waarna hij veertien in witte jassen geklede studenten geneeskunde uitnodigde voor het anatomisch practicum Stofwisseling I. In gespannen afwachting schuifelde Luciën Eduard Ruitenberg der Alderwereldt richting de snijzaal. Zijn volledige naam had natuurlijk iets hilarisch en mede daarom begonnen we hem al vrij snel Dikke te noemen, een bijnaam die hij in de loop der jaren overigens weer kwijtraakte, hoewel dat niet voor zijn kilo’s gold.

[…]

 

Copyright © 2019 Ronald Giphart

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum