Leesfragment: Homo Deus

19 februari 2017 , door Yuval Noah Harari
| |

23 februari verschijnt het nieuwe boek van Yuval Noah Harari, Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst, vertaald door Inge Pieters. Wij publiceren voor.

God is dood, de mens beheerst de aarde. Maar wat gebeurt er als de mens zélf maakbaar wordt? Als we onszelf niet alleen steeds beter kunnen genezen, maar ook 'verbeteren'? Als homo sapiens verandert in homo deus, hoe zal onze toekomst er dan uitzien?

In Sapiens beschreef Yuval Noah Harari de geschiedenis van de mensheid. Dit is het vervolg. Dit is de volgende stap in onze evolutie. Dit is Homo Deus.

Met Homo Deus richt Harari zich op de toekomst. Met zijn kenmerkende vermenging van wetenschap, geschiedenis en filosofie onderzoekt hij de dromen en nachtmerries van de eenentwintigste eeuw - van onsterfelijkheid tot kunstmatig leven. Hij stelt fundamentele vragen: Waar gaan we naar toe? Hoe beschermen we onze kwetsbare wereld tegen onze eigen verwoestende krachten? En als we in staat zijn door technologische vooruitgang onze lichaam en geest te verbeteren, wat gebeurt er dan met de mensen die zich niet laten upgraden? Wat voor sociale gevolgen zal deze tweedeling hebben? Volgens Harari is het essentieel om meer te begrijpen van de technologische revoluties om ons heen, anders hebben we geen invloed op de koers van onze toekomst.

Yuval Noah Harari doceert geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Sapiens, zijn kleine geschiedenis van de mensheid, werd in meer dan veertig landen vertaald en is ook in Nederland een groot succes.

 

Hoofdstuk 1
De nieuwe menselijke agenda

Bij het krieken van het derde millennium wordt het mensdom wakker, rekt zich uit en wrijft zijn ogen uit. Er jagen nog flarden van een vage, afschuwelijk nachtmerrie door zijn hoofd. ‘Het was iets met prikkeldraad en enorme paddenstoelwolken. Nou ja, niets aan de hand, het was gewoon een akelige droom.’ De mens loopt naar de badkamer, wast zijn gezicht, inspecteert zijn rimpels in de spiegel, zet een kop koffie en slaat de agenda voor vandaag erop na. ‘Eens kijken wat er voor vandaag op het programma staat.’
Duizenden jaren was het antwoord op die vraag altijd hetzelfde. Iedereen hield zich bezig met dezelfde drie problemen: mensen uit het twintigste- eeuwse China, mensen uit het middeleeuwse India en die uit het oude Egypte. Honger, ziekte en oorlog stonden altijd boven aan het lijstje. Generatie na generatie baden mensen tot alle mogelijke goden, engelen en heiligen en vonden ze talloze werktuigen, instellingen en sociale systemen uit, maar ze bleven met miljoenen tegelijk sterven aan hongersnood, epidemieën en geweld. Veel denkers en profeten kwamen tot de slotsom dat honger, ziekte en oorlog ongetwijfeld een integraal deel uit moesten maken van Gods kosmische plan of onze gebrekkige aard, en alleen het einde der tijden zou ons er ooit van bevrijden.
Maar aan het begin van het derde millennium wordt de mensheid wakker met een ongelooflijk inzicht. De meeste mensen staan er nauwelijks bij stil, maar in de laatste paar decennia is het ons gelukt om honger, ziekte en oorlog in te dammen. Deze problemen zijn natuurlijk niet helemaal opgelost, maar ze zijn van onbevattelijke, onbeheersbare natuurkrachten veranderd in hanteerbare uitdagingen. We hoeven niet tot goden of heiligen te bidden om ervan gered te worden. We weten eigenlijk tamelijk goed wat er gedaan moet worden om honger, ziekte en oorlog te voorkomen en meestal lukt dat ook.
Soms mislukt het weliswaar nog steeds grandioos, maar dan halen we niet meer domweg onze schouders op met de woorden: ‘Ach ja, zo gaat dat nu eenmaal in onze onvolmaakte wereld’ of ‘Gods wil geschiede’. Nee, als honger, ziekte of oorlog onbeheersbaar wordt, krijgen we het gevoel dat iemand er een zooitje van heeft gemaakt, we zetten er een onderzoekscommissie op en beloven onszelf dat we het de volgende keer beter zullen aanpakken. En het werkt ook nog. Dergelijke calamiteiten komen inderdaad steeds minder voor. Voor het eerst in de geschiedenis sterven er meer mensen aan te veel eten dan aan te weinig eten, er sterven meer mensen van ouderdom dan aan infectieziekten en er plegen meer mensen zelfmoord dan er in totaal gedood worden door soldaten, terroristen en criminelen. In de vroege eenentwintigste eeuw gaat de gemiddelde mens veel eerder dood aan te grote porties McDonald’s dan aan droogte, ebola of aanslagen van Al Qaida.
Presidenten, CEO’s en generaals moeten zich nog dagelijks bezighouden met economische crises en militaire conflicten, maar in bredere historische zin kan de mensheid inmiddels het hoofd oprichten en gaan uitkijken naar nieuwe horizonten. Als we honger, ziekte en oorlog echt onder controle krijgen, wat komt er dan boven aan de menselijke agenda te staan? Als brandweerlieden in een wereld zonder vuur, zo moet de mensheid zich in de eenentwintigste eeuw een unieke nieuwe vraag stellen: wat gaan we nu met onszelf aanvangen? Waar zullen we in een gezonde, welvarende, harmonieuze wereld onze aandacht en ons vernuft op richten? Die vraag wordt extra urgent door de immense nieuwe vermogens die biotechnologie en informatietechnologie ons verschaffen. Wat gaan we doen met al die macht?
Voor we die vraag beantwoorden, moeten we nog het een en ander zeggen over honger, ziekte en oorlog. De bewering dat we die onder controle aan het krijgen zijn zal velen bizar, extreem naïef en misschien ook harteloos in de oren klinken. Want hoe zit het dan met de miljarden mensen die moeten zien te leven van minder dan twee dollar per dag? Hoe zit het met de nog altijd voortdurende aidscrisis in Afrika of de oorlogen in Syrië en Irak? Laten we, om die vragen te beantwoorden, eens goed kijken naar de wereld van begin eenentwintigste eeuw, om daarna de menselijke agenda voor de komende decennia te gaan verkennen.

De biologische armoedegrens

Laten we beginnen met het fenomeen hongersnood, dat duizenden jaren de grootste vijand van de mensheid is geweest. Tot voor kort leefden de meeste mensen op de uiterste rand van de biologische armoedegrens, waaronder mensen bezwijken aan ondervoeding en honger. Eén kleine vergissing of een beetje pech kon zomaar een doodvonnis betekenen voor een hele familie of een heel dorp. Als zware regenval je tarweoogst verwoestte of rovers er met je kudde geiten vandoor gingen, kon dat de hongerdood betekenen voor jou en je dierbaren. Pech of stommiteiten op collectief niveau leidden tot massale hongersnoden. Als het oude Egypte of het middeleeuwse India werd getroffen door ernstige droogte, was het niet ongebruikelijk dat vijf of tien procent van de bevolking omkwam. Voedsel werd schaars, transportmiddelen waren te traag en te duur om voldoende levensmiddelen te kunnen importeren en regeringen waren veel te zwak om als reddende engel te kunnen optreden.
Sla een willekeurig geschiedenisboek open en je komt geheid afschuwelijke verhalen tegen over wanhopige, uitgehongerde bevolkingsgroepen. In april 1694 beschreef een Franse functionaris in de stad Beauvais de gevolgen van hongersnood en krankzinnig gestegen voedselprijzen. Hij meldde dat zijn hele district nu bevolkt werd door ‘een oneindig aantal arme zielen, verzwakt door honger en ellende en stervend van armoede, omdat ze, zonder werk of beroep, geen geld hebben om brood te kopen. Om hun leven nog iets te rekken en hun honger enigszins te lenigen eten deze stakkers zulke onreine dingen als katten en het vlees van paarden die na het villen op de mesthoop zijn gegooid. [Anderen voeden zich met] het bloed dat vloeit als koeien en ossen worden geslacht en het slachtafval dat koks op straat smijten. Andere arme sloebers eten brandnetels en onkruid, of wortels en kruiden die ze in water koken.’
Dergelijke taferelen speelden zich in heel Frankrijk af. In de voorgaande twee jaar waren de oogsten in het hele koninkrijk verwoest door slecht weer, zodat de graanschuren tegen het voorjaar van 1694 volkomen leeg waren. De rijken vroegen exorbitante prijzen voor alle soorten gehamsterd voedsel en de armen stierven bij bosjes. Zo’n 2,8 miljoen Fransen – vijftien procent van de bevolking – stierven van de honger tussen 1692 en 1694, terwijl Zonnekoning Lodewijk xiv zich in Versailles vermaakte met zijn maîtresses. Het jaar daarop, in 1695, sloeg de hongersnood toe in Estland, wat een vijfde van de bevolking niet overleefde. In 1696 was het de beurt van Finland, waar een kwart tot een derde van de inwoners stierf. In Schotland heerste tussen 1695 en 1698 ernstige hongersnood en in sommige gebieden stierf tot twintig procent van de bevolking daar van de honger.
De meeste lezers zullen wel weten hoe het voelt als je een lunch overslaat, als je vast voor een of ander religieus feest of als je een paar dagen op groenteshakes leeft in het kader van een nieuw wonderdieet. Maar hoe voelt het als je al dagen niet hebt gegeten en geen idee hebt waar je nog een hap eten kunt vinden? Die ondraaglijke kwelling hebben de meeste mensen van nu nog nooit meegemaakt. Helaas kenden onze voorouders dat gevoel maar al te goed. Als ze hun god smeekten om ze te behoeden voor hongersnood, is dat wat hun voor ogen stond.
In de laatste eeuwen hebben technologische, economische en politieke ontwikkelingen een steeds robuuster veiligheidsnet gecreëerd, dat de mensheid bij de biologische armoedegrens vandaan houdt. Er komen hier en daar nog steeds grote hongersnoden voor, maar dat zijn uitzonderingen en ze worden bijna altijd veroorzaakt door menselijke politiek en niet door natuurrampen. Natuurlijke hongersnoden komen niet meer voor in de wereld, alleen politieke hongersnoden. Als er in Syrië, Soedan of Somalië mensen omkomen van de honger, komt dat doordat een of andere machthebber het zo wil.
In de meeste delen van de wereld zal iemand niet snel van de honger sterven, zelfs niet als hij zijn werk en al zijn bezittingen kwijtraakt. Private verzekeringspolissen, regeringsinstanties en internationale ngo’s zullen hem misschien niet voor armoede behoeden, maar ze zullen wel genoeg dagelijkse calorieën verstrekken om te overleven. Op collectief niveau zetten de mondiale handelsnetwerken droogte en overstromingen om in commerciële kansen en maken ze het mogelijk om voedseltekorten snel en goedkoop aan te vullen. Zelfs als hele landen worden verwoest door oorlogen, aardbevingen of tsunami’s slaagt de internationale gemeenschap er meestal wel in om hongersnood te voorkomen. Honderden miljoenen mensen hebben nog bijna elke dag honger, maar dat ze ook echt verhongeren komt in de meeste landen maar heel weinig voor.
Armoede veroorzaakt echter ook nog veel andere gezondheidsproblemen en ondervoeding verkort de levensverwachting zelfs in de rijkste landen ter wereld. In Frankrijk lopen bijvoorbeeld zes miljoen mensen (zo’n tien procent van de bevolking) het risico op ondervoeding. Als ze ’s ochtends wakker worden, weten ze niet of ze iets te eten zullen hebben voor de lunch, ze gaan vaak hongerig naar bed en de voeding die ze wel binnenkrijgen, is onevenwichtig en ongezond – veel zetmeel, suiker en zout, en niet genoeg eiwitten en vitaminen. Maar een ondervoedingsrisico is nog geen hongersnood en het Frankrijk van begin eenentwintigste eeuw is niet het Frankrijk van 1694. Zelfs in de armste buitenwijken van Beauvais of Parijs gaan geen mensen dood omdat ze in geen weken iets hebben gegeten.
Diezelfde verandering is in talloze andere landen opgetreden, met name in China. Millennia lang werd elk Chinees regime, van de Gele Keizer tot de rode communisten, geplaagd door hongersnoden. Een paar decennia geleden was China nog synoniem voor voedseltekorten. Tientallen miljoenen Chinezen verhongerden tijdens de rampzalige Grote Sprong Voorwaarts en deskundigen voorspelden steevast dat het alleen maar erger zou worden. In 1974 werd de eerste Wereldvoedselconferentie gehouden in Rome, waar de afgevaardigden apocalyptische scenario’s om de oren kregen. Ze kregen te horen dat China onmogelijk een miljard mensen kon voeden en dat het dichtstbevolkte land ter wereld op een regelrechte ramp afstevende. Terwijl het in werkelijkheid op het grootste economische wonder van de geschiedenis afkoerste. Sinds 1974 zijn honderden miljoenen Chinezen bevrijd van armoede en hoewel er nog steeds honderden miljoenen ernstig lijden aan gebrek en ondervoeding is China voor het eerst in de annalen vrij van hongersnood.
In de meeste landen is overeten tegenwoordig zelfs een veel groter probleem dan honger. In de achttiende eeuw adviseerde Marie-Antoinette de hongerende massa naar verluidt dat ze maar taart moesten eten als het brood op was. Tegenwoordig volgen de armen dat advies letterlijk op. Terwijl de rijke inwoners van Beverly Hills sla en gestoomde tofoe met quinoa eten, proppen de armen in de achterbuurten en getto’s zich vol met koek, chips, hamburgers en pizza. In 2014 hadden meer dan 2,1 miljard mensen overgewicht, tegenover 850 miljoen ondervoede wereldburgers. Naar verwachting zal de helft van de mensheid in 2030 te dik zijn. In 2010 stierf ongeveer een miljoen mensen aan honger of ondervoeding, terwijl obesitas drie miljoen slachtoffers maakte.

[...]

Copyright © 2015 Yuval Noah Harari
Copyright Nederlandse vertaling © 2017 Inge Pieters

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum