Leesfragment: Wie het mooist valt

17 december 2017 , door Sara Nović
|

Lees bij ons een fragment uit Wie het mooist valt, de debuutroman van Sara Nović (uit het Engels vertaald door Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap)!

Zagreb, 1991. De tienjarige Ana Jurić leidt een zorgeloos bestaan. Maar wanneer in Joegoslavië de oorlog uitbreekt wordt haar idyllische jeugd ruw verstoord. Het dagelijks leven wordt opeens gekenmerkt door voedselrantsoenen, luchtaanvallen en mitrailleurgeweld. Buren beginnen elkaar te wantrouwen en Ana’s gevoel van veiligheid brokkelt langzaam af. Wanneer ze er plotseling alleen voor komt te staan, moet Ana haar weg zien te vinden in een gevaarlijke wereld.

New York, 2001. Ana studeert en woont in Manhattan. Hoewel ze getracht heeft het verleden achter zich te laten, kan ze niet aan haar oorlogsherinneringen ontsnappen – ze heeft geheimen die ze zelfs voor haar geliefden verzwijgt. Achtervolgd door de gebeurtenissen die haar familie voor altijd hebben veranderd, besluit ze na tien jaar naar Kroatië terug te keren, in de hoop vrede te sluiten met de plek die ze ooit thuis noemde.

Wie het mooist valt is een briljante, met veel vaart geschreven debuutroman die belicht hoe oorlog een levensloop kan bepalen.

 

1

In Zagreb begon de oorlog om een pakje sigaretten. Er waren spanningen aan voorafgegaan, geruchten over onlusten in andere steden waarover ik volwassenen had horen fluisteren, maar nog geen explosies, niets onverholens. In Zagreb, dat ingeklemd ligt tussen de bergen, was het ’s zomers zinderend heet. Tijdens de warmste maanden verliet vrijwel iedereen de stad en trok naar de kust. Zolang ik mij kon herinneren hadden wij de vakantie samen met mijn peetouders in een vissersdorpje in het zuiden doorgebracht. Maar de Serviërs hadden de wegen naar de kust afgezet, dat zei iedereen tenminste, dus bleven we voor het eerst van mijn leven de hele zomer thuis.
In de stad voelde alles klam aan. Deurgrepen en tramstangen waren glibberig van het zweet van andere mensen en de etensgeuren van de vorige dag bleven hardnekkig hangen. We gingen onder de koude douche staan en liepen in ons ondergoed door het huis. Als ik onder het stromende koele water stond, stelde ik me voor dat mijn vel siste en de stoom ervan afsloeg. ’s Nachts lagen we boven op de lakens in afwachting van een onrustige slaap en koortsachtige dromen.
In de laatste week van augustus werd ik tien, wat gevierd werd met kleffe taart en overschaduwd werd door hitte en onrust. Mijn ouders nodigden hun beste vrienden, mijn peetouders Petar en Marina, uit om dat weekend te komen eten. Het huisje waar we anders altijd ’s zomers verbleven was van Petars opa. Mijn moeder was lerares en dankzij haar lange zomervakantie konden we altijd drie maanden weg. Mijn vader kwam later na met de trein. Dan woonden we met zijn vijven op de kliffen aan de Adriatische Zee. Nu we noodgedwongen in het binnenland zaten, waren onze gezamenlijke weekendmaaltijden veranderd in een krampachtig toneelstukje waarin we de schijn ophielden dat er niets aan de hand was.
Voordat Petar en Marina er waren, had ik met mijn moeder ruzie over het aantrekken van kleren.
‘Je bent geen dier, Ana. Aan tafel draag je een korte broek, anders krijg je niets.’
‘In Tiska heb ik ook altijd alleen maar mijn bikinibroekje aan,’ zei ik. Mijn moeder keek heel streng en ik kleedde me aan.
Die avond konden de volwassenen het er als gewoonlijk niet over eens worden hoelang ze elkaar nou precies kenden. Ongeacht mijn eigen leeftijd kreeg ik al jaren te horen dat ze bevriend waren geraakt toen ze zelfs nog jonger waren dan ik nu en na een klein uur en een fles FeraVino lieten ze het daar doorgaans bij. Petar en Marina hadden geen kinderen met wie ik kon spelen, dus zat ik met mijn zusje op schoot aan tafel naar hen te luisteren terwijl ze elkaar probeerden af te troeven met hun oudste herinnering. Rahela was pas acht maanden oud en was nog nooit aan de kust geweest, dus vertelde ik haar over de zee en ons bootje. Ze lachte toen ik vissenbekken voor haar trok.
Na het eten riep Petar me bij zich en gaf me wat dinars. ‘Laat maar zien of je je eigen record kan verbreken,’ zei hij. Het was een spelletje van ons; ik rende naar de kiosk om sigaretten voor hem te kopen en hij klokte mijn tijd. Als ik mijn eigen record verbeterde, mocht ik wat van het wisselgeld houden. Ik propte het geld in de zakken van mijn afgeknipte broek en schoot weg, de trap af, negen verdiepingen naar beneden.
Ik wist zeker dat ik een nieuw record zou halen. Ik had mijn route geperfectioneerd, wist hoe ik de hoeken om gebouwen zo strak mogelijk kon nemen en hobbels in de zijstraten moest ontwijken. Ik kwam langs het huis met het grote oranje ‘Pas op voor de hond’-bord (hoewel er zover ik wist nooit een hond had gewoond), sprong een betonnen trapje af en week uit voor de vuilcontainers. Met ingehouden adem rende ik onder een stenen poort door waar het altijd naar pis stonk en sjeesde de open stad in. Ik omzeilde de grootste kuil voor de kroeg waar de dagdrinkers rondhingen en remde iets af bij de oude man die aan zijn klaptafel gestolen chocola verkocht. De rode luifel van de krantenkiosk wenkte wapperend in een zeldzaam briesje als een vlag bij de eindstreep.
Ik zette mijn ellebogen op de toonbank om de verkoper te laten weten dat ik er was. Meneer Petrović kende me en wist wat ik wilde, maar vandaag leek zijn lach meer op een grimas.
‘Wil je Servische of Kroatische sigaretten?’ Het klonk onnatuurlijk zoals hij die twee nationaliteiten benadrukte. Ik had mensen op het nieuws op die manier over Serviërs en Kroaten horen praten naar aanleiding van de gevechten in de dorpen, maar niemand had ooit rechtstreeks zoiets tegen me gezegd. En ik wilde niet de verkeerde sigaretten kopen.
‘Mag ik alstublieft die die ik altijd heb?’
‘Servische of Kroatische?’
‘U weet wel. Die met de gouden wikkel.’ Ik probeerde om zijn dikke lichaam heen te kijken en wees naar de plank achter hem. Maar hij lachte alleen maar en gebaarde naar een andere klant die me spottend aankeek.
‘Hé!’ Ik had het nog steeds tegen de verkoper, maar hij negeerde me en gaf de volgende klant zijn wisselgeld. Ik had de wedstrijd al verloren, maar toch rende ik zo snel ik kon terug naar huis.
‘Meneer Petrović vroeg of ik Servische of Kroatische sigaretten wilde,’ zei ik tegen Petar. ‘Ik wist niet wat ik moest zeggen en toen gaf hij me niets. Het spijt me.’
Mijn ouders keken elkaar aan en Petar gebaarde dat ik bij hem op schoot moest komen zitten. Hij was groot, langer dan mijn vader, en had een rode blos van de warmte en de wijn. Ik klom op zijn brede bovenbeen.
‘Geeft niets,’ zei hij, en hij klopte op zijn buik. ‘Ik heb toch te veel gegeten om nog te roken.’ Ik haalde het geld uit mijn broekzak en gaf het terug. Hij stopte een paar dinarmunten in mijn hand.
‘Maar ik heb niet gewonnen.’
‘Klopt,’ zei hij. ‘Maar daar kon jij niets aan doen.’
Die avond kwam mijn vader de woonkamer binnen, waar ik sliep, en ging op de kruk van de oude piano zitten. De piano hadden we van een tante van Petar geërfd. Marina en hij hadden er geen plek voor, maar wij hadden geen geld om hem te laten stemmen en de eerste octaaf was zo vals dat alle toetsen dezelfde vermoeide toon produceerden. Mijn vader zat zoals vaker zenuwachtig met zijn been te wiebelen en ik hoorde zijn voet op de maat de pedalen indrukken, maar de toetsen raakte hij niet aan. Na een tijd stond hij op en ging op de leuning van de bank zitten, waarop ik lag. Binnenkort zouden we een matras gaan kopen.
‘Ana? Ben je wakker?’
Ik probeerde mijn ogen open te doen, voelde ze heen en weer schieten onder mijn oogleden.
‘Jawel,’ wist ik uit te brengen.
‘Filter 160. Dat zijn Kroatische. Nou weet je het voor de volgende keer.’
‘Filter 160,’ zei ik. Ik knoopte het goed in mijn oren.
Mijn vader drukte een kus op mijn voorhoofd en wenste me goedenacht. Even later merkte ik dat hij nog in de deuropening stond, waardoor hij met zijn lichaam het licht uit de keuken tegenhield.
Als ik erbij geweest was,’ fluisterde hij, maar ik wist niet zeker of hij het tegen mij had, dus hield ik mijn mond. Verder zei hij niets.

 

© Sara Nović

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum