Leesfragment: Nicotine

15 december 2017 , door Nell Zink
|

Op 28 december gaat writer in residence Nell Zink in onze boekhandel aan het Amsterdamse Spui in gesprek met Lisa Weeda. Lees bij ons alvast een fragment uit Zinks laatste roman Nicotine.

Werkloze Penny heeft altijd tegen haar familie gerebelleerd – door helemaal normaal te zijn. Haar moeder is lid van een Zuid-Amerikaanse indianenstam, haar vader is een Joodse sjamaan met een psychedelisch ‘holistisch centrum’. Maar haar leven komt op z’n kop te staan wanneer haar vader overlijdt en Penny zijn geboortehuis erft. Ze ontdekt dat er krakers wonen die vechten voor de rechten van rokers en wordt hun wereld ingezogen.

Nicotine gaat over familie – die je bij je geboorte hebt gekregen én die je zelf verzamelt – en over obsessie, idealisme en bezit.

N.B. Lees ook onze voorpublicatie uit Zinks De rotskruiper.

 

Ze blijft de hele dag bij Rob. Hij prutst aan het kapotte frame van een mountainbike. ‘Niet meer te redden,’ zegt hij. ‘Ik had hem willen gebruiken om een aanhanger te bouwen, maar het is eigenlijk al kunst geworden.’
‘Oud roest, bedoel je?’
Hij haalt het frame van de werkbank en brengt het naar de ruimte tussen de garage en het huis, de toegang naar de achtertuin. Daar verheft zich een berg verroest metaal, half door onkruid verzwolgen. ‘Kunst, bedoel ik,’ zegt hij en hij gooit het frame op de stapel.
‘Wat doe je met die fietsen?’
‘Repareren.’ Hij kijkt naar de garage en de open ruimte eromheen en spuugt. ‘Maar ik ben door mijn frames heen. Ga je mee de buurt afstruinen?’ Hij haalt een koevoet en een zaag uit de garage en wenkt haar naar het busje.
Ze rijden dieper Jersey City in, in de richting van de Hackensack River. ‘Lantaarnpalen langs de straat,’ zegt hij. ‘Daar zetten mensen hun fiets neer, er wordt een wiel door een parkerende auto geplet, ze laten de fiets staan en dan is hij van mij.’
Penny kijkt langs de stoepranden, maar ziet geen fietsen.
Hij stopt bij een brug over een zijriviertje, stapt uit en kijkt langs de kademuur omlaag. ‘Fiets,’ zegt hij en hij wijst. Hij doet de achterdeur van het busje open en haalt een netjes opgerolde sleepkabel tevoorschijn. Hij geeft een eind aan Penny, zodat ze hem kan zekeren – met een lantaarnpaal als katrol – en daalt langs de glibberige, begroeide kademuur af naar de fiets. Hij bindt hem aan de kabel en samen hijsen ze hem omhoog.
De spaken zijn begroeid en het stuur is verroest, maar het frame van chroom-molybdeen en de roestvrijstalen derailleur zien er nog goed uit. ‘Geen droomfiets,’ zegt hij. ‘De droom waarin je een echt mooie fiets ziet waar de gel uit het zadel loopt en dat je dan begrijpt dat de een of andere idioot de sleuteltjes van het beugelslot kwijt is en zich heeft laten wijsmaken dat hij het slot nu nooit meer open krijgt. Dat soort sloten heb je met een flinke hamer zó open.’
Die avond bereidt Penny zich voor op weer een nacht met Rob door hem te helpen twee flesjes sterk bier achterover te slaan. Ze roken samen zeven sigaretten. In bed kust hij haar op haar wang. Ze kruipen tegen elkaar aan. Hij ligt op zijn rug en trekt haar met een zucht van welbehagen over zich heen. ‘Ik vind het fijn om je gewicht te voelen,’ zegt hij.
Ze is gelukkig en heel opgewonden. Ze is vastbesloten om verliefd te worden. Door wat tactisch gewriemel stelt ze wederom vast dat hij helemaal niet opgewonden is. Zijn geslacht lijkt wel vloeibaar, als een rauw ei dat in een kom klotst.
‘Eerlijk zeggen. Ben je gay?’ vraagt ze.
‘Hoe bedoel je?’
‘Voor mijn gevoel hebben we echt wel een jongetje-meisjeding, maar ik kom er niet achter hoe jij dat voelt.’
‘Ik had het moeten zeggen. Ik ben aseksueel. Ik voel me niet op die manier tot mensen aangetrokken.’
‘Aseksueel? Maar je bent gek op me!’
‘Alleen niet zoals jij denkt. Ik vind je leuk. Ik voel me tot je aangetrokken. Je bent een goed mens.’
‘Je bent een goed mens’ vat Penny niet echt op als een compliment. Iedereen heeft haar haar halve leven lang ‘koala’ genoemd, ze weet dat ze een caradebuena persona heeft. Ze weet ook dat ze een lekker lijf heeft en dat hij dat urenlang heeft vastgehouden. Ze gelooft dat hij uit zijn nek kletst. ‘Dus je voelt je niet tot me aangetrokken,’ vat ze zijn woorden samen.
‘Je vergist je. Ik vind je fascinerend en ik denk dat we heel goede vrienden zullen worden.’
‘Je hebt een potentieprobleem,’ zegt ze. ‘Door de nicotine en de alcohol. Je moet minderen.’
‘Luister nu eens. Ik reageer niet op die manier op mensen. Heb je geen ervaring met aseksualiteit?’
‘O ja,’ zegt ze. ‘Dat is het. Ik ben te naïef en te Biblebelt om te snappen dat je genderqueer bent.’
‘Hé. Ik snap dat je het moeilijk hebt en ik geloof dat ik je de steun geef die je nodig hebt. Volgens mij is dit het begin van iets goeds. Waarom verbind je er seksuele verwachtingen aan?’
‘Omdat ik…’ Ze aarzelt en haalt diep adem. ‘Oké, misschien zijn het mijn verwachtingen. Ik ben gewend op een bepaalde manier met dingen om te gaan. Uit gewoonte misschien. En dit is nieuw voor me. Als ik met een jongen in bed lig en zijn pik aanraak, is die meestal niet eh, amorf.’
‘Dank je wel.’
‘Let maar niet op mij. Ik moet het even tot me laten doordringen.’ Ze denkt vijf seconden na en zegt dan: ‘Ik geloof je niet. Ik geloof dat je impotent bent en dat dat een medisch probleem is. Erectiele disfunctie of zoiets.’
‘Voordat je in mijn kruis greep was het geen probleem.’
‘Daar kan ik wel mee ophouden,’ zegt Penny.
‘Dat zou wel zo respectvol zijn.’
Ze laat zich uit bed glijden en bukt zich om haar kleren te pakken. ‘Wat is dit afschuwelijk,’ zegt ze. Ze heeft het gevoel dat het haar schuld is. Ze had hem willen gebruiken om een oppervlakkiger manier van leven te vinden. Herinneringen aan de doden trekken haar onder de grond en zij wil een leven aan de oppervlakte. De oppervlakkigheid van huid tegen huid. Dus na al die uren praten is de totale som van de informatie over haar vader die ze met Rob heeft gedeeld nada. De man over wie ze veel te weinig weet, weet niets over haar. Maar ze had wel met hem willen neuken, want zo’n oppervlakkige bitch is ze nu eenmaal – zo een die het niet erg vindt dat ze erop wordt betrapt een oppervlakkige bitch te zijn. Die er net achter is gekomen dat ze om een omhelzing heeft liggen smeken bij een geslachtloos wezen dat medelijden met haar heeft. Jezus. En haar gêne valt in het niet bij haar woede. Ze is (in stilte) kwaad genoeg om tegen hem tekeer te gaan totdat hij zweert dat hij nooit meer een woord met haar wil wisselen. Het voelt als een vooropgezet plan om haar een lesje te leren.
‘Kom nou terug,’ smeekt hij. ‘Ik zal je zo missen.’
‘Ik dacht dat je normaal was. Ik ga naar huis.’
‘Blijf nou hier,’ zegt hij met een klopje op de futon. ‘We kunnen toch gewoon samen slapen.’
Voordat ze de woorden kan vinden om fuck off te zeggen wordt er aangeklopt.
Ze doet open en ziet Jazz onder het afdak staan met een sigaret en een glas rode wijn. ‘Ik ging net weg,’ zegt Penny. ‘Sorry voor het lawaai.’
‘Ik heb jullie gesprek opgevangen en ik wilde zeggen dat je niet zo hard voor jezelf moet zijn.’
‘Dat meen je niet.’
Jazz’ hoofd wiebelt aangeschoten heen en weer en ze neemt vanuit haar mondhoek een trek van haar sigaret. ‘Niet weggaan,’ zegt ze. ‘Je moet nooit weggaan. Je moet bij die freak blijven en léren. Je bent verliefd op de Robster en je denkt dat je zijn pik wilt, maar die wil je niet. Je wilt zijn géést. Ga weer naar binnen en heb een beetje respect voor die jongen, dan zul je zien…’
‘Vind je dat niet fucking seksistisch, tegen mij zeggen dat ik hem de regie moet geven?’ Ze doet een stap naar voren, naar de deur.
Jazz brengt het glas wijn en de sigaret op ooghoogte. Ze doet een stap opzij om Penny de weg te versperren. ‘Kijk eens naar mij,’ zegt ze door de rook heen. ‘Heb ik een pik?’
‘Eerlijk? Dat wéét ik niet.’
Jazz slaat haar gewatteerde badjas open en onthult een deltavormig, vlinderachtig arrangement van Wedgwoodblauwe zijde en ivoorkleurige kant. Het ziet er duur uit. ‘Kijk maar,’ zegt ze. Ze legt haar linkerhand op Penny’s schouder en wiegt haar sigaret en haar wijn met haar rechter. ‘Geen pik. Maar ik wil je wel, want ik ben een seksueel wezen. Niet aseksueel zoals een zekere drooggeiler die vrouwen aan het lijntje houdt omdat hij aandacht wil.’
De verwarring slaat toe. Penny ziet een mogelijk geen-groterfurie- dan-een-versmade-vrouwscenario, maar Jazz lijkt niet op zoek naar medeleven.
‘Je bent lekker,’ gaat Jazz verder. ‘Als een krols bosbeest dat geneukt wil worden, en zo glad en bruin dat het een normaal mens te veel zou worden, en het interesseert die seksloze zak geen moer, want hij wil alleen vriendschap. Maar mij interesseert het wel. Ik wil diep in je, ik wil je laten klaarkomen totdat je tanden ervan klapperen. Toe dan. Pak me in mijn kruis.’
Penny is niet gewend vrouwelijke schoonheid van dichtbij te zien. Zeker niet als het zo’n geruststellend obsceen soort schoonheid is. Ze had zich net een zeeman op een reddingsvlot gevoeld op wie de hagel neerkletterde, en nu is Jazz de zeemeermin die over een leven in een grot onder zee zingt. De obsceniteit is de neonreclame die boven de sprookjesgrot aan en uit flitst en haar laat weten dat ze hier moet zijn.
De impasse duurt kort. Haar trots – als nieuwsgierig, niet al te conservatief mens – brengt haar ertoe haar hand uit te steken en het onderbroekje aan te raken. Bij de lichte aanraking wordt de zijde donkerder van kleur. Jazz is heel nat. Als Penny’s vinger haar aanraakt, hapt ze naar adem.
‘Zie je?’ zegt ze. ‘Tussen ons wordt het geen vriendschap.’ Penny raakt het broekje weer aan, iets harder, in het belang van de wetenschap. Ze legt haar hand tegen Jazz’ frêle heupbeen en kijkt in haar ogen. Ze heeft een beetje het gevoel dat er een valluik is opengegaan en zij de Matrix in is gevallen. Ze kijkt even naar Rob. Die heeft een oude Popular Mechanics gepakt en zit zo te zien te lezen.
Later komt hij Jazz’ kamer in om het licht uit te doen (vanwege de privacy, want er hangen geen gordijnen in haar broeikas op het dak). Hij gaat in haar leunstoel zitten en kijkt door een atmosfe - rische nevel bij de rozeachtige gloed van de kwiklampen van de straatverlichting naar de twee vrouwen. Hij raakt zijn kruis even aan en fronst zijn wenkbrauwen.

 

© 2017 Nederlandse vertaling Ambo | Anthos Uitgevers en Gerda Baardman

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum