Leesfragment: Herinneringen in aluminiumfolie

14 februari 2017 , door Jamal Ouariachi
| |

Het is de Week van het Korte Verhaal! Nieuw deze week is Jamal Ouariachi's Herinneringen in aluminiumfolie. Wij brengen een fragment uit het titelverhaal.

In tien korte en lange verhalen breekt Jamal Ouariachi telkens nieuwe werelden open. Duistere onderwerelden blijken dat vaak te zijn, maar altijd beschreven in een taal die licht en sierlijk is. Met Herinneringen in aluminiumfolie betoont hij zich ook op de korte baan een rasverteller.

N.B. Eerder publiceerden we Ouariachi's voorwoord bij Balzacs Verloren illusies voor, en bespraken we Een honger en 25.

 

Herinneringen in aluminiumfolie

Een plakje kort gebakken kastanjechampignon, daar leek het nog het meest op. Het had verpakt gezeten in een binnenstebuiten gekeerde latex handschoen, en daaromheen keukenpapier.
‘Maar wat is het?’
Fina schoot in de lach om mijn afschuw, ik zag haar genieten van het gezicht dat ik blijkbaar trok. Het was me al vaker opgevallen: haar humor had een mild-sadistisch karakter. Misschien biologen eigen.
‘Zie je dat niet?’
Vanuit niet-biologen geredeneerd zijn alle biologen smeerlappen en de biologen zelf schijnen plezier te beleven aan de afkeer die zij anderen inboezemen. Hun smeerlapperij is een ereteken. Je moet wel bioloog zijn om met een scalpeermes een snee in weefsel te maken en niet te griezelen bij de aanblik van wat er uit die snee komt opwellen aan slijm of pus of bloed. Je moet wel bioloog zijn om de braakwekkende stankwalmen te trotseren van een op het strand aangespoelde, ontbindende walvis. Je moet wel bioloog zijn om direct na je middagboterham verder te gaan met het wroeten in fecaliën van zoogdieren. En alleen een bioloog haalt het in haar hoofd om bij wijze van experiment yoghurt te maken met behulp van de bacteriën uit haar eigen vagina. En die yoghurt dan als ontbijt te serveren aan haar vriend. Smeerlappen, sadisten – ik zeg het je.
‘Hersenen!’ Ze schreeuwde het, Fina. ‘Hersenen!’
Een vreemde gloed in mijn borstkas, een gloed die me deed denken aan vroeger, wanneer een ander kind op het idee kwam een verboden spelletje te spelen en ik heen en weer schoof tussen stout en braaf, stout en braaf, een wrijving die hitte veroorzaakte.
‘Van een muis?’ vroeg ik nog.
Fina’s vriend slachtte muizen en ratten voor onderzoek door ze te onthoofden.
‘Nee, van een mens natuurlijk. Dit past toch niet in een muizenhoofd!’
Het was inderdaad geen dwarsdoorsnede van een compleet muizenbrein, wel had het plakje dat bloemkolige van de cerebrale cortex. Welk gebied dan? Pariëtaal? Temporaal? Vlak voor Fina binnenkwam had ik een koekenpan op het fornuis gezet omdat ik aan het avondeten wilde beginnen. Als een voorbijwaaiende geur: de gedachte het plakje te bakken en eens te proeven, te proeven hoe gedachten smaken. Nee. Kreeg je daar niet allerlei gekke ziektes van? Creutzfeldt-Jakob en zo?
‘Geintje, toch?’
‘Niks geintje, het is echt. Meegenomen uit het lab.’ Fina trok de koelkast open en pakte er een biertje uit. ‘Dat zei je toch laatst? Dat je een keertje hersenen in het echt wilde zien? Nou. Veel plezier ermee.’
Ze griste een aansteker van het aanrecht en wipte daarmee de kroonkurk van het bierflesje. Een paar gulzige slokken, toen een boer. ‘Dit is trouwens de laatste, sorry. Had jij ook gewild?’
Ik schudde mijn hoofd, wist niet zo goed wat ik nu moest. Mijn hand nog steeds in de bedelpositie, het plakje brein lag erin als een aalmoes. Het was waar, ik wilde het zo graag een keertje zien. Maar dan officieel. Tijdens een practicum, in een laboratorium. Witte jas aan, anatomische les. Helaas deden ze daar niet aan bij mijn studie. Wel bij geneeskunde, ook bij biologie, blijkbaar. Niet bij psychologie. Onbegrijpelijk, maar waar.
Tot op dat moment was ik het dichtst in de buurt van hersenen gekomen toen ik me eens had opgegeven voor een onderzoek waarbij ik in een fmri-scanner moest. Was verplicht voor eerstejaars, meedoen aan wetenschappelijk onderzoek. De achilleshiel van de psychologie: een compleet vakgebied gebaseerd op bevindingen verzameld onder veelal blanke, veelal vrouwelijke, veelal hoogopgeleide jongelingen. Daar was je als bejaarde neger met alleen lagere school mooi klaar mee.
Na afloop van het fmri-onderzoek kreeg ik een paar foto’s mee van mijn brein. Van boven gezien, van opzij, van voren, en van binnen: in plakjes. Een ontroerende ervaring. Dat wat altijd verborgen was gebleven, kon ik ineens van alle kanten bekijken. Pornografisch precies vastgelegd. ‘Je hebt mooie hersenen,’ had de onderzoeksassistent nog gezegd. Misschien een versiertruc, maar ik viel ervoor. Blozen en alles, een verlegen ‘O, dank je’. Trots was ik geweest, trots op mijn mooie hersenen.
Ik begon kramp in mijn arm te krijgen, zo voorzichtig hield ik het plakje in mijn hand. Als iemand die voor het eerst een baby vasthad.
‘Je bent er nogal van onder de indruk, hè?’
‘Ik vind het magisch... Mooi, heftig. Dat dit echt in iemands kop heeft gezeten.’
‘Ja, I know, maf hè.’ Fina liet nog maar eens een boer en trok opnieuw de koelkast open. ‘Ik heb honger, trouwens. Stond jij nou op het punt te gaan koken?’

[...]

 

Copyright © 2017 Jamal Ouariachi

pro-mbooks1 : athenaeum