Leesfragment: Parijs is een feest

09 juli 2016 , door Ernest Hemingway
| |

Op 28 juni verscheen Parijs is een feest van Ernest Hemingway (A Moveable Feast, vertaald door Arie Storm). Wij brengen een uitgebreid fragment.

Ernest Hemingway verhuisde in 1921 met zijn vrouw Hadley naar Parijs. De lichtstad, waar hij kennismaakte met illustere persoonlijkheden als Gertrude Stein, F. Scott Fitzgerald en Ezra Pound, zou van grote invloed zijn op zijn schrijverschap.

In Parijs is een feest brengt Hemingway de uitbundige stemming van de stad na de Eerste Wereldoorlog op briljante wijze tot leven. In 1964 verscheen dit boek voor het eerst, onder de titel A Moveable Feast. Na de aanslagen van november 2015 werd het opnieuw een bestseller in Frankrijk, in het bijzonder vanwege de ode aan de vitaliteit en veerkracht van Parijs. Deze nieuwe vertaling bevat niet eerder gepubliceerd materiaal, waaronder een hoofdstuk over het einde van Hemingways eerste huwelijk.

 

3

Shakespeare and Company

In die tijd was er geen geld om boeken te kopen. Boeken leende je bij de uitleenbibliotheek van Shakespeare and Company, dat was de bibliotheek en de boekwinkel van Sylvia Beach aan de rue de l’Odéon 12. Gelegen aan een koude, winderige straat was dit een behaaglijke, warme en vrolijke plek met een grote kachel in de winter, tafels en planken vol boeken, nieuwe boeken in de etalage, en aan de muur foto’s van beroemde schrijvers, zowel dode als levende. De foto’s zagen er allemaal uit als ontspannen kiekjes en zelfs de dode schrijvers zagen eruit alsof ze echt leefden. Sylvia had een levendig, erg scherp gesneden gezicht, bruine ogen die aandachtig waren als die van een klein dier en zo vrolijk als die van een jong meisje, en golvend bruin haar dat van haar fijne voorhoofd naar achteren was geborsteld en dik naar beneden op haar oren en op de kraag van haar bruinfluwelen jasje viel. Ze had mooie benen en ze was vriendelijk, opgewekt en belangstellend, en was dol op het maken van grappen en roddel en niemand was ooit aardiger tegen mij.
Ik was erg verlegen toen ik voor het eerst in de boekwinkel kwam en ik had niet genoeg geld bij me om lid te kunnen worden van de uitleenbibliotheek. Ze zei tegen me dat ik de borg kon betalen wanneer ik het geld had, wanneer dat ook was, en ze maakte een kaart voor me en zei dat ik zoveel boeken mee mocht nemen als ik maar wilde.
Ze had geen reden om me te vertrouwen. Ze kende me niet en het adres dat ik haar had gegeven, rue Cardinal Lemoine 74, kon niet armzaliger zijn geweest. Maar ze was betoverend en charmant en hartelijk en achter haar, zo hoog als de muur en zich uitstrekkend tot aan de achterkamer, die uitkwam op de binnenplaats van het gebouw, bevonden zich de vele planken van deze weelderige bibliotheek.
Ik begon met Toergenjev en koos de twee delen van Aantekeningen van een jager en een vroeg boek van D.H.Lawrence, ik denk dat het Sons and Lovers was, en Sylvia zei dat ik meer boeken moest pakken als ik dat wilde. Ik koos voor de editie van Constance Garnett van Oorlog en vrede, en De speler en andere verhalen van Dostojevski.
‘Je zult niet spoedig terugkeren als je dat allemaal gaat lezen,’ zei Sylvia.
‘Ik kom langs om te betalen,’ zei ik. ‘Ik heb wat geld in het appartement.’
‘Dat bedoelde ik niet,’ zei ze. ‘Je betaalt maar wanneer het je schikt.’
‘Wanneer komt Joyce hier?’ vroeg ik.
‘Als hij komt, is dat meestal erg laat in de middag,’ zei ze. ‘Heb je hem nog nooit gezien?’
‘We zagen hem eten met zijn gezin bij Michaud,’ zei ik.
‘Maar het is niet beleefd om naar iemand te kijken als die aan het eten is, en Michaud is duur.’
‘Eet je thuis?’
‘Meestal, tegenwoordig,’ zei ik. ‘We hebben een goede kokkin.’
‘Er bevinden zich geen restaurants dicht bij je in de buurt, toch?’
‘Nee. Hoe wist je dat?’
‘Larbaud heeft daar gewoond,’ zei ze. ‘Hij vond het er erg leuk, behalve dan dat.’
‘De dichtstbijzijnde goede en goedkope plek om te eten is daar bij het Panthéon.’
‘Die buurt ken ik niet. Wij eten thuis. Jij en je vrouw moeten eens op bezoek komen.’
‘Wacht eerst maar af of ik je betaal,’ zei ik. ‘Maar heel erg bedankt.’
‘Lees niet te snel,’ zei ze.
Thuis, in ons tweekamerappartement waarin geen warm water was en geen sanitaire voorzieningen waren behalve een antiseptische draagbare container die niet oncomfortabel was voor iedereen die gewend was aan een buitenwc in Michigan, maar dat wel een opgewekt, vrolijk stemmend appartement was met een mooi uitzicht en een goede matras met veren voor een comfortabel bed op de vloer, mooi en smaakvol behangen, met schilderijen aan de muur die we mooi vonden, vertelde ik mijn vrouw over de prachtige plek die ik had gevonden.
‘Maar Tatie, je moet er deze middag langs gaan en betalen,’ zei ze.
‘Dat zal ik zeker doen,’ zei ik. ‘We gaan samen. En dan lopen we langs de rivier en de kades.’
‘Laten we via de rue de Seine lopen en bij alle kunstgaleries kijken en in de etalages van de winkels.’
‘Doen we. We kunnen overal naartoe lopen en we kunnen halt houden bij het een of andere nieuwe café waar we niemand kennen en niemand ons kent en een drankje bestellen.’
‘We kunnen twee drankjes bestellen.’
‘Vervolgens kunnen we ergens gaan eten.’
‘Nee. Vergeet niet dat we de bibliotheek moeten betalen.’
‘We komen thuis en we eten hier en we nuttigen een heerlijk maal en drinken Beaune van de supermarkt die je daar direct door het raam kunt zien met de prijs van de Beaune op het raam. En daarna lezen we en dan gaan we naar bed en we bedrijven de liefde.’
‘En we houden nooit van iemand anders dan van elkaar.’
‘Nee. Nooit.’
‘Wat een prachtige middag en avond. Nu kunnen we misschien beter gaan lunchen.’
‘Ik heb erge honger,’ zei ik. ‘Ik heb in het café gewerkt op een café crème.’
‘Hoe ging het, Tatie?’
‘Ik denk goed. Dat hoop ik. Wat hebben we voor de lunch?’
‘Kleine radijsjes, en goede foie de veau met aardappelpuree en een andijviesalade. Appeltaart.’
‘En we nemen alle boeken van de wereld mee om te lezen en als we uitstapjes maken, dan kunnen we ze meenemen.’
‘Kan dat wel?’
‘Natuurlijk.’
‘Heeft ze ook Henry James?’
‘Natuurlijk.’
‘Hemeltje,’ zei ze. ‘Wat een geluk dat je die plek hebt gevonden.’
‘We hebben altijd geluk,’ zei ik en ik was dwaas genoeg om het niet af te kloppen. Er was overal in dat appartement hout waarop je kon kloppen.

 

Copyright ©1964 Ernest Hemingway Ltd.
Restored edition copyright ©2009 the Hemingway Copyright Owners
Copyright Nederlandse vertaling ©2016 Arie Storm/bv Uitgeverij De Arbeiderspers

pro-mbooks1 : athenaeum