Leesfragment: De Parelduiker 2016/3

30 juli 2016 , door Rutger Vahl
| | | | | |

Komende week verschijnt De Parelduiker 2016/3. Wij publiceren voor uit Rutger Vahls artikel 'Niets dan de blues. Schrijver Bert Jansen was niet voor het geluk geboren'.

De nieuwe Parelduiker bevat behalve de vertrouwde artikelen over schrijvers waar je altijd meer over zou willen weten nog twee opmerkelijke stukken:

Nozzing but ze bloes. Het vergeten schrijversleven van Bert Jansen

Bert Jansen (1949-2002) is de auteur van Nozzing but ze bloes (1975), het gebundelde feuilleton van de jaren zestig, later herdrukt als En nog steeds vlekken in de lakens. Hij publiceerde een groot aantal boeken, maar nog veel meer niet. Zijn archief in het Letterkundig Museum getuigt van vele manuscripten die keer op keer werden geweigerd. Dit lot trof ook het boek dat zijn magnum opus had moeten worden, een biografie van de Drentse blueszanger en streekgenoot Harry Muskee. Voor De Parelduiker ontsluit Rutger Vahl het schrijversarchief van Bert Jansen.

Onbekende foto’s van Slauerhoff

Onlangs kreeg het Letterkundig Museum twee albums met foto’s van Slauerhoff in bezit. Ze zijn afkomstig van Lenie van der Goes, een vrouw die Slauerhoff in 1927 in Soerabaja ontmoette en met wie hij trouwplannen smeedde. Hoewel ze voorkomt in Wim Hazeus Slauerhoff-biografie, is er nog veel onbekend over deze vrouw, die ten faveure van de exotische dichter de brui gaf aan haar kersverse huwelijk met de arts Leendert Eerland. Wie was zij en wie maakte de andere foto’s in het album, waarop Slauerhoff in Macao te zien is?

 

Niets dan de blues

Schrijver Bert Jansen was niet voor het geluk geboren

Bert Jansen (1949-2002) publiceerde een groot aantal boeken, maar nog veel meer niet. Zijn archief in het Letterkundig Museum getuigt van vele manuscripten die keer op keer werden geweigerd. Dit lot trof onder meer het boek dat zijn magnum opus had moeten worden, een biografie van de Drentse blueszanger en streekgenoot Harry Muskee.

Begin jaren zeventig lachte het leven Bert Jansen toe. Muziekkrant OOR had een aantal van zijn artikelen geaccepteerd, een carrière als popjournalist lonkte. Om die gunstige wending van het lot te vieren nodigde Jansen de hoofdredacteur uit voor een etentje bij hem thuis. Het bleek te klikken. Vooral tussen de hoofdredacteur en Berts vriendin. De lezingen over wat er vervolgens precies gebeurde lopen uiteen. Maar Jansen zou later vertellen dat hij aan het eind van de avond zijn vriendin kwijt was, zijn huis en zijn baan bij OOR.
Het zat Bert Jansen niet altijd mee. Weinig geluk in de liefde, nauwelijks meer in het werk. Toch zou het succes komen. In 1975 debuteerde hij bij De Bezige Bij met Nozzing but ze bloes, een bundeling van autobiografische schetsen. Er volgden verhalen en romans. Gestaag bouwde Jansen aan een oeuvre. Maar ook in zijn schrijverschap kende hij tegen slagen. Doorbreken naar een groot publiek lukte nooit, recensenten lieten hem te vaak links liggen. Hoofdstukken werden opgeslokt door onwillige computers, een bijna voltooide biografie verdween in de gracht. De tijd tussen twee boeken werd langer, de stapel met meermalen herschreven en geweigerde manuscripten hoger. Maar Bert Jansen, hij tikte voort.

Hij werd geboren in het Drentse Roden, waar zijn vader administratief medewerker was bij een melkfabriek. In 1959 verkaste het gezin naar Groningen. Zijn klasgenoten waren goed voor een levenslang trauma: ‘Boerenzonen die hun haar met room boter achterover kamden omdat brillantine geldverspilling was.’ In 1965 volgde een ver huizing naar Apeldoorn. Jansen raakte in de greep van bluesmuziek en ambieerde een car rière als mondharpspeler. Die kwam niet van de grond en de artistiek aangelegde Bert wilde naar de kunstacademie. Hij had zowaar een keer mazzel: op weg naar de toelatings com mis sie liet hij zijn tekeningen in de bus liggen, maar hij mocht toch aan de opleiding beginnen.
In Arnhem studeerde hij onder anderen bij beeldend kunstenaar Peter Struycken. Na een ruzie met zijn leraar verliet Jansen de academie in 1970 voor Amsterdam, 3 waar hij ging schrijven voor undergroundblad Aloha. Popmuziek werd het belangrijkste thema van de jonge journalist. Zijn geld, niet weinig naar verluidt, verdiende hij bij reclamebureau Young & Rubicam. Daar zat wel logica in. Zijn eerste indruk van Amsterdam, opgedaan tijdens een schoolreisje, was immers een straatadvertentie geweest: ‘Drink Maar Raak.’ In die stad wilde hij wonen, moest hij als twaalfjarige instinctief hebben besloten.

15 jaar vlekken

Jansens verbintenis met OOR kon, zoals gememoreerd, geen doorgang vinden. Noodgedwongen bleef hij schrijven voor Aloha. Eind 1972 startte hij met de serie ‘Vijftien jaar muziek en nog steeds vlekken in de lakens’. In 25 delen verhaalde Jansen van het Apeldoorn van de jaren zestig, de opkomst van de nederbeat en zijn eigen, weinig succesvolle schreden op het pad van de popmuziek. Jansen zou later zeggen dat Wim Noordhoek, Aloha-redacteur en vpro-programmamaker, hem aangemoedigd had zijn herinneringen op papier te zetten. In café De Pels was dat: dezelfde kroeg waar Jansen nog eens zou worden opgewacht door een aantal mannen die hem namens popmanager John van Setten een pak slaag kwamen geven. Van Setten was niet blij met de manier waarop Jansen hem in zijn artikelen had neergezet.
In 1975 werden ‘de vlekken’ gebundeld. Nozzing but ze bloes was het eerste boek dat terugblikte op de roemruchte zestiger jaren, een tijd die definitief voorbij was en vanuit dat besef een mooie melancholieke laag kreeg. ‘Het ligt allemaal alweer zo lang achter ons,’ vermeldde de achterflap, ‘de nieuwe generatie klopt alweer bescheiden op de deur. De wierookdampen van de eind zestiger, begin zeventiger jaren zijn verschaald, het woord flower power zal alleen nog opduiken als slagzin van de Verenigde Bloemisten.’ Een ‘coming of age’-boek in de traditie van Kees de jongen en Catcher in the Rye, geschreven door een minder talent maar wel met vlotte pen en gevoel voor couleur locale. De kracht van het boek was dat Jansen niet de grote thema’s van de sixties probeerde te duiden – geen Provo, geen Maagdenhuis, geen Vietnam – maar juist het kleine en persoonlijke als leidraad nam.

Tweede huis

De ster van Jansen rees. Voor de vara-televisie produceerde hij de popprogramma’s ‘Nederpopzien’ en ‘Wonderland’. Hij ging over muziek schrijven voor OOR (er zat een nieuwe hoofdredacteur) en Haagsche Post. De lucratieve maar geestdodende baan in de reclame kon worden opgezegd, het schrijverschap lag binnen handbereik. Jansen maakte kennis met het dédain van de literaire goegemeente voor alles wat naar popcultuur riekt. Tijdens Vers van de Pers 1977, de presentatie van nieuwe boeken, hield Jansen zijn eerste roman Verder naar het noorden ten doop. Doeschka Meijsing verscheen bij de stand van zijn uitgever. Eind jaren tachtig blikte Jansen terug: ‘Ze pakte mijn boek heel geïnteresseerd op en wilde erin bladeren.
Daarop kwam Carel Peeters van Vrij Nederland naast haar staan en zei: “Leg maar neer. Dat gaat toch maar over popmuziek.” En dat terwijl het er hoegenaamd niets mee te maken had!’
Verder naar het noorden is een zelfmoordroman, geschreven tijdens de depressie die volgde op het verlies van vriendin, huis en baan. De luchtige, onderkoelde toon van Nozzing but ze bloes ontbreekt dientengevolge volledig. Hoofdpersoon Ernst (er zijn recensenten over minder gevallen) is een jongen die wij nu als ‘loser’ zouden omschrijven. Hij steelt een zeilboot en vaart naar het noorden, in de hoop dat koude en voedseltekort een einde aan zijn miserabele bestaan zullen maken. Een origineel gegeven, maar niet zo meeslepend gebracht dat een levensmoede lezer meteen zelf de Noordzee op zou willen roeien.


Het omslag van Nozzing but ze bloes uit 1975. Het boek werd in 1988 uitgegeven onder de titel En nog steeds vlekken in de lakens.

Het boek verscheen niet bij De Bezige Bij, waar Jansen debuteerde. De relatie met die uitgever was namelijk al snel bekoeld geraakt. In 1975 had Geert Lubberhuizen hem joviaal binnengehaald met de mededeling dat Jansen de uitgeverij nu als zijn tweede huis moest beschouwen. Maar toen de kersverse auteur die woorden een week later in praktijk wilde brengen en onaangekondigd op de stoep stond, bitste een secretaresse dat het niet de bedoeling was dat iedereen zomaar kwam aanwaaien. Evenmin werd het op prijs gesteld dat de hond van illustrator Dirk Wiarda, met wie Jansen om geld kwam bedelen voor een nieuw literair tijdschrift, met zijn nagels krassen maakte op het kostbare parket en er daarna overheen zeek. Het liep definitief mis toen Jansen het manuscript van Verder naar het noorden inleverde bij redacteur Remco Campert. Die zei dat de schrijver geen inspraak in het vervolgtraject hoefde te verwachten en blij mocht zijn dat de uitgeverij ‘zoiets’ wilde uitgeven.
Jansen: ‘Erg gelukkig met de situatie was ik niet en toen ik kort daarop Bert Bakker ontmoette, die me zei dat hij minstens drie boeken van me wilde uitgeven, ben ik naar De Bezige Bij gestapt om ze dat voorstel heel eerlijk voor te leggen. Dat deed de deur dicht. Letterlijk.’ De rest van zijn schrijversloopbaan zou Jansen bij Bert Bakker blijven.

Bob den Uyl-achtig

Na de matig ontvangen zelfmoordroman volgde een al even zwaar boek, De zanger, niet het lied (1979). Jansen schetste het troosteloze leven van de verslaafde rockster Warren Southernfield. De schrijver keerde terug naar zijn eerste passie, de popmuziek, maar probeerde met een geforceerde verhaalconstructie een literaire draai aan zijn thema te geven. Hoopte hij zo ook de Carel Peetersen van zijn talent te overtuigen?
Sterker was Jansen wanneer hij over eigen ervaringen kon schrijven zonder zich om literaire grillen te bekommeren. Dan deed zijn proza denken aan dat van de tragikomische verhalenverteller Bob den Uyl. Neem Jansens roman over het zeemansleven, Zweedse Meisjes. De kunstacademiestudent Bert wil het echte leven ontdekken en monstert aan op een coaster. Hij is niet erg geschikt voor het zware matrozenwerk, iets wat hem voortdurend wordt ingewreven door de sadistische bootsman onder wiens gezag hij valt. Bert slaapt alleen in een hut met een stapelbed. Om minder eenzaam te zijn, heeft hij zijn plunjebaal op de onderste matras gelegd, de dekens er netjes overheen zodat het lijkt of hij een maat heeft. ’s Morgens vroeg – veel te vroeg uiteraard – stormt de bootsman de hut binnen. Ligt meneer de kunststudent nog te maffen? Uitslapen doe je maar bij je moeder! Waarop hij een emmer water over het onderste bed smijt. Dan verschijnt vanuit het bovenste bed een grijnzend gezicht en is het niet de matroos maar de bootsman die afdruipt. Met een overwinnaarsgevoel draait Bert zich nog even om. Tot hij zich realiseert dat zijn kwelgeest deze afgang met nog grotere pesterijen zal willen vergelden. En dat hij zich die morgen in ijskoude, doorweekte werkkleding zal moeten hijsen.
Van overwinning naar nederlaag in luttele seconden: het is Bert Jansen ten voeten uit. Met dergelijke plotwendingen pakte hij zelfs de vaak zo vileine Boudewijn Büch in. Die schreef in Leidsch Dagblad: ‘In het genre spannend jongensboek voor volwassenen kan ik het bijzonder aanbevelen als vakantielectuur.’ Maar Büch had evengoed kunnen opmerken dat het thema van het zeemansleven, behalve bij Jan de Hartog en in De scheepsjongens van Bontekoe, vreemd genoeg zo afwezig is in de literatuur van een zeevarend volk als het onze. Alleen al om die reden is Zweedse Meisjes de moeite waard. Waar word je deelgenoot van het zinderende vertrek van een zeeschip dat zijn ankers licht?

De zware diesel-hoofdmotor werd gestart, vlokken zwarte, onverbrande olie daalden op het wateroppervlak neer, uitgebraakt door de schoorsteen. De dekplaten trilden, de sleepboot trok de tros strak. Met veel lawaai kwam het anker boven, druipend van de modder. Toen het vlak onder het kluisgat hing werd de ankerlier stopgezet. Kelfkens hing half overboord met een lange bezem, ik hanteerde een waterslang. Nadat het anker van de modder ontdaan was werd het in het kluisgat gehesen en mij opgedragen de kettingbak schoon te spuiten. Het andere anker werd volgens dezelfde procedure opgehesen. Langzaam kwam de ‘Bothniaborg’ van zijn plaats. Het was een bijna heilig moment. Luchtbellen kwamen vanonder de romp, het landschap draaide een halve slag om me heen. De kapitein stond op de brug, ik veegde mijn haar achter de oren, de spetters Brylcreem vlogen van mijn vingers. (p. 105)

Verder weg van de sixties

Die Brylcreem was nodig om lange haren tegen het hoofd te plakken en te camoufleren. Het waren immers de sixties, de jaren van het generatieconflict, en matrozen met ‘meisjeshaar’ kregen van de kapitein een trap richting de kapper.
Gaandeweg verplaatste de mise en scene zich in Jansens boeken van de jaren zestig naar de decennia die erop volgden. Maar de geest van zijn adolescentiejaren, waarin popmuziek, alternatieve leefstijlen en linkse idealen hoogtij vierden, bleef aanwezig. Thuiskomst (1981) is een novelle over een aan drugs verslaafde werkloze kunstenaar die na tien jaar afwezigheid terugkeert naar zijn ouderlijk huis. Het boek leest als een parabel over de love & drugs-generatie die na jaren van ronddolen ontdekt dat de verschillen met de ooit zo verachte ouders minder groot zijn dan gedacht.
De erfenis van de jaren zestig was een nog belangrijker thema in de verhalenbundel Twee vrienden (1983). Jansen portretteerde dertigers die niet meer konden geloven in de idealen van hun jeugd en moe waren van relaties, praatgroepen en inspraak. Toch is juist het eerste verhaal, dat niet over zijn eigen generatie en de tijdgeest gaat, het beste. Jansen laat een jongetje aan het woord, dat de onbegrijpelijke en verwarrende wereld van de volwassenen observeert. Van de ruzies tussen zijn ouders snapt hij weinig en nog minder kan hij bevatten waarom zijn moeder ’s nachts de zee in loopt. ‘Een suggestief verhaal, fraai van compositie en het beste bewijs van Jansens vakmanschap’, aldus Haarlems Dagblad. Ook stilistisch had de auteur progressie gemaakt. Koos hij in eerdere boeken te makkelijk voor het cliché (boterhammen werden met smaak verorberd, schepen kozen het ruime sop), nu was zijn toon meer eigen geworden.
Voor de auteur was Twee vrienden een afrekening met een deel van de jaren zestig, zo vertelde hij. Met de drugscultuur die toen was ontstaan wilde hij niets meer te maken hebben. Het verhaal ‘Boedha & Blufpoker’ beschreef een reis naar Sri Lanka: ‘Het was de eerste keer dat ik in de Derde Wereld kwam. Ik besefte toen dat mensen zoals ik heel wat tijd verspillen, en bovendien een hoop geld, met eindeloos cafébezoek en drugsgebruik en dat dit nergens toe leidde.’ Sindsdien gebruikte hij de spiegel nog slechts om in te kijken en scheermesjes om zich mee te scheren.
Met drugs was hij klaar, maar zijn grote liefde, de popmuziek, liet Jansen nimmer los. Als mondharpspeler maakte hij vanaf medio jaren zeventig enige naam en hij speelde mee op platen van onder meer Herman Brood. Zijn grootste passie bleef de blues. Voor Hitweek had Jansen in de jaren zestig Cuby & The Blizzards geïnterviewd, de bluesband uit Grolloo, Drenthe, Jansens geboortegrond. Toen moest de kiem zijn gelegd voor wat zijn magnum opus zou gaan worden: de biografie van zanger Harry ‘Cuby’ Muskee en zijn metgezellen. In dit boek zou alles samenkomen: de muziek, de sixties en het Nederland dat in die jaren zo veranderd was. Enthousiast draaide Jansen een wit vel in zijn typemachine.

Slordigheden

Jansens archief in het Letterkundig Museum vertelt een deel van het verhaal. Maar liefst drie van de dertien archiefdozen zijn gevuld met typoscripten van De Legende, zoals de Cuby-biografie zou gaan heten. Jansen begon eraan toen hij met filmer Willem van der Linde een televisiedocumentaire over de Blizzards maakte. Een eerste hoofdstuk is gedateerd januari 1984; in kranten werd de verschijning aangekondigd voor 1985. Maar het boek kwam er niet. Een aantekening uit 1987 verklaart de reden: ‘De eerste versie is blijven hangen in de Schneider Joyce computer, nooit meer te achterhalen, evenals die meer dan vierhonderd vellen A4 papier die op een woonboot...’
Het werd stil rondom het Cuby-project. Jansen publiceerde andere boeken: de literaire thriller Gezichtsbedrog verscheen in 1985 en Het haken slaan van de haas in 1987. Dit is het verhaal over de tobber Egbert Smeenge die steeds meer wegzinkt in existentiële onzekerheid, over zijn grootvader wiens leven hij reconstrueert naar aanleiding van gebeurtenissen die hem vaag zijn verteld, en over de veenkoloniën. Illusie en teleurstelling, verwachting en desillusie: Jansen bleef trouw aan zijn thema. Helaas werd het boek ontsierd door tal van slordigheden. Dat begon al met de titel: ‘hakenslaan’ is één woord. ‘Gefinancieerd’ (p. 7), het ‘opstarten’ van een wasmachine (p. 45), ‘kunstacedemie’ (p. 86): ‘Mij kwelt de vraag hoe auteur en uitgever kunnen verwachten dat je onomwonden je waardering uitspreekt als ze zo onzorgvuldig zijn’, schreef de recensent van Nieuwsblad van het Noorden.
Pas eind 1989 was er weer nieuws over het Cuby-boek. Niet Bert Jansen maar Johan Derksen (oud-voetballer, journalist en vriend van Harry Muskee) bleek de biografie te hebben geschreven. Maar ook op dit werk rustte geen zegen. De Cubyzanger was op Derksens pagina’s dusdanig leeggelopen dat de uitgever zich uit angst voor rechtszaken en schadeclaims schielijk had teruggetrokken.

Een boekomslag als filmposter. Hoewel uit duizenden
herkenbaar droeg het omslag volgens
Prometheus-directeur Mai Spijkers niet bepaald
bij aan de verkoop.
Een boekomslag als filmposter. Hoewel uit duizenden herkenbaar droeg het omslag volgens Prometheus-directeur Mai Spijkers niet bepaald bij aan de verkoop.

Jansen weigerde ondertussen toe te geven dat zijn meesterproef was verzand. Hij begon aan een volgende versie van De Legende, die in november 1991 gereed kwam. De biografie was inmiddels verrijkt met een lang voorwoord, waarin de moeizame totstandkoming werd getekend. Het boek bleek terug te gaan tot 1975, toen Jansen een vergeefse subsidieaanvraag had gedaan. Najaar 1984 werd het project serieus: ‘Na de begrafenis van Laurie Langenbach kwam mijn uitgever met het voorstel me een electrische typemachine cadeau te doen en stelde belang in het boek over C+B. Misschien had het iets te maken met het feit dat Wally Tax aan haar graf roerend zong en de uitgever opmerkte dat dit ooit opgeschreven diende te worden.’ Een jaar en veertien lintcassettes plus ettelijke correctielinten later had hij zijn redacteur 450 vellen A-4 overhandigd. De uitgever had daarop laten weten dat Jansen het manuscript maar een tijdje op de plank moest leggen.

[...]

 

Rutger Vahl (1972) is freelance journalist en schrijver. In 2014 publiceerde hij een biografie van de Zweeds-Nederlandse zanger Cornelis Vreeswijk, in 2015 een biografie van Wally Tax. Recent schreef hij de memoires van Xandra Brood, vrouw van rock-’n-roll-legende Herman Brood. Voor Privé-Domein stelt hij een boek met brieven en dagboeken van Laurie Langenbach (1947-1984) samen (verschijning maart 2017).

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum