Leesfragment: Moederteit

30 april 2024 , door Lucy Jones
| |

Donderdag 16 mei om 19.30 wijden we een aflevering van Athenaeum Verdiept aan Lucy Jones’ Moederteit. Over de metamorfose van zwangerschap, geboorte en moederschap (Matrescence) vertaald door Auke van den Berg en Suzanne Willekens. Vandaag publiceren we voor. Lees bij ons een fragment en bestel!

Behalve de puberteit is er geen periode in het leven die zulke dramatische veranderingen met zich meebrengt als de zwangerschap, de bevalling en het prille moederschap. Toch is er voor deze metamorfose weinig aandacht, zowel in de wetenschap als in onze maatschappij. Sterker nog, spreken over moederschap als iets anders dan een rooskleurige droom is nog steeds grotendeels taboe.

In dit baanbrekende en persoonlijke onderzoek brengt wetenschapsjournaliste Lucy Jones het concept van matrescentie, oftewel moederteit, aan het licht. Zo blijken de veranderingen in de hersenen en de rest van het lichaam van de moeder veel diepgaander, heviger en langduriger te zijn dan we dachten.

Structureel gebrek aan interesse en diepgewortelde economische en sociale constructies rondom vrouwen en het gezin hebben volgens Jones geleid tot een voor moeders onhoudbare situatie. Dit boek is een oproep om ons begrip van het moederschap te verdiepen en om toekomstige ouders een betere ervaring te geven.

Lucy Jones is schrijfster en wetenschapsjournaliste en woont in Hampshire, Engeland. Ze werkte eerder bij pop- en cultuurwebsite NME en The Daily Telegraph. Haar artikelen over cultuur, wetenschap en natuur zijn gepubliceerd in BBC Wildlife, The Sunday Times, The Guardian en The New Statesman.



 

Inleiding

Vrouwen en liefde zijn fundamenten.
Bestudeer ze en je bedreigt de structuur van de cultuur in haar essentie.

Shulamith Firestone, The Dialectic of Sex: The Case for Feminist Revolution

Sorry deze tekst is waardeloos. Mentaal ben ik na de baby nog steeds een wrak om de een of andere reden. Alsof mijn iq 50 punten is gedaald en woorden idioot moeilijk lijken. LOL

Grimes, Instagram, 2020

Toen er in mijn lichaam een menselijk dier groeide, begon ik te beseffen dat ik wel een beetje genept was. Toen ze mijn lichaam verliet, viel me nog meer op.
Zwangerschap, geboorte, en dan – hiep hiep hoera – het vroege moederschap klopten gewoon niet met de culturele, sociale en filosofische verhalen waarmee ik was opgegroeid. Wat ik voelde en zag kwam niet overeen met wat mij was geleerd over vrouwen en mannen, vaders en moeders; ik kon mijn ervaringen niet verbinden met wat ik tot dusver had geleerd over het lichaam, de geest, het individu en het relationele zelf, en de collectieve structuur van ons leven.
Eerst dacht ik dat ik gek aan het worden was. Ik probeerde wanhopig vat te krijgen op wat er met me gebeurde. Ik begon te beseffen dat mijn hoofd was gekoloniseerd door ontoereikende ideeën over het vrouwzijn, het moederschap, over waarden, en zelfs over liefde: de wortels van mijn habitat waren aangetast.
Al snel kreeg ik het gevoel dat ik fundamenteel verkeerd was geïnformeerd over het vrouwenlichaam en de ervaring van het moederschap. De eerste dag dat ik me misselijk voelde, ik was toen een week of vijf zwanger, was ik opgetogen. Ik had gelezen dat ‘ochtendmisselijkheid’ een teken was van een gezonde zwangerschap, en het bevestigde wat zo geheimzinnig en diffuus had geleken: dat in mij het kind groeide waar ik altijd van had gedroomd – eindelijk. Toen de misselijkheid kwam, was die meteen hevig, maar ik dacht: nou ja, eens kijken, het is zo’n vier uur per dag ochtend – nog geen kwart van de periode dat ik wakker ben – dat kan ik wel hebben. Ik knabbelde aan gemberkoekjes en nam slokjes water.
Toen werd het middag. De zware misselijkheid hield aan.
15.00 uur. Nog steeds.
18.00 uur. Wat?
20.00 uur. Hoe?
22.00 uur. Het bleef.
Vervolgens ging dit de volgende dag ook zo, en de dag daarop en die daarop en die daarop. De hele dag, elke dag. Vijf maanden lang.
Tegelijkertijd leek zich in mijn hoofd een parallelle, meer verontrustende verandering af te spelen. Ik was dolgelukkig om zwanger te zijn, verbonden met het groeiende wezentje binnen in mij, maar ik merkte dat ik stiller werd, introverter, meer en meer ontregeld naarmate de weken verstreken. Ik beschikte niet over een taal om deze verandering mee te begrijpen of beschrijven, maar mijn bewustzijn voelde anders: geherstructureerd of opnieuw bedraad. Ik werd er bang van. Het leek wel alsof er iemand anders bij me was ingetrokken die zich zowel in mijn baarmoeder als in mijn hoofd had genesteld. Ik dacht dat ik het me verbeeldde; naar ik had begrepen was een zwangerschap een relatief simpel lichamelijk proces met hier en daar een paar ‘hormonale’ dagen. Ik dacht dat de baby in mijn lichaam zou groeien zoals in een bloempot, en dat ik gewoon dezelfde persoon zou blijven. Maar dat leek niet het geval te zijn.
Toen ik bijna was uitgeteld besefte ik dat zich in mij ook iets anders had ontwikkeld: een vreemd mengsel van niet bestudeerde morele aannames over het moederschap.
Op dat moment kon ik nog niet precies peilen waar ik die ideeën vandaan had, maar toen de baby eenmaal was geboren werd duidelijk dat ik het idee had dat zelfopoffering een essentieel onderdeel was van goed moederschap. Er moest een einde komen aan mijn eerdere onafhankelijkheid en ik moest van nu af aan leven in dienst van anderen, op een intensieve en uiteindelijk zelfopofferende manier.
Ik wist echt zowat niets over moederschap of over het grootbrengen van en zorgen voor andere menselijke wezens. Ik had nooit een schilderij gezien van een barende vrouw. Ik kende niet één liedje dat over zwangerschap ging. Ik had nooit een boek gelezen over het verlies van jezelf in de begintijd van het moederschap. Ik had nooit een toneelstuk gezien over psychische aandoeningen bij moeders. Ik had nooit een luier verwisseld of tijd doorgebracht met jonge kinderen. Ik had een merkwaardig rigide opvatting over wat erbij kwam kijken.
Tijdens de zwangerschap merkte ik dat ik telkens als ik iets voor mezelf probeerde te doen, werd verscheurd door schuldgevoel en een vaag gevoel van ongemak. Ik had steeds sterker de behoefte om die negatieve gevoelens te ontwarren – om ze te scheiden van mijn verlangen om mijn baby te beschermen, ervan te houden en ervoor te zorgen. Ik moest de oorsprong van deze dissonantie zien op te sporen om erachter te komen hoe ik voor haar kon zorgen en tegelijk ook nog iets van een eigen leven kon hebben. Ik ging overal op zoek naar aanknopingspunten.

Uiteindelijk stuitte ik op het concept van het ‘instituut moederschap’, ontwikkeld door de feministische dichter en essayist Adrienne Rich in haar boek Uit vrouwen geboren. In dit boek uit 1976 liet ze zien hoe bredere maatschappelijke omstandigheden – oftewel het patriarchaat – het moederschap tot een ‘modern instituut’ hadden gemaakt met eigen regels, restricties en sociale verwachtingen, allemaal ontworpen om het gedrag en het denken van vrouwen onder controle te houden. Rich maakte duidelijk dat het sociaal-culturele instituut moederschap vrouwen onderdrukte en zelfs de relatie tussen moeder en kind kon beschadigen, en dat het niet aan de kinderen zelf lag. Het instituut voedde het idee dat vrouwen worden geboren met een ‘natuurlijk moederinstinct’ en geen kennis en vaardigheden als verzorgers hoefden te ontwikkelen. De ongelijke machtsverhouding tussen moeder en kind was een afspiegeling van de machtsdynamiek in de maatschappij, stelde ze. Het was een valstrik waarin moeders gedoemd waren te falen. Het instituut achtte ‘alle moeders min of meer schuldig aan het tekortschieten tegenover hun kinderen’. Misschien werd ik toch niet gek.
Ik stond er versteld van hoe relevant Uit vrouwen geboren was, ruim veertig jaar nadat het voor het eerst werd gepubliceerd. Rich was de eerste die het dilemma beschreef waardoor ik werd overweldigd. Zij had haar kinderen gekregen in de jaren vijftig. Bijna zeventig jaar later stonden de taboes die ze beschreef nog recht overeind. Ik ontdekte tot mijn verbijstering dat mijn voornaamste aannames over het moederschap identiek waren aan die van Rich:

Dat een ‘natuurlijke’ moeder een persoon is zonder verdere identiteit, iemand die haar grootste voldoening vindt in het de hele dag samenzijn met kleine kinderen en te leven in een tempo dat op hen is afgestemd; dat het isolement van moeders en kinderen samen thuis vanzelfsprekend moet worden gevonden; dat moederliefde letterlijk onzelfzuchtig is en ook moet zijn.

Hoe was dit mogelijk? Ik was opgegroeid met het werk van Greer, De Beauvoir en Firestone. Hoe was het mogelijk dat dit archetype op mijn dertigste nog steeds zo diep in mij verankerd zat?
Ik had altijd kinderen gewild, maar realiseerde me met een schok dat ik geen hoge pet op had van moeders of het werk dat moeders doen. Ik voelde dat ik bepaalde aspecten van mijn zwangerschap en vroege moederschap verborgen moest houden voor collega’s en werkgevers. Ik had de boodschap geïnternaliseerd dat ik het moederschap afgeschermd moest houden, privé; ik verwachtte door de werkende wereld beoordeeld en veroordeeld te worden omdat ik kinderen had. Ik zag dat het werk van het moederschap economisch noch maatschappelijk werd gewaardeerd: het werd niet geassocieerd met macht of achting. Integendeel eigenlijk. De maatschappij oordeelt nog altijd over vrouwen zonder kinderen, maar geassocieerd worden met ‘het moederlijke’ betekent dat je tot zwijgen wordt gebracht, beperkt, kleiner gemaakt. Ik was doodsbang dat mijn vermogen tot voorplanting mij zou definiëren – en een reden zou zijn om mij af te schrijven.
Toen ik mijn houding tegenover het moederschap nader onder de loep nam, was dat een schokkende ervaring. Ik ontdekte dat ik het als iets onnozels en onintellectueels had beschouwd, van weinig waarde, saai, niets om over naar huis te schrijven. Het was niet productief in de ware zin van het woord. Ik keek er niet naar uit om er ‘mama-achtig’ uit te zien. Ik wilde niet de ‘stank van on-cool moederschap’ met me meedragen, zoals de schrijver Rufi Thorpe het formuleert. Moeder zijn was niet uitdagend, had geen hoge status. Ik zag het als een simpele klus. Ha!
Ik zou er al snel achter komen dat zorgen veel, veel moeilijker, confronterender, opwindender, creatiever, mooier, stressvoller, verontrustender, lonender, saaier, transformatiever, opbeurender en (af en toe) neerdrukkender was dan ik me had voorgesteld, en van veel wezenlijker belang voor een functionerende samenleving dan we erkennen. Ik voelde steeds sterker de drang om de redenen te achterhalen voor het aanhoudende gebrek aan authentiek respect en steun voor het onzichtbare werk van zwangerschap en het baren en verzorgen van kinderen. Niet in de laatste plaats omdat ik aan den lijve ondervond hoe schadelijk dit kan zijn.

De bevalling was een verwarrende ervaring. Het idee van een ‘natuurlijke’ geboorte had me aangetrokken, en ik geloofde wat ik had gehoord en gelezen: als ik me maar ontspande en mijn mantra’s en positieve affirmaties gebruikte, zou ik niet al te veel pijn hebben en zou alles prima verlopen. Zo was het niet.
In de uren, weken en maanden die volgden raakte ik steeds meer vervreemd en gefrustreerd door het ontbreken van een taal om de realiteit van de geboorte van een kind onder woorden te brengen. Ik had altijd geloofd in de macht van woorden, maar hier schoten ze tekort. Niemand had het over pijn; over de geboorte als een emotioneel proces; over hoe het voelde om een ander menselijk wezen te hebben doen groeien, om twee mensen tegelijk te zijn, en om vervolgens verlaten te worden, een persoon het leven in te duwen.
Ik wist niets van de emotionele en psychologische overgang die volgt op de geboorte. Ik had geen idee dat er iets met mijn hersenen gebeurde – dat die letterlijk van vorm veranderden. Ik had geen idee wat me te wachten stond: de angst, de onvoorwaardelijke liefde, het schuldgevoel, de transcendentie, de doodsangst, de psychedelica, het verlies aan controle, de scheuring van het ik.
Dus berustte ik me er een tijdje in. Ik maakte gebruik van de taal die me was aangereikt: het officiële lexicon voor hoe je praat over het moederschap. Ik liep in de pas en ontdekte dat je soms wel kon toegeven dat het een beetje vermoeiend was, zolang je de persoon met wie je sprak vooral maar verzekerde dat je van het kind hield en dat het beslist het mooiste was wat je ooit was overkomen.
Overdonderd en steeds verder geïsoleerd viel ik in een gat. Ik was weg, maar ik wist niet waar ik gebleven was, en of ik terug zou komen. Ik werd weer helemaal geconfronteerd met mijn eigen ik: het ik van mijn jeugd, de naakte wortels van vroege psychische verstoringen. Dit had ik niet verwacht. Ik had gedacht dat het vroege moederschap mild, euforisch, vredig en rustig zou zijn: badend in zacht licht. In werkelijkheid was het hard, scherp en rauw. Het was niet bleekroze; het was bruin van de poep en rood van het bloed. En het was de meest politieke ervaring van mijn leven, boordevol conflict, overheersing, drama, strijd en macht.

[…]

 

© Lucy Jones, 2023
© Nederlandse vertaling, Uitgeverij Nieuwezijds, 2024

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum