Leesfragment: De Rijn. Biografie van een rivier

02 december 2017 , door Martin Hendriksma
|

Martin Hendriksma schreef een boek over onze nationale rivier. Lees bij ons een uitgebreid fragment uit De Rijn. Een biografie van een rivier.

Wat weten we nog van onze nationale rivier? Martin Hendriksma trok van de Rijnbron bij de Zwitserse Gotthardpas naar de monding in de Noordzee. Onderweg verzamelde hij een schat aan verhalen. Over verdronken dorpen waarvan de kerkklokken, diep in het rivierwater, nog steeds luiden. Over monniken die opklommen tot wijnmagnaat. Over hoe de industrie de natuur de nek omdraaide, terwijl de verantwoordelijke bestuurders wegkeken. Schippers, schilders en soldaten brengen het Rijnwater tot leven; de stroom die de geschiedenis van landen, steden en mensen sinds de Romeinen bepaalt.

In De Rijn toont Martin Hendriksma zich wederom een geboren verteller. Hij schreef een kolkend boek dat door de levendige stijl en de onvergetelijke anekdotes onze kijk op de rivier voor altijd verandert.

 

Een rivierfantast

1

Het was nog stikdonker toen een kleine stoet auto’s de kronkels beklom van de Oberalp. In elke bocht zwenkten de kegels van hun koplampen uit over het dal. Ze bestreken de met sneeuw bedekte alpenweiden, duifgrijs nog in de nacht. Daarachter, als een rij norse wachters, de schimmen van de bergen.
Hoger en hoger klom de colonne. Tot de auto’s een bergmeer bereikten, pashoogte, en het geraas van de motoren plotseling stierf. Dichtgeklapte portieren resoneerden na in de ijle Alpennacht. De eerste grap – mannen onder elkaar. Dan weer de stilte toen de bergkou zich in hun longen vrat.
Ze verdeelden de ski’s en bonden mijnwerkerslampen op hun voorhoofd. In het flitsende steekspel van lichtstralen wolkte elke ademstoot op. Een enkeling vluchtte nog snel in een sigaret, een scheut lauwe koffie.
Toen moesten ze gaan.
Twee uur ploegden ze door de versgevallen sneeuw. Het ritmisch getik van skistokken, gehijg, een enkele aanwijzing of vloek. Hoog boven hen verfde de rijzende zon de Alpenpieken al zijdezacht paars en vlammend mauve. Maar dat zagen ze niet.
De bergwand werd steiler en steiler. Langlaufen lukte amper nog. Zweet schrijnde onder dikke lagen fleece.
Eindelijk, daar lag het. Lai da Tuma. De bron van de Rijn verschool zich deze ochtend in het prille voorjaar van 2012 onder een grimmig sneeuwveld. In het midden een klein wak, daags tevoren uitgehouwen door een paar vrijwilligers. In die put vol stervenskoud water moest een van hen zometeen tot aan zijn nek afdalen: Ernst Bromeis, de Rijnzwemmer.
Hij zonderde zich af van de groep, ritste de ene na de andere laag kleding los tot alleen zijn vijf millimeter dikke duikerspak resteerde. Nog een paar slokken hete thee. Behoedzaam zette Bromeis zich aan de korstige sneeuwrand. Zijn blote voeten verkenden het vrieswater.
Hij haalde diep adem en zonk door zijn knieën tot het Lai da Tuma hem tot aan zijn schouders opnam en duizend priemen eensgezind en overal zijn lijf aanvielen. Hij zette af. Met één crawlslag bereikte hij de overzijde van het wak.
Zijn eerste vijf meters Rijn zaten erop. Nog een dik miljoen te gaan.

 

2

Ernst Bromeis ging – voor zover bekend – als eerste mens in de geschiedenis zwemmend de Rijn te lijf. Van het Lai da Tuma, vlak bij de Gotthardpas, tot aan de Noordzee. Twaalfhonderddrieëndertig kilometer.
Na het ijswater van de bron wachtten nieuwe kwellingen: het stenen bed van de kniediepe Voor-Rijn, canyons, watervallen, krachtcentrales, duwbakken, cruiseschepen. En dat door een rivier die lange tijd gold als het riool van Europa.
Een helletocht.
Nee, zijn voornemen was niet de in overmoed gedrenkte bestrijding van een midlifecrisis. Ook niet zo’n modieuze marteling om geld voor de bestrijding van kanker of een spierziekte los te krijgen. Bromeis was een man met een hogere missie, een Wasserbotschafter.
Veertig miljoen mensen woonden in Zwitserland, Duitsland, Frankrijk en Nederland langs de oevers die hij, rustig crawlend, zou passeren. De havenbassins en kreupele pakhuizen van weleer waren omgetoverd tot rivierpromenades en hippe, vaak peperdure appartementen. Als decor was de Rijn gewilder dan ooit. Maar wat wisten de nieuwe rivierbewoners van de kwetsbaarheid van het water, van de gevreesde vloeden? Het leek een vanzelfsprekendheid, de Rijn, een eeuwig uit zichzelf rondtrekkend circus van smelten en stromen.
Schijn, slechts.
In Bromeis’ Zwitserland, bijgenaamd de kraan van Europa, ging het water al eens op rantsoen. De kraan haperde. De gevolgen voor de rivierdelta waren in zo’n geval niet te overzien. Schepen die in het vuilgrijze slijk droog aan de ketting lagen, het drinkwater voor miljoenen in gevaar.
Want als de Rijn tot stilstand kwam, stopte het leven. Dat bewustzijn wilde Bromeis met zijn rivierzwemmen kweken. We moesten weer in het reine komen met de Rijn.
Elke avond zou hij nieuwe persconferenties geven om zijn missie uit te dragen. Dertig dagen lang. Dan moest hij inmiddels bij Hoek van Holland zijn aangeland. Daar zou het getij hem als vanzelf de Rijn uit dragen, de open armen van de zee tegemoet.

 

3

Was Bromeis een aandachtsbeluste zot?
Nee, ook in andere landen stonden de waterboodschappers op. Een van hen was de Denker des Vaderlands René ten Bos, die in 2014 een veelgeprezen boek publiceerde over de hedendaagse verhouding van de Nederlander tot het water. Die houding werd volgens hem door ‘onbekommerdheid, onverschilligheid en wantrouwen’ bepaald.
‘De hedendaagse burger kan het zich misschien moeilijk voorstellen,’ schreef Ten Bos, ‘maar ooit vond men het vanzelfsprekend dat dijkgraven de doodstraf konden opleggen aan mensen die dijken beschadigden of op een andere manier onverantwoordelijk omgingen met water. (…) Als politici, maar ook ondernemers en burgers in het algemeen, de raadgevingen van de experts negeren, dan kunnen de gevolgen niet uitblijven.’
De Organisatie voor Economische Ontwikkeling en Organisatie sprak datzelfde jaar 2014 in haar rapport Water Governance in the Netherlands: Fit for the Future? onomwonden van een ‘awareness gap’. ‘Veel Nederlanders’, schreef de OESO, ‘zijn niet op de hoogte van de basisfeiten van het evacuatiebeleid, van de oorsprong van het water dat ze drinken en of ze in een overstromingsgebied wonen.’
Het voelde niet prettig. Dat een internationale organisatie ons de les las op een terrein waar we juist onze faam aan dachten te ontlenen: ons waterbeheer.

 

4

Waar was het misgegaan tussen ons en de rivier? Waarom waren er marathonzwemmers, schotschrift en en OESO-rapporten nodig om ons van het belang van een zorgvuldige omgang met het Rijnwater te overtuigen?
Aan de Rijn lag het niet.
De rivier had Nederland in langvervlogen tijden door de afzetting van slib gecreëerd. Miljarden zand- en kleideeltjes, vanuit de bergen meegetroond, die de zeevloed doorstonden en zich aaneensloten tot een delta van kreken en slenken.
Onze mentaliteit, onze identiteit was doordesemd van de strijd tegen de Rijn. Eenlingen maakten tegen haar natuurkracht geen kans, je was op elkaar aangewezen. Al in het jaar 1255 ontstond het eerste waterschap. Collectiviteit zou het dragende beginsel blijven in ons bestuur. We polderen wat af.
Onze handelsgeest bloeide op dankzij de Hanzesteden langs de Rijn. In de vroege Middeleeuwen kwamen de Friezen met hun provisorische scheepjes al tot bij de bisschopsstad Worms, ver voorbij het Ruhrgebied.
Vondel had in zijn Rijnstroom, de moeder van alle Nederlandse Rijngedichten, in 1635 met vooruitziende blik geschreven ‘dat de Rijn geschapen was om vrij te zijn’. Dat gebeurde toen de eerste stoomschepen begin negentiende eeuw haar water ook stroomopwaarts bedwongen. Nu kwam het massatoerisme op gang, de industrialisatie van de oevers, de handel.
Stel dat je, zwevend in de ruimte, eens op je gemak naar beneden keek. Dan zag je op die donkere aardbol een flonkerende ketting van licht van Bazel, dwars door Duitsland, tot aan de haven van Rotterdam. Zonder Rijn waren we geografisch en economisch nergens, onzichtbaar.

 

© Martin Hendriksma, 2017

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum