Leesfragment: Leven met goden

06 oktober 2018 , door Neil MacGregor
| |

De Nederlandse vertaling van Leven met Goden wordt 12 oktober bij Teylers Museum gepresenteerd. Kom je ook? Lees hier alvast het eerste hoofdstuk.

Een van de meest wezenlijke aspecten van het menselijk bestaan is dat elke gemeenschap een aantal opvattingen en overtuigingen deelt: een geloof, een ideologie, een religie. Deze overtuigingen zijn een fundamenteel onderdeel van een gedeelde identiteit. Ze hebben de unieke kracht om ons te definiëren - en te verdelen - en zijn in een groot deel van de wereld in politieke zin een drijvende kracht. In onze hele geschiedenis zijn deze overtuigingen meestal, in de ruimste zin van het woord, religieus van aard geweest.

Dit boek wil geen godsdienstgeschiedenis beschrijven, en zeker geen betoog zijn vóór of tegen een bepaald geloof. Het gaat over de verhalen die onze levens vormgeven en over de verschillende manieren waarop samenlevingen hun plaats in de wereld voorstellen. In dit rijk geïllustreerde boek bespreekt MacGregor objecten, plaatsen en menselijke activiteiten over de hele wereld en door de eeuwen heen in een poging inzicht te krijgen wat een gedeeld geloof kan betekenen in het openbare leven van een gemeenschap of een natie, en hoe dat geloof invloed heeft op de relatie tussen het individu en de staat, en welke cruciale bijdrage het heeft geleverd aan wie wij zijn.

Want door te bepalen hoe we met onze goden leven, bepalen we tegelijk ook hoe we met elkaar leven.

 

1

Eerste aanzet tot het geloof

Op 25 augustus 1939 waren twee mannen opgravingen aan het doen achter in de Hohlenstein-Stadelgrot, niet ver van Ulm, in het zuidwesten van Duitsland. In dit gebied, net ten noorden van de Donau, waren opmerkelijke voorwerpen uit de ijstijd aangetroffen, en men hoopte dat er in deze grot nieuwe vondsten gedaan zouden worden. Het was de laatste dag waarop er gewerkt werd. Iedereen wist dat het binnenkort oorlog zou zijn. Beide mannen, Robert Wetzel, een anatoom, en Otto Völzing, een geoloog, waren door de Wehrmacht opgeroepen.
Net toen ze hun gereedschap wilden opbergen, deden ze een ontdekking. Veertig meter van de ingang, in een andere, kleinere grot, vonden ze een groot aantal stukjes mammoetivoor die zo te zien door mensen bewerkt waren. Maar ze hadden geen tijd meer om daar uitgebreid naar te kijken of tot een theorie te komen over wat ze waren of welke functie ze gehad konden hebben. Ze werden met andere vondsten uit de grot opgeslagen, en de twee mannen trokken ten oorlog.
In 1941 zette Wetzel in een plaatselijk wetenschappelijk tijdschrift een kort bericht over de ‘sensationele vondst’ die Völzing en hij gedaan hadden, maar dertig jaar lang had niemand enig idee wat ze nu eigenlijk hadden ontdekt. Alles lag in de opslag, eerst bij de Universiteit van Tübingen, daarna in een schuilkelder in Ulm, en ten slotte belandde het bij het museum daar. Uiteindelijk kreeg Joachim Hahn, een curator van dat museum, in 1969 opdracht de vondsten uit te zoeken en een publicatie te verzorgen.
Binnen een paar dagen was er iets opmerkelijks gebeurd. Hahn en twee collega’s zagen dat rond de tweehonderd ivoorstukjes aan elkaar konden worden gezet tot een staande figuur van ongeveer 30 centimeter. En die figuur was ook nog menselijk, maar niet helemaal. Aan de hand van de fragmenten dacht Hahn dat het een beer zou kunnen zijn. Maar toen er fragmenten aan werden toegevoegd die enkele jaren later waren ontdekt, werd duidelijk wat het wél was. Het was het lichaam van een mens, maar met de kop van een leeuw. Hij werd algauw ‘der Löwenmensch’ genoemd.
Hij staat rechtop, de benen uit elkaar, de armen los van het lichaam. Misschien staat hij op zijn tenen en iets voorovergebogen: een machohouding, licht agressief. De kuiten, zorgvuldig vormgegeven, zijn duidelijk die van een mens, en de navel zit waar die bij een mens hoort te zitten. Het bovenlichaam is slanker, katachtiger, maar wordt bekroond door sterke schouders, met daarop die bijzondere kop.
Jill Cook van het British Museum is een expert op het gebied van de alleroudste artefacten:

Dit is de kop van een grottenleeuw, een dier dat in de ijstijd in heel Europa voorkwam. Hij was groter dan de Afrikaanse leeuw. Zijn blik is krachtig en direct. De bek lijkt bijna te glimlachen. De oren staan naar voren, en in die oren zie je de kleine opening van de gehoorgang. Als je naar de achterkant van de oren kijkt, zie je dat daar groefjes zijn aangebracht: dat zijn de spieren waarmee het oor beweegt. Dit is geen mens met een leeuwenmasker op. Dit is een dier, maar dan wel een niet-bestaand dier. En hij straalt aandacht uit. Hij luistert en observeert.

Uit koolstofdatering blijkt dat de Leeuwmens ongeveer 40.000 jaar oud is. Hij is dus gemaakt aan het eind van de laatste ijstijd. Die datering wordt ondersteund door andere in deze grot gedane vondsten. Als dat inderdaad het geval is, neemt deze sculptuur een unieke plek in de menselijke geschiedenis in. Dan is het niet alleen een fraaie afbeelding van twee soorten waar goed naar is gekeken, maar is het met voorsprong het oudste bewijs dat de mens een afbeelding heeft gemaakt van iets wat in werkelijkheid niet voorkomt. Voor zover we weten, is dit de eerste keer dat van een combinatie die alleen in de verbeelding kan bestaan, als abstractie dus, een tastbaar voorwerp is gemaakt. Van de natuur is een afwijkende voorstelling gemaakt, een andere vorm. De grens tussen menselijk en dierlijk is uitgewist. De Leeuwmens is een cognitieve sprong naar een wereld voorbij de natuur en de menselijke ervaring.

De kop van de Leeuwmens, luisterend en observerend.


De maar nauwelijks bewoonbare, gevaarlijke wereld van de mensen die de Leeuwmens hebben gemaakt, was er een van lage temperaturen – in Europa ongeveer 12 graden lager dan nu – en lange, koude winters. De gemiddelde levensverwachting – als kinderen al in leven bleven – was waarschijnlijk rond de 30 jaar. In de korte zomers konden de mensen planten en bessen eten, maar eigenlijk waren ze vooral afhankelijk van de jacht. Stenen werktuigen werden gebruikt om dieren te doden en uit te benen. Dieren leverden vet en vlees dat mensen konden eten, en bont en huid die ze als kleding konden gebruiken. Vergeleken met dieren stelden de tanden en klauwen van mensen weinig voor. Mensen waren ook kleiner dan beren of mammoeten en minder snel dan wolven, en ze waren absoluut niet opgewassen tegen de grootste predator, de leeuw. Het kan bijna geen toeval zijn dat dit beeldje een combinatie is van de slagtand van het grootste dier dat men toen kende, de kop van het gevaarlijkste dier en het lichaam van het enige wezen dat in staat was zich een beeld te vormen van de wereld die ze gezamenlijk bewoonden.
Hoe beter je naar de Leeuwmens kijkt, hoe duidelijker het wordt dat dit bepaald niet het resultaat is van een paar uur creatieve handvaardigheid. De houding van de figuur verraadt grondige kennis van ivoor als werkmateriaal, en dan vooral van de slagtand van een jonge mammoet, waarvan deze sculptuur is gemaakt. Voor het zo precies weergeven van details moet de maker over een grote technische vaardigheid hebben beschikt. Hij moet allerlei verschillende gereedschappen hebben gebruikt en er ook heel veel tijd in hebben gestoken. Jill Cook:

Je kunt zien dat er handig gebruik is gemaakt van de kromming van de slagtand om de indruk te geven dat de figuur zich oplettend iets naar voren buigt. De maker wist ook hoe hij gebruik kon maken van de holte in een slagtand om de brede, mannelijke spreidstand van de benen te verwezenlijken en hoe hij de korrel van het ivoor kon benutten voor de detaillering van de kop. De Leeuwmens kan alleen zijn gemaakt door een kundige beeldhouwer die al heel wat andere stukken had gemaakt en zijn materiaal grondig kende. Het is een volstrekt origineel, technisch uiterst moeilijk, in artistiek opzicht briljant stuk, krachtig en spiritueel. Ik vind het een meesterwerk.

Duidelijk zichtbaar is dat de Leeuwmens uit een gebogen slagtand is gesneden.

Voor het maken van de sculptuur zijn verschillende gereedschappen gebruikt. En het bewerken van het ivoor zal heel precies werk zijn geweest, dat veel aandacht vroeg. Om een voorbeeld te noemen: het losmaken van de armen van het lichaam, met een klein stenen zaagje, zal uren werk hebben gekost, en enorm veel concentratie. Uit experimenten waarbij van soortgelijke werktuigen gebruik is gemaakt, valt af te leiden dat dit minstens 400 uur werk heeft gekost. En zoals Jill Cook al zei, blijkt uit de technische vaardigheid van de maker dat dit niet zijn eerste werk kan zijn geweest. 

Dit laatste leidt tot een intrigerende vraag. Dit was een kleine gemeenschap van waarschijnlijk niet meer dan enige tientallen mensen en zeker niet meer dan een paar honderd. Wat de hoogste prioriteit had, was aan eten komen en dat naar de grot vervoeren, kleding maken, het vuur gaande houden, kinderen beschermen tegen predatoren en nog het een en ander. En toch mag iemand met een groot talent heel veel tijd steken in andere dingen: het verwerven en dan gebruiken van de vaardigheden die nodig zijn om de Leeuwmens te maken. Waarom zou een gemeenschap zo zwaar investeren in een voorwerp dat geen bijdrage kan leveren aan het fysieke overleven? Jill Cook geeft haar kijk op de zaak:

Ik denk dat deze sculptuur waarschijnlijk eerder een rol heeft gespeeld bij het overleven van de groep in psychologische zin. Dat hij de groepsidentiteit heeft versterkt. We weten niet of de Leeuwmens een godheid uitbeeldt, een spirituele ervaring, een wezen uit een scheppingsverhaal of een avatar die werd gebruikt om met natuurkrachten te onderhandelen. Maar als object is het beeld alleen te begrijpen als het deel uitmaakt van wat we nu een mythe noemen. Er moet een verhaal of ritueel geweest zijn waarvan het onderdeel was, als verklaring voor het uiterlijk en de betekenis van het beeld. Naar dat verhaal kunnen we uiteraard alleen maar een slag slaan. Het ging natuurlijk over dieren en mensen, maar naar alle waarschijnlijkheid ook over iets buiten onszelf, buiten de natuur, wat op een of andere manier kon helpen een gemeenschap te versterken en in staat te stellen gevaren en problemen te overwinnen.
We weten dat in deze periode de mensen hier ook muziek maakten en daarnaar luisterden. Er is immers een aantal verschillende fl uiten gevonden. Soms zijn die gemaakt van vogelbotten, die al hol zijn, maar andere, veel complexere modellen zijn gesneden uit ivoor. Ook daarvoor is veel vaardigheid en tijd nodig. We hebben ook een figuurtje gevonden dat duidelijk danst. Al deze voorwerpen bewijzen dat er gemeenschappelijke sociale activiteiten zijn geweest, maar ook dat men bekend was met een ander bewustzijnsniveau. Dat kan heel goed het doel van de Leeuwmens zijn geweest.

 Een benen fluit uit de omgeving van Ulm, uit dezelfde tijd als de Leeuwmens.

Recentelijk zijn twee belangrijke ontdekkingen gedaan. Dr. Kurt Wehrberger, die aan het Ulmer Museum is verbonden en verantwoordelijk is voor het beeldje, heeft gemeld dat uit onderzoek met een digitale microscoop is gebleken dat in de bek, en alleen daar, een organische substantie, misschien bloed, aanwezig is. Dat suggereert een soort ceremoniële rite waarin de bek van de leeuw een rol speelde.
Misschien nog belangrijker is dat de onregelmatigheden die je verwacht aan te treffen op een stuk mammoetivoor niet aanwezig zijn. Ze zijn weggesleten door de vele handen die het beeldje keer op keer hebben aangeraakt. Dr. Wehrberger vermoedt dat vele mensen de Leeuwmens hebben vastgehouden, vele jaren lang, misschien wel een aantal generaties. Het beeld is door een individu gemaakt, maar daarna heel lang gemeenschappelijk bezit van een groep geweest. Jill Cook kan zich daar wel een voorstelling van maken:

Ze zullen wel om een vuur gezeten hebben. Zo bleven ze warm en het hield ook de wilde dieren op afstand. Ze zullen naar een fluit geluisterd hebben, hebben gekeken naar de magie van de vlammen, het beeld hebben aangeraakt en elkaar verhalen hebben verteld over deze koppeling van twee wezens, een avatar die een verbinding tot stand kon brengen met onzichtbare geesten, goed- of kwaadgezind. Verhalen over de zichtbare wereld, maar ook over de wereld daarbuiten, die via de Leeuwmens, een transformationeel fabelwezen, kon worden betreden, niet in de vorm van een individuele ervaring, maar als iets waaraan iedereen mee kon doen.

De mensen in de grot die de Leeuwmens betastten en aan elkaar doorgaven, leken sterk op ons. Ze behoorden tot dezelfde soort als wij, homo sapiens, en hadden hetzelfde lichaam als wij. Ze waren – wij zijn – afkomstig uit Afrika. Ongeveer 60.000 jaar geleden hadden ze zich snel verspreid en Azië, Europa, Australië en uiteindelijk Amerika bereikt. Ook vroegere mensachtigen maakten gereedschappen en joegen op prooi, al meer dan een miljoen jaar lang, maar deze mensen waren in één zeer wezenlijk opzicht anders.
Clive Gamble, hoogleraar archeologie aan de Universiteit van Southampton, houdt zich bezig met de vroegste ontwikkeling van de mens:

Je dingen kunnen verbeelden, dat is de crux. Hét verschil tussen ons en dieren is de manier waarop onze hersenen werken. Wij zijn in staat verder te denken dan het hier en nu. Wij zijn heel goed in vooruitdenken, de toekomst in, voorbij ons individuele bestaan, en ook in naar het verleden kijken. Daardoor zijn we in staat tot lange tochten – de snelheid waarmee homo sapiens zich over de aarde heeft verspreid, is echt verbazingwekkend. We kunnen mythen en legenden construeren. We kunnen ons in heel andere werelden wagen en in onze fantasie grote sprongen doen, waardoor dingen worden samengebracht die in de natuur niet zo voorkomen, zoals de Leeuwmens. Dat is een echt nieuwe, dynamische ontwikkeling.

Volgens Clive Gamble zijn die sprongen van de verbeelding nodig om tot een opvatting van onze plaats in de kosmos en onze relatie met andere dieren te komen. Op die manier kunnen we ons voorstellen dat andere mensen doorleven als wij er niet meer zijn, in een leven na de dood gaan geloven en symbolen, ceremonies en rituelen bedenken.

Die geloofsovertuigingen, of hoe we ze ook noemen, staan niet los van het dagelijkse bestaan, maar zijn daarin geïntegreerd. Alle activiteiten zijn ervan doordrongen. En daarbij gaat het niet alleen om de eigen groep. Volgens mij kan een geloofssysteem in deze fase van onze ontwikkeling weleens net zo belangrijk zijn geweest als over genoeg mensen beschikken om je territorium te kunnen verdedigen of zelfs de beschikking hebben over genoeg voedsel. Een gedeeld geloof stelt mensen in staat binnen een veel groter sociaal verband, dus ook buiten de eigen groep, contacten te leggen. Want dan deel je met anderen een bepaalde kijk op de wereld, met de symbolen en riten die je kunt gebruiken om daaraan uiting te geven. Daardoor krijg je een soort verwantschap, een soort gemeenschap die zich uitstrekt over een veel groter gebied dan daarvoor.

De ‘kleine Leeuwmens’, ook uit de omgeving van Ulm, tussen de 31.000 en 33.000 jaar oud.

Wat dat laatste idee ondersteunt, de opvatting dus dat geloofssystemen en -praktijken misschien wel in een groot gebied hetzelfde zijn geweest en mensen ertoe hebben gebracht grote afstanden af te leggen om bij elkaar te kunnen zijn, is dat er in deze regio nóg een beeldje van een Leeuwmens is gevonden. In het recente verleden is de grot waar de Leeuwmens is gevonden opnieuw onder zocht door professor Claus-Joachim Kind van de Universiteit van Tübingen. Die grot is ruim, min of meer rechthoekig, ongeveer 40 meter diep en 10 meter breed. Hij heeft wel wat weg van een koude feestzaal. Kind gelooft niet dat mensen deze grot, waar nooit daglicht komt, vrijwillig als woonplek zouden hebben gekozen. Bij de ingang is een vuurplaats. Die is duidelijk vaak gebruikt, maar er zijn opvallend weinig stenen werktuigen, botten en dergelijke gevonden, veel minder dan in andere grotten in de streek, terwijl die toch het normale residu zijn van menselijke bewoning. De grot lijkt dus een plek geweest te zijn die niet permanent werd bewoond, maar waar men af en toe bij elkaar kwam. Professor Kind vermoedt dat de hoofdgrot is gebruikt door mensen die uit een groot gebied daarheen trokken en er relatief kort verbleven, waarschijnlijk om mee te doen aan ceremonies.
In de kleinere grot achterin, waar de fragmenten zijn gevonden, is bij opgravingen niets aangetroffen wat in het dagelijkse leven kan zijn gebruikt, maar wel heel andere dingen: tanden van poolvossen, wolven en herten, doorboord, zodat ze konden worden gedragen, samen met kleine ivoren hangers en een aantal ingekorte rendiergeweien. Net als de Leeuwmens dienen ze geen praktisch doel, maar je kunt je makkelijk voorstellen dat ze bij rituelen zijn gebruikt. Professor Kind vermoedt dat deze diepere grot een plek is geweest waar rituelen werden uitgevoerd waarbij de Leeuwmens een rol speelde en dat hier ook de rituele voorwerpen werden bewaard. Hij denkt dat je bijna van een heiligdom kunt spreken. Een gewijde plek.

De Hohlenstein-Stadelgrot waar Robert Wetzel en Otto Völzing in 1939 de brokstukken van de Leeuwmens hebben gevonden.

We zullen nooit weten wat de Leeuwmens betekend heeft voor deze mensen, die ondanks hun marginale bestaan zoveel uren hebben gestoken in het maken van het beeld. Maar we weten wel dat ze konden denken en in staat waren tot complexe gedachten, en dus is het niet onmogelijk ons een voorstelling te maken van wat ze deden en dachten. Net als alles uit het verre verleden berust een groot deel hiervan op speculatie en wordt het beeld voortdurend bijgesteld als er nieuw bewijsmateriaal opduikt. De beste hypothese is dat het volk van de Leeuwmens een groot kunstwerk heeft gemaakt, dat daarbij een verhaal is bedacht waarin de natuurlijke en de bovennatuurlijke wereld aan elkaar werden gekoppeld en dat dit verhaal is uitgebeeld tijdens een ceremonie waarbij een groot aantal mensen, ook van buiten de eigen groep, aanwezig was. Dat is iets wat alle menselijke gemeenschappen hebben gedaan: zoeken naar patronen en dan daaromheen verhalen en rituelen bedenken die ons – ons allemaal – duidelijk maken wat onze plaats in de kosmos is. Je zou kunnen zeggen dat je kunt spreken van een gemeenschap als iedereen binnen een groep het eens is over hoe de stukjes van een puzzel aan elkaar passen, dat homo sapiens ook homo religiosus is, voor wie de zoektocht niet draait om mijn plek in de kosmos, maar om onze plek daarin, en voor wie ‘geloven in’ nauw verbonden is met ‘horen bij’.
De Leeuwmens lijkt helemaal achter in de grot te zijn bewaard, maar er is maar één plek waar zijn verhaal kan zijn verteld. Dat is de plek van de visioenen, de plek waar verhalen altijd al zijn verteld: om het flakkerende, magische, verwarmende, gevaarlijke vuur. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.

[...]

 

© 2018 Neil MacGregor
© 2018 Nederlandse vertaling Pon Ruiter, Arjanne van Luipen en Peter van Nieuwkoop

pro-mbooks1 : athenaeum