Leesfragment: Een naoorlogse achtbaan. Europa 1950-2017

14 augustus 2018 , door Ian Kershaw
| |

Deze week verscheen het nieuwe boek van Ian Kershaw in de vertaling van Ronnie Boley en Jeske Nelissen: Een naoorlogse achtbaan. Europa 1950-2017. Wij brengen het 'Woord vooraf'.

Na twee verwoestende oorlogen in de eerste helft van de twintigste eeuw begint Europa aan zijn wederopbouw. Ian Kershaw beschrijft de eerste stappen naar een nieuwe, ogenschijnlijk welvarende toekomst, die echter wordt geteisterd door de spanningen van de Koude Oorlog, de economische groei en de sociale gevolgen daarvan, de roerige jaren zestig, de val van de Sovjet-Unie en de problemen die de landen in Oost-Europa ondervonden bij de transitie naar democratie en kapitalisme. Vervolgens zette 9/11 ook in Europa grote veranderingen in gang, gevolgd door oorlogen in Afghanistan en Irak. De opeenvolging van crises sinds 2008 bracht Europa in het zware weer waarin we nu nóg verkeren.

In Een naoorlogse achtbaan. Europa 1950-2017 bouwt Ian Kershaw voort op de Europese geschiedenis uit het eerste deel van dit tweeluik, De afdaling in de hel. Europa 1914-1949. Het is een verhaal van hoge pieken en diepe dalen, vol kronkels en wendingen; een achtbaan, inclusief de uitgelatenheid en de doodsangst. De materiële en sociale vooruitgang in de korte periode van 1950 tot 2017 is verbluffend, maar deze transformatie was geen onomstotelijk succesverhaal. Europa bevindt zich in 2017 in een nieuwe periode van onzekerheid met een tanende invloed van de Europese Unie. Wat zal de tijd brengen? In zijn laatste hoofdstuk waagt Kershaw zich aan een blik op de toekomst.

N.B. Eerder bespraken we De afdaling in de hel. Lees de recensie op Athenaeum.nl.

 

Woord vooraf

In het voorwoord van De afdaling in de hel schreef ik dat dit het boek was dat me de meeste moeite had gekost om te schrijven. Dat gold tot aan dít boek. Het tweede deel over de geschiedenis van Europa vanaf 1914 tot onze eigen tijd stelde me voor nog veel grotere problemen, zowel qua interpretatie als qua compositie. Dat komt vooral omdat de Europese geschiedenis tussen 1950 en het heden geen overheersend thema kent dat vergelijkbaar is met de centrale plaats die oorlog vanzelfsprekend in het vorige deel, over de periode 1914 tot 1950, inneemt. Dit boek is eerder een verhaal over draaien en wendingen, hoogte- en dieptepunten, voorbijgaande veranderingen en grote, steeds snellere transformatie. Het verhaal over Europa sinds 1950 was als een rit in een achtbaan, inclusief spanning en angst. Ik wil laten zien hoe en waarom Europa in deze decennia van de ene tijd van grote onveiligheid in de andere terechtkwam.
De beeldspraak van de achtbaan gaat enigszins mank. Tenslotte loopt een achtbaan, hoe bloedstollend spannend ook, over een vaste baan in een circuit en eindigt hij op een bekend punt. En misschien is het beeld van een pretparkattractie ook wel te triviaal en zorgeloos voor de ernst, zwaarte en vaak ook de tragiek van de naoorlogse Europese geschiedenis. Wel geeft het goed het schoksgewijze weer, de adembenemende momenten en de ervaring te worden meegevoerd door onbeheersbare krachten die – zij het op uiteenlopende wijze – vrijwel alle Europeanen aangingen.
De complexiteit van de Europese geschiedenis in deze periode levert grote problemen op voor de ‘opbouw’ van dit boek. Die worden nog versterkt doordat het continent veertig jaar lang was gedeeld door het IJzeren Gordijn. Behalve als een idee van een gemeenschappelijke culturele identiteit (hoe versplinterd ook door religieuze, nationale, etnische en klassenverschillen) bestond Europa in deze decennia niet. De twee helften – West- en Oost-Europa – waren zelf zuiver politieke constructies. De interne ontwikkeling van elke helft van het continent in die periode is zo anders dat het tot de val van het communisme tussen 1989 en 1991 onmogelijk is deze op een coherente manier te integreren. Ofschoon Oost- en West-Europa ook dan heel verschillend blijven, maakt de invloed van de snel toenemende globalisering – een belangrijk thema in dit deel – het mogelijk ze daarna samen te behandelen, in plaats van afzonderlijk.
Net als in De afdaling in de hel betekent de brede opzet van dit boek dat ik zwaar moet leunen op het onderzoek en de publicaties van anderen – sterker nog zelfs, omdat ik nooit gespecialiseerd onderzoek heb gedaan naar enig aspect uit deze periode. Dat ik deze tijd zelf heb meegemaakt is geen vervanging. Toen ik aan dit boek begon suggereerde iemand dat het wel makkelijk te schrijven moest zijn, aangezien de periode samenviel met een groot deel van mijn leven. Maar geschiedenis meemaken levert herinneringen op die evenzeer vertekend of onjuist kunnen zijn als potentieel nuttig. Op een enkele plek heb ik in een voetnoot een persoonlijke herinnering toegevoegd. Die heb ik echter uit de hoofdtekst gehouden. Persoonlijke anekdotes en historische beoordeling kunnen naar mijn mening het best gescheiden blijven. Afgezien van de feilbaarheid van het geheugen is het effect van het meeste van wat zich dagelijks voordoet vluchtig. Om de betekenis van belangrijke gebeurtenissen te kunnen beoordelen is niet alleen gedetailleerde kennis noodzakelijk maar ook voldoende tijd voor verwerking.
Daarom is het wetenschappelijk werk van anderen onmisbaar. Veel publicaties betreffen specialistische monografieën of artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften. In het voorwoord van De afdaling in de hel heb ik al een aantal uitstekende algemene werken over de geschiedenis van Europa in de twintigste eeuw genoemd, waar ik op dit moment nog aan toe kan voegen Out of Ashes van Konrad Jarausch. Met name over de tweede helft van de twintigste eeuw was de algemene studie Na de oorlog van Tony Judt het meeslependst. De boeken van Timothy Garton Ash, waarin hij topjournalistiek op briljante wijze paart aan historisch inzicht in onze eigen tijd, waren van onschatbare waarde, vooral die over Midden-Europa. En ik heb veel gehad aan een aantal boeken van Duitse historici – Heinrich August Winkler, Andreas Wirsching, Hartmut Kaelble, Andreas Rödder en Philipp Ther. Samen met andere werken die ik buitengewoon nuttig vond zijn ze opgenomen in de geselecteerde literatuurlijst. Ze vormen het topje van een heel grote ijsberg. Net als in het vorige deel en volgens de opzet van de serie ‘History of Europe’ van Penguin, zijn er geen verwijzingen in noten. En ook in dit deel zijn werken waaruit ik rechtstreeks citeer gemarkeerd met een sterretje.
Mijn aanpak komt overeen met die van De afdaling in de hel. Ook nu wilde ik vooral het drama laten zien, de onzekerheid vaak over het verloop van de geschiedenis, soms door een eigentijdse kijk op gebeurtenissen in te voegen. Daarom heb ik het boek chronologisch opgezet in hoofdstukken over betrekkelijk korte periodes, met een onderverdeling in thema’s. In de korte proloog licht ik mijn interpretatie toe. De eerste drie hoofdstukken openen met de eerste Europese periode van onveiligheid, vanaf de spanningen van de Koude Oorlog en het ontstaan van de twee tegengestelde blokken van West- en Oost-Europa tot aan het midden van de jaren zestig. Hoofdstuk 4 en 5 gaan over de verbazingwekkend lange naoorlogse periode van hoogconjunctuur en de maatschappelijke implicaties daarvan, en vervolgens over de splitsing binnen de kunst en cultuur, waar enerzijds de treurige erfenis van het recente verleden aan de orde werd gesteld en anderzijds welbewust een nieuwe, opwindende eigentijdse sfeer werd opgeroepen. Hoe dit eind jaren zestig uitmondde in jongerenprotest, en de veranderende maatschappelijke en culturele waarden die uit de tijd van studentenopstand overbleven worden onderzocht in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 handelt over een belangrijke periode: de essentiële verandering die plaatsvond in de jaren zeventig en begin jaren tachtig. Nadat voor de leiders van communistische staten de problemen ten oosten van het IJzeren Gordijn tegen de jaren tachtig schrikbarend toenamen, ligt in hoofdstuk 8 de nadruk op de persoonlijke rol van Michail Gorbatsjov bij de onbedoelde maar fatale ondermijning van de Sovjetoverheersing. Hoofdstuk 9 is gericht op de rol van de ‘Fluwelen Revolutie’ van 1989-1991 via veranderingsdruk van onderop. De moeilijke en dikwijls ontgoochelende overgang naar pluralistische democratieën en kapitalistische economieën in de landen van Oost-Europa en het rampzalige afglijden van Joegoslavië naar een etnische oorlog zijn de belangrijkste onderwerpen van hoofdstuk 10. In hoofdstuk 11 onderzoek ik het veranderde Europa in de nasleep van de aanval op New York in 2001 en de oorlogen in Afghanistan en Irak daarna. Ten slotte bestudeer ik de opeenvolgende crises die Europa sinds 2008 hebben getroffen en die bij elkaar neerkomen op een serieuze algemene crisis van het Europese continent. In de Epiloog richt ik me van het verleden op de toekomst, zowel op de vooruitzichten voor de korte termijn als op de problemen voor de lange termijn die Europa in een nieuwe periode van onveiligheid het hoofd moet bieden.
De afdaling in de hel eindigde op positieve toon. Toen Europa tussen 1945 en 1949 de ramp van twee wereldoorlogen te boven kwam, waren de tekenen van een betere toekomst duidelijk zichtbaar – zij het overschaduwd door de kernbom die beide supermachten bezaten. Het slotstuk van dit boek is ambivalenter – zeker wat de toekomst van Europa op de lange termijn betreft.
Alles kan snel veranderen. Geschiedschrijving ook. In het begin van de jaren negentig schreef Eric Hobsbawm vanuit een sombere kijk op de langdurige crisissituaties die dreigden en legde hij in zijn pessimistische conclusie nadruk op de vernietigende kracht van het kapitalisme. Maar de meeste analisten hadden een veel positiever oordeel over de recente Europese geschiedenis. Een aantal belangrijke studies over de twintigste eeuw van rond de millenniumwisseling waren uitgesproken optimistisch van toon. Mark Mazower noemde ‘de internationale vooruitzichten vreedzamer dan ooit’. Richard Vinen had het over ‘een periode van gezonde financiën’. Harold James sprak over de ‘vrijwel volledige triomf van democratie en kapitalisme’ (al dong hij daarop af door te wijzen op de toegenomen ontgoocheling daarover) en zag globalisering vrijwel uitsluitend positief als ‘het herstel van een internationale gemeenschap, cultuur en economie (“globalisering”)’. Ontwikkelingen in de nog jonge eenentwintigste eeuw zouden vraagtekens kunnen oproepen bij die positieve beoordelingen.
Ook het gezaghebbend werk van Tony Judt, voltooid kort na de millenniumwisseling, eindigde in grote lijnen optimistisch. ‘Het nationalisme was grotendeels verleden tijd.’ En de laatste zin uit zijn boek luidde: ‘De eenentwintigste eeuw zou weleens die van Europa kunnen zijn.’ Gezien de wanorde vanaf 2008, de opkomst van nationalistische en xenofobe partijen in veel landen, de uitdagingen op de lange termijn waar Europa voor staat en de schijnbaar onstuitbare opkomst en invloed van China als wereldmacht, lijken deze veronderstellingen uiterst dubieus.
Verandering op de korte termijn is uiteraard zeer onvoorspelbaar. De toekomstige situatie van Europa – dat zich nog steeds in een achtbaan bevindt – kan snel achter elkaar omhoogschieten en omlaag duiken. Momenteel (najaar 2017) zijn de voorspellingen beter dan nog maar enkele maanden geleden, al blijft de glazen bol troebel. Verandering op lange termijn is een andere zaak. Op dat punt zijn de problemen waar Europa (en de rest van de wereld) voor staat overweldigend. In de komende decennia vormen de klimaatverandering, demografische ontwikkelingen, de energievoorziening, massale migratie, multiculturele spanningen, automatisering, de steeds diepere inkomenskloof, de internationale veiligheid en de risico’s op een mondiaal conflict grote uitdagingen. Het is moeilijk te zeggen hoe goed Europa is toegerust om deze het hoofd te bieden. De manier waarop die problemen moeten worden aangepakt en de toekomst van het continent gestalte moet krijgen ligt niet helemaal maar toch voor een groot deel bij de Europeanen zelf. In gevaarlijke wateren kan een konvooi schepen maar het best dicht bij elkaar blijven en niet uit elkaar drijven. Dat betekent dat de sinds de oorlog geleidelijk opgebouwde eenheid, samenwerking en eensgezindheid, hoe onvolmaakt ook, verder dienen te worden uitgebouwd en versterkt. Met goed stuurmanschap zal iedereen de gevaarlijke route kunnen afleggen naar een veiliger kust. Het was een zware opgave om de geschiedenis van mijn eigen tijd te schrijven. Maar het gaf me ook veel voldoening. Ik heb ongelooflijk veel geleerd over de gebeurtenissen en veranderingen die mijn leven hebben gevormd. Uiteindelijk heb ik een beter inzicht gekregen in hoe mijn eigen continent is gekomen waar het nu staat. Dat maakte voor mij deze hele onderneming op zich al de moeite waard. En wat de toekomst betreft: op dat punt zijn de voorspellingen van een historicus niet beter dan die van wie ook.

Ian Kershaw, Manchester, november 2017

 

© 2018 Ian Kershaw
© 2018 Nederlandstalige uitgave: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum bv

pro-mbooks1 : athenaeum