Leesfragment: Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland

28 februari 2018 , door Piet de Rooy
| |

3 maart wordt het nieuwe boek van Piet de Rooy, Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland, gepresenteerd bij Athenaeum Haarlem. Wij brengen een fragment.

Wat is het toch met het onderwijs in Nederland? De ene onderwijsvernieuwing is nog niet in gang gezet of de volgende komt er al aan. Het lijkt nooit goed genoeg te zijn. In Een geschiedenis van het onderwijs in Nederlandonderzoekt Piet de Rooy op eigenzinnige wijze waar deze hooggespannen verwachtingen vandaan komen.

De Rooy gaat terug naar het vroegste stadium van het onderwijs. Van daaruit laat hij zijn licht schijnen over de vele goede bedoelingen, de talloze misvattingen en de harde belangen die het onderwijs in Nederland tot een veelkoppig monster hebben gemaakt. De vader van Piet de Rooy – een leven lang werkzaam in het onderwijs -  komt ook in het boek aan bod,. Zelf studeerde De Rooy (1944) historische pedagogiek en was hij hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft talrijke publicaties op zijn naam, waaronder De Nederlandse Darwin en Ons stipje op de waereldkaart, dat werd verkozen tot het beste politieke boek van 2014.

Zaterdagmiddag 3 maart wordt Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland feestelijk ten doop gehouden bij Athenaeum Boekhandel Haarlem. Het officiële gedeelte begint om 17.00 uur, de inloop is vanaf 16.30 uur, maar de winkel is uiteraard al de gehele dag open.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De Rooys Ons stipje op de waereldkaart en De Nederlandse Darwin.

 

Woord vooraf

‘De geschiedenis van het onderwijs laat zich lezen als een succesverhaal’. Zo begint een even helder als beknopt overzicht, Geschiedenis van de school vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd, van Pieter Boekholt en Engelina de Booy uit 1987. Dat is de grote lijn: er kwamen meer leerlingen, meer leerjaren, meer leerstof, meer en betere schoolgebouwen, meer keuzemogelijkheden en betere leermethoden. Maar daarop volgt dan de aarzeling:

Zijn we nu tevreden? Toch niet. Immers, het onderwijs lijkt altijd een of meer stappen achter te liggen bij wat de samenleving ervan verwacht. […]. De eisen die aan het onderwijs gesteld worden en de verwachtingen die men ervan heeft zijn zo enorm toegenomen, dat de leerplicht steeds verlengd moest worden en dat een heel leger van pedagogen en andere deskundigen zoekt naar middelen om het zwaarbelaste leerprogramma toch aantrekkelijk en verteerbaar te houden voor degenen die het moeten consumeren. Over deze problemen zullen we het hier niet hebben.

Juist daarover wil ik het in dit boek echter hebben. Veel van deze problemen komen voort uit de overvraging van de school. En is dat niet het gevolg van grote verschillen van opvatting over de functie van de school en het doel van het onderwijs? Moet de school kinderen in staat te stellen hun individuele kwaliteiten ten volle te ontplooien, in de hoop daarmee op termijn de kwaliteit van de samenleving te verhogen? Of moet het onderwijs er vooral op gericht zijn te voldoen aan de huidige en toekomstige eisen van de arbeidsmarkt, om zo het economisch draagvlak van Nederland te behouden in de internationale concurrentieverhoudingen? Of van dit alles wat, maar niets ten volle?
Het zoeken van antwoorden op deze vragen was moeilijk, alleen al door de onafzienbare hoeveelheid bronnen en literatuur. Die veelheid vloeit goeddeels voort uit de sterke verwevenheid van school en maatschappij. We leven in een ‘culture scolaire’, zoals de Franse historicus André Chervel (1931) het geeft genoemd: het onderwijs heeft op allerlei manieren onze gehele maatschappij doortrokken. Hierbij ondergaat de school niet slechts de soms tegenstrijdige verlangens van de samenleving, maar oefent daar tegelijkertijd ook een moeilijk te overschatten invloed op uit. Het belang dat aan onderwijs wordt gehecht laat zich aflezen op het internet. Wie bijvoorbeeld nu op Google de zoekterm ‘education’ opgeeft, krijgt bijna drie miljard hits. Ter vergelijking: wie ‘God’ intikt moet het doen met nog geen twee miljard. Het onderzoek zal zich dan ook moeten beperken en veel bomen laten staan om het bos in het oog te houden. Ik zal me hierbij vooral richten op de verschillende verwachtingen en teleurstellingen, de idealen en de desillusies, de slangendans tussen standsbevestiging en emancipatie.
Deze gekozen invalshoek is voor een goed deel bepaald door mijn afkomst en persoonlijke ervaringen. Mijn universitaire loopbaan ving aan toen ik in 1975 kwam te werken op de afdeling historische pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. In die jaren heersten hooggestemde opvattingen over het vermogen van het onderwijs om de samenleving te veranderen. Dat liep op een deceptie uit. Niet elk ideaal is echter een illusie. Het gezin waarin ik ben opgegroeid is niet denkbaar zonder de emanciperende functie van het onderwijs. Mijn vader, Peter Johannes de Rooij (1915-1962) kwam uit een schamele boerenfamilie en heeft zich daaraan ontworsteld met behulp van het onderwijs. Dat was met name te danken aan de kweekschool, voor zovelen de weg naar een wijder en vrijer bestaan. Daarna heeft hij zijn leven lang in het onderwijs gewerkt, eerst als onderwijzer in het lager onderwijs, vervolgens als leraar pedagogiek in het nijverheidsonderwijs en daarna in diezelfde functie aan een kweekschool. Hij stierf in het harnas, in de docentenkamer van zijn laatste school.
Het boek begint met de opkomst van zoiets als ‘school’, wat niet denkbaar is zonder de overgang van een mondelinge cultuur naar een samenleving waarin het schrift belangrijk wordt. In de daaropvolgende millennia heeft de school, ondanks alle veranderingen, ook een merkwaardig soort continuïteit vertoond. In dit verband wil ik een beeld gebruiken dat Sigmund Freud eens naar voren bracht toen hij een metafoor zocht om de menselijke psyche te verduidelijken. Wie in Rome is, zo legde hij uit, verkeert in een moderne metropool. Toch was de oude kern daarvan nog steeds herkenbaar. In de loop der tijd was daar laag op laag overheen gekomen, maar wie goed keek zag nog het allereerste begin, soms onder het stof verborgen, soms als een ruïne daarboven uitstekend. Niets wat ooit gebouwd was, is geheel verloren gegaan. In het heden is nog de vroegste ontwikkeling aanwezig.

 

© Piet de Rooy 2018

pro-mbooks1 : athenaeum