Leesfragment: Winterse buien

30 januari 2016 , door Sana Valiulina
| |

2 februari verschijnt de essaybundel Winterse buien van Sana Valiulina. Wij publiceren voor. 

‘Mijn eerste kennismaking met Nederland verliep via het geschreven woord. Ik was een jaar of tien, en op een dag dat ik me verveelde pakte ik een boek uit de grote boekenkast van mijn vader. Het land der wonderen heette het, het boek dat het wonderland genaamd Gollandija tevoorschijn toverde. In dat wonderland schrobden huisvrouwen fanatiek de stoeptegels voor hun huisjes, verslond men met het hoofd in de nek vette haringen op straat, zaten mensen met hun trui aan op het strand, vanwege de wind, die ook de wieken van de molens geen seconde rust gunde.’

Na vijfentwintig jaar in haar tweede vaderland werd het tijd om de balans op te maken, vond Sana Valiulina. In Winterse buien komen de meest uiteenlopende onderwerpen langs. Van het Waterlooplein als een ideale plek voor filosofische beschouwingen, de Nederlandse poëzie als troostrijke thuiskomst, het geheim van het zwarte vierkant van Malevitsj, ontbijten in de koffiebarretjes van Sevilla, een lofzang op de instopstrook en de overpeinzingen over de eerste literaire balling Ovidius, tot de cruciale vraag: ben ik wel geïntegreerd genoeg?

 

Over Isaac Babel en zijn rode ruiterij

Ik ben niet in trance geraakt bij het lezen van Isaac Babel, zoals sommige Nederlandse literaire critici. Daarvoor is De rode ruiterij te huiveringwekkend.
Ik heb Isaac Babel veel later gelezen dan het zou moeten, omdat hij verboden was in de Sovjet-Unie. Hij is dus een van mijn verloren vaders en moeders die langzaamaan naar me terugkeren, zoals Boelgakov, Malevitsj, Pasternak, Mandelstam, Zamjatin, Platonov, Achmatova en met hen vele anderen.
Dus nogmaals, geen trance, ondanks Babels duizelingwekkende taalgebruik. In het Russisch is het nog duizelingwekkender, geen woord gewoon, metafoor op metafoor, een overdaad aan bijvoeglijke naamwoorden, het onafwendbare, oudtestamentische ritme van zijn proza.
Het is moeilijk voor ons, de bewoners en de ex-bewoners van het zesde deel van de wereld om Isaac Babel onbevangen te lezen. Voor ons is dat geen exotische wereld vol kleurrijke, onstuimige, krankzinnige figuren, maar de oorsprong van de Sovjetcivilisatie, het fundament waarop het huis werd gebouwd waar wij zijn geboren en volwassen geworden. Of we dat weten of niet, of we dat willen of niet, zijn werk gaat over ons. De kern van zijn werk is de Sovjetcivilisatie, met haar volledige ontkenning van het individu, en de mens als het materiaal voor de stralende toekomst.
In De rode ruiterij worden de voorspellingen van Dostojevski, vooral uit zijn Demonen en De broers Karamazov, ruimschoots bewaarheid. De revolutie als razernij, bezetenheid, als de apothe ose van het Russische nihilisme en extremisme. Men heeft de verleiding van de absolute vrijheid niet kunnen weerstaan, maar de absolute vrijheid zal tot het absolute geweld leiden.
De revolutie en de Russische Burgeroorlog met zijn tien miljoen doden als het waanzinnige carnaval met een circusatleet als de commandant van de remonte, met zijn rode pofbroek met zilveren biezen. Het is een bloederige maskerade, de wereld op zijn kop.
De revolutie als natuurverschijnsel, zo zag een deel van de intellectuelen haar indertijd kortstondig, denk maar aan het gedicht van Alexander Blok ‘De twaalf’, vertaald door Paul Rodenko. Met de sneeuwstorm die de oude verrotte wereld zou verwoesten en de twaalf matrozen (apostelen) die zich schietend en moordend door die storm voortbewegen, met Jezus zelf voorop.
Een natuurverschijnsel dus, waarbij moord en verkrachting even natuurlijk de revue passeren als de zonsopgang of het vallen van de mist op de velden. Het extreme geweld als de natuurwet, als de wil van de geschiedenis. Daar kan het bibberende, bestolen, opgejaagde, verblufte kleine mensje niets tegen inbrengen.
De rode ruiterij zie ik als een modernistische roman. Er werd destijds nog volop geëxperimenteerd met nieuwe vormen. De opbouw, de steeds terugkerende personages, het ritme, de lyrische uitweidingen, zoals in het verhaal ‘De begraafplaats in Kozino’ het loflied aan de bijen – een van mijn favorieten – en de juichende en huiverende stem van de schrijver, het zijn de elementen die de verhalen tot een prachtige eenheid smeden.
En dan die waanzinnige esthetiek van Babel. Ergens zegt hij: ‘onversaagde gedachten en afmattende hartstochten zijn de moeite waard slechts als ze in schitterende gewaden zijn gehuld. Hoe weef je die gewaden?’ Hij weeft ze meesterlijk en verstopt zich erin. Zijn extatische esthetiek belemmert en benevelt ons zicht op wat je zou noemen de ethiek met haar hiërarchie en onderscheid tussen goed en kwaad. Waarom doet hij dat?
Om te beginnen, de jaren twintig zijn nog de voortzetting van de Zilveren Eeuw in de Russische literatuur en kunst, met ornamentiek als een van de stijlkenmerken. Maar er is nog iets wat volgens mij de kern van zijn schrijverschap raakt. Mijn eerste verklaring voor die schitterende gewaden waarin Babel de extatische staat van de wereld, dronken door de Revolutie, en haar dienaars hult, is de bezwering. Babel wil het huiveringwekkende afwenden door het te bezweren. Met de kunst en poëzie. Lees het verhaal ‘In het souterrain’ waar hij als jongetje, wanneer op een rampzalig moment de grond letterlijk onder zijn voeten wegzakt, wanhopig de monoloog van Antonius voor het lijk van de vermoorde Caesar inzet.
Een tweede verklaring zoek ik in de oerjoodse levenshouding die zich uit in het chassidisme. Het volledig aanvaarden van de wereld met alle schepsels en in al zijn gebreken. Want in alle schepsels en dingen zitten goddelijke vonken. Ze dienen zich aan de mens aan, ze willen verlost worden. Er is geen hoog of laag. Het laagste kan zomaar heilig worden en andersom. Er is geen goed en kwaad in strikte zin, er zijn slechts de krachten en de richting. Welke richting die krachten gaan, dat is aan de mens. Volgens mij ging Babel zo door het leven en zo schreef hij ook, juichend, op zoek naar die vonken, ook in het allerlaagste.
Er is Babel veel verweten, niet alleen door de marxistische kritiek, maar ook door de half dissidente critici. Als bebrilde joodse intellectueel zou hij mateloos de grove, ontembare kracht van de Kozakken bewonderen. De rode ruiterij is doordrongen van de vernedering van een intellectueel die belast is met en verzwakt door de tien geboden, en voor wie bloeddorstigheid een onbereikbaar ideaal blijft. Daarom heb ik het met de argusogen van een ex-bewoner van de Sovjet-Unie gelezen. Op zoek naar ethiek. En die vond ik. Die is buitengewoon goed verborgen, maar des te indringender. Zij zit in de ironie: ‘ik probeerde de geheimzinnige curve van Lenins rechte lijn te vatten.’ In de beschrijvingen van de personages (in het verhaal ‘Een brief over de vadermoord’ – metafoor voor de Revolutie – twee jonge kerels, monsterlijk groot, stompzinnig, met brede gezichten en uitpuilende ogen), in het samenvatten van de gemoedstoestand van de ik-persoon, meestal aan het eind, het zijn een soort lichtflitsen, openbaringen, soms ironisch, zoals in ‘Mijn eerste gans’ en ‘Na de slag’ (‘terwijl ik het simpelste vermogen afsmeekte bij het lot: het vermogen een mens te doden’), in de beschrijving, meestal door een monoloog, van de binnenwereld van de personages, zoals in ‘Zout’ (‘en ik nam mijn trouwe geweer van de muur en wiste die schande van het gelaat van het arbeidzame land en de republiek’) of in ‘De lotgevallen van Pavlitsjenko’.
En hier komen we meteen bij de vrijheid in naam waarvan wordt gemoord en verwoest. Hoe verbonden is Babel met Dostojevski, ogenschijnlijk een heel andere schrijver. Bij Babel komen de theorieën van Dostojevski’s personages tot leven. En dan zie je dat niemand vrij is, maar een slaaf is van demonen, van krachten die even blind en meedogenloos zijn als natuurrampen. Men dient die andere heer, onmenselijk en onpersoonlijk. Dat is het geheim van de Revolutie.
Babel aanvaardde de wereld en de Revolutie, maar belandde in een onafgebroken dodenmis – het zijn zijn eigen woorden – in plaats van aan een feestdis.
Al spoedig wordt op die razende vrijheid van De rode ruiterij de bureaucratische moloch losgelaten, met de geheime politie voorop, en worden geweld en haat geïnstitutionaliseerd.
Babel zal in een geestelijke crisis belandden. Hij lijdt aan vlagen van krankzinnigheid en zwaarmoedigheid. Hij zal het nog redelijk lang volhouden dankzij zijn enorme levenslust, energie, zijn drang om erbij te horen, en de nodige dosis zelfbedrog. De zuiveringen van 1935 in Leningrad zijn maar tijdelijk, zei hij, en hij veroordeelde de veroordeelden als ‘vijanden van het volk’.
Maar zijn lot zou hem inhalen.

 

© 2016 Sana Valiulina 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum