Leesfragment: Sonja’s zoon

15 maart 2018 , door Emuna Elon
| |

In april is Emuna Elon writer in residence op het Spui, op 19 maart verschijnt haar roman Sonja’s zoon (Bajit al majim rabiem, vertaald uit het Hebreeuws door Hilde Pach). Lees bij ons alvast de eerste bladzijdes!

Joël Blum ziet tijdens een bezoek aan Amsterdam toevallig op 61 archiefbeelden in het Joods Historisch Museum zijn moeder, met een blond jongetje op de arm. Eindeloos vaak bekijkt hij ze en één ding staat vast: dat jongetje is hij niet. Die ontdekking brengt zijn leven aan het schuiven en Joël móét terug naar Amsterdam om zijn identiteit, het raadsel van het verdwenen jongetje, en het verleden van zijn moeder te vinden.

Joëls rusteloze zoektocht brengt hem heel dicht bij zijn moeders leven tijdens de oorlog en het dramatische moment dat ze op het perron, op weg naar Palestina, op het allerlaatste moment een andere baby in haar armen gedrukt krijgt. Elon slaagt er uitstekend in Joëls toenemende beklemming op de lezer over te brengen naarmate hij meer te weten komt over het leven van zijn moeder als ‘gewone’ joodse Hollandse vrouw die langzaam maar zeker uit het openbare leven wordt geweerd, waar ze haar hele leven deel van uitmaakte.

 

1

Een voor een verdwijnen de mensen in het vliegtuig naar Amsterdam, een voor een voor een. Ook Joël beweegt zich voort naar de ingang, maar plotseling komt de stroom passagiers tot stilstand: iemand, een vrouw in een oranje jack, heeft zich geposteerd in de deuropening van de Boeing 737 en weigert naar binnen te gaan. Joëls gedachten vertoeven al bij de nieuwe roman die hij heeft besloten te schrijven, en bij het zien van deze vrouw vraagt hij zich af wie van zijn nieuwe personages in staat zou zijn zo de wezenlijke, naakte angst te erkennen die elke sterveling voelt bij het betreden van de vliegende valstrik die vliegtuig genoemd wordt. Wie bereid zou zijn met zijn eigen lichaam de façade van ‘alles gaat goed’ teniet te doen en de heilige orde te ontwijden waaraan mensen zich vastklampen, uitsluitend om niet te hoeven erkennen dat in werkelijkheid alles chaos is.
Vanaf zijn plek in de wachtrij kan Joël alleen de rug van de vrouw zien; zelfs door het oranje plastic van haar jack is te zien hoe gespannen die is, en als hij over de schouders van de mensen voor hem kijkt, ontwaart hij de zweetdruppeltjes die plotseling in haar nek en bij haar oren verschijnen. Er ontstaat een nerveus gemurmel in de rij, mensen kijken bezorgd naar hun instapkaart voor vlucht nummer zo-enzo, klampen zich vast aan de rechthoekige stukjes papier, alsof die de belofte inhouden dat het vliegtuig uiteindelijk zal opstijgen. Dan doemt er een man op in een schitterend uniform, met grijs haar en een gezaghebbende uitdrukking op zijn gezicht, hij stelt zich voor als de purser van deze vlucht en legt een vaderlijke arm om de schouder van de aan de grond genagelde passagier. Terwijl hij haar zachtjes naar de zijkant leidt, stroomt het vliegtuig weer vol, en als Joël langs hen loopt, hoort hij hem tegen haar zeggen: Geloof me, mijn beste mevrouw, op elke vlucht heb ik passagiers die bang zijn, dat is heel normaal. Ik beloof u dat ik bij het opstijgen uw hand kom vasthouden.

Als hij wordt uitgenodigd voor een bezoek aan het buitenland in verband met zijn boeken, vliegen Bat-Ami en hij meestal businessclass en blijven het gedrang van de massa’s passagiers en de blootstelling aan alle blikken hem bespaard. Aangezien hij ditmaal alleen vliegt, en vooral aangezien hij zijn ticket uit eigen zak betaalt, heeft hij ervoor gekozen economyclass te vliegen, daarom zit er momenteel niets anders op dan zich in zijn stoel te wurmen en zo min mogelijk met anderen in aanraking te komen. Alleen maar recht vooruit en naar beneden kijken, instrueert hij zichzelf, alleen maar recht vooruit en naar beneden, kijk niet op en niet naar opzij, om niet de blik te vangen van iemand die jou zou kunnen herkennen. En pas vooral op voor mensen die je al herkend hebben en je aandacht proberen te trekken, en voor mensen die je tegen elkaar hoort zeggen: Kijk, dat is Joël Blum. Of: Kijk, dat is die schrijver. Of: Kijk, die bekende man met die pet op, kom, hoe heet hij ook alweer.

Er is pas een week voorbij sinds zijn eerste reis naar Amsterdam en sinds de welkomstavond die zijn Nederlandse uitgever voor hem had georganiseerd in aanwezigheid van de plaatselijke coryfeeën op het gebied van literatuur en media. Pas een week sinds Bat-Ami en hij rondzwierven tussen de massa’s lange mensen in de stad van de fietsen en de grachten, terwijl ze zich verlustigden aan straten, pleinen, paleizen en musea. ’s Avonds kwamen ze uitgeput en hongerig aan bij het mooie huis van de uitgever aan de Apollolaan in Amsterdam-Zuid, maar helaas moesten ze zich beperken tot een maaltijd van stukjes wortel en komkommer: het lekkers op de tafels was overvloedig en gevarieerd, maar net als bij vele andere feestelijke gelegenheden die overal ter wereld ter ere van hem waren georganiseerd, bleken de gastheren zich ook hier niet gerealiseerd te hebben dat er in deze verlichte tijden nog steeds beschaafde mensen waren die de oeroude Hebreeuwse spijswetten in acht namen.

Voor het tweede deel van de literaire bijeenkomst kreeg de Israëlische gast het verzoek op een stoel met houtsnijwerk te gaan zitten, midden in de Nederlandse huiskamer, dicht bij de stijlvolle Nederlandse buffetkast waarin Delfts blauw porselein stond uitgestald en dicht bij het grote, brede raam dat uitkeek op een kanaal met glinsterende weerspiegelingen. Zijn publiek zat tegenover hem, in afwachting van zijn antwoord op de vraag van de blozende gastheer over het verschil tussen de Israëlische schrijvers die gerangschikt werden onder de generatie van de oprichting van de staat Israël en degenen die bekendstonden – zoals meneer Blum zelf, en ik hoop dat u het goedvindt dat we u hier gewoon Joël noemen – als schrijvers van de Nieuwe Golf.
Het verleden laat zich niet in hokjes stoppen, lepelde Joël in vloeiend Engels het antwoord op dat hij altijd gaf op deze vraag, waarbij hij zijn benen over elkaar sloeg en vriendelijk naar het publiek keek, waar en wanneer dan ook. Je kunt naar mijn idee geen Israëlische literatuur schrijven zonder direct of indirect te refereren aan de archeologische heuvel waaraan de staat Israël is ontsproten en die omspoeld wordt door zowel de oude als de nieuwe golven.
Aandachtige gezichten knikten hem begrijpend, en misschien zelfs meelevend toe.
Aandachtige gezichten knikken hem altijd begrijpend en misschien zelfs meelevend toe.
Niettemin, benadrukte hij met het dramatische crescendo dat hij op dit moment altijd in zijn stem legde, niettemin zijn Israëlische schrijvers van deze tijd vooral Israëlische schrijvers van deze tijd. Ik hoop persoonlijk dat wat ik schrijf niet door het moeras van het verleden waadt, maar dat het mij, en mijn lezers, in contact brengt met wat er nu gebeurt en met wat er staat te gebeuren.

 

© 2016 Emuna Elon
© 2018 Nederlandse vertaling Hilde Pach

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum